Vrijdag 16 augustus 2019: Enquelga
Terug ben ik. Terug hoog in de Andes, nu niet de Boliviaanse, maar de Chileense Altiplano. In Enquelga om precies te zijn. Een gehucht in het Isluga Nacional Park op 4.000 meter hoogte, net iets van de doorgaande weg naar Bolivia. Waar het onverharde fietsen weer begint en de voorzieningen basic of er niet zijn. Een bonus eigenlijk, want de voorbije weken heb ik al heel wat mooie kilometers getrapt. San Pedro de Atacama, de Laguna’s, Salar de Uyuni…. Ja, het was prachtig, beelden die me bij blijven. Ik ben benieuwd wat Chili nog voor me in petto heeft de komende dagen. Vermoedelijk geen lauwe Cola: Isluga Nacional Park, Lauca Nacional Park, Reserva Nacional Las Vicunas, Salar de Surire. En dat in een trip van een dag of 5 naar Putre!
Irma heeft me vanmiddag hier afgezet na een paar rustige dagen in Iquique. Het leven was er goed. Verser dan verse gegrilde polpo, zwaardvis en rib-eye zo mals als wat. En met de wijnen weten de Chilenen ook wel raad. Aangenaam toeven dus.
Het is even wennen weer alleen te zijn. Conaf, de instantie die de nationale parken van Chili beheert, heeft een kantoor annex refugio gestationeerd in Enquelga. Eenvoudig maar adequaat met een paar stapelbedden. Ik tref twee Chilenen. Ze slapen hier vanavond ook. Morgen in alle vroegte gaan ze de vulkaan Isluga beklimmen. Ze bereiden zich voor en acclimatiseren.
Ik sleutel mijn fiets in elkaar, herschik mijn bagage en constateer dat de fiets best zwaar is met 5 dagen eten, 5 liter water, de kampeerspulletjes en m’n cameraset die natuurlijk een flinke duit in de kilo’s erbij doet. In de zon is het aangenaam, in de schaduw is het koud. Last van de hoogte heb ik niet. Ik ben weinig van mijn acclimatisatie in Iquique kwijtgeraakt gelukkig.
Ja, de wind blaast weer flink en tegen het einde van de middag daalt de temperatuur rap af naar vrieskou. Ik ken de dageraad hier. Pedro, de man in charge van Conaf, komt even langs. Hij maakt het in handomdraai behaaglijk. De vlam gaat in het kacheltje en hij brengt nog wat hout voor de avond.
Dit heb ik node gemist de afgelopen weken…. Ik nestel me bij het vuur, bereid de dag van morgen voor en schrijf nog wat in mijn dagboek.
Tegen achten komt een oud vrouwtje eten brengen. Quinoa, aardappels en een stukje taai vlees. Hadden de Chilenen besteld, ook voor mij. Aardige gasten. Werken allebei in de mijnbouw, de kopermijn bij Calama. Of je doet dat, of je vist op zee of je zit in het toerisme. Veel meer smaken zijn er niet in dit lange uitgestrekte barre gedeelte van Chili. De kachel houdt ons warm. De mannen nokken af, morgen om vier uur op. Ik gooi nog een blokje op het vuur, maak een koffie en geniet van het moment.
Buiten zal de temperatuur de -10 graden Celsius inmiddels gepasseerd zijn. In de slaapzak is het warm. Ik ben snel weg.
Zaterdag 17 augustus 2019: Enquelga– langs de weg
Gereden afstand: 41 kilometer – Cumulatief gereden: 41 kilometer
Half zeven gaat de wekker. De twee mannen zijn in alle vroegte al vertrokken. Ik zet de fluitketel op het gas en rommel ondertussen m’n spullen in. Muesli, melkpoeder, beetje suiker en twee bakken koffie. Ja, ik ben wakker en klaar voor de start. Ik laat Peso’s achter voor Conaf en schrijf nog een groet aan de Chilenen.
Iets over achten zit ik op de fiets. Het is nog fris en vrijwel direct gaat de weg omhoog. Ik zoek m’n ritme en geniet. De grassen zijn nog fris groen in het ochtendlicht. In de bedding van de rivier groeien bijzondere planten met een rijkdom aan kleuren. En de lama’s grazen alles van hun gading bij elkaar. Ze kijken even op als ik langrij, maar gaan snel en onverstoorbaar door waar ze mee bezig zijn.
25 kilometer getrapt, tijd voor lunch. Lekker uit de wind bij een verlaten missiepost. Ja, die Jezuïeten zijn flink bezig geweest in hun zendingsdrang.
Even verder zit een rivier. Daar vul ik m’n watervoorraad aan. Ik kom echt niemand tegen. Twee auto’s en een herder, dat was het.
De weg is redelijk goed berijdbaar. Soms wat wasbord, gematigde stijgingspercentages. En de wind zit geeneens zo in mijn nadeel. Kwam ik vandaag her en der wat verlaten keien gebouwtjes tegen of een ommuurd stukje weiland om kennelijk het vee in samen te kunnen drijven, nu niet meer.
Ik ben op weg naar de pas, nog zo’n 300 meter te klimmen. Beschut het tentje opzetten gaat ‘m niet worden. Het waait flink, maar niet extreem. Het lukt om het tentje op te zetten out in the open. Terwijl ik het kamp inricht ontwaar ik een gordeldier. Die is om de duvel niet schuw. Vanmiddag stak er ook al zo’n konijn met staart de weg over, een viscacha. Dik 4.400 meter, het wordt koud. Ik eet wat en ga vroeg slapen.
Zondag 18 augustus 2019: Langs de weg – Salar de Surire
Gereden afstand: 53 kilometer – Cumulatief gereden: 94 kilometer
Zeven uur op. Het is fris, maar de zon komt net achter de bergen vandaan. Ik heb goed geslapen, twaalf uur lang. Paar keer wakker geweest waarbij ik de maan in etappes 180 graden over me heen heb zien trekken. Het leek wel een bundel licht om de rockstar op het podium goed uit te lichten!
Vlam in de pan voor een warm ontbijt en ondertussen rommel ik het kamp de fietstassen in. Half negen fietsen. Behoedzaam manoeuvreer ik m’n bolide tussen de stekelige plantjes door terug de weg op. En de weg, die gaat omhoog! In pakweg 10 kilometer 300 meter klimmen. Ik pak mijn ritme en zwoeg me naar de pas.
Als ik bijna bij de top ben passeren Carabinieri. Gevieren gewapend met kalasjnikov’s en kogelwerende vesten aan springen ze uit de wagen, maar zijn uiterst vriendelijk. Ja, er wordt veel gesmokkeld hier. Vannacht sliep ik een paar kilometer van een smokkelpaadje af Bolivia in. Vorige week aan Boliviaanse zijde werd er ook volop gepatrouilleerd door militairen.
Bijna 4.800 meter, het hoogste punt bereikt. Een heerlijke afdaling begint waarbij Salar de Surire zich ontvouwt. En de majestueuze witte toppen van de vele vulkanen van Nacional Park Lauca laten zich hier al aan de horizon spotten. Ja, dit is een prachtig gebied. En ik heb het voor mij alleen! Helemaal. Ik kan zelfs geen streep van een vliegtuig ontwaren in de lucht. Nou, ik deel het dan met de flora en fauna.
Want die is prachtig. Ruige bodembegroeiing in soms sculpturale groene vormen. En het wild, volop. De lama’s hebben plaatsgemaakt voor de vicuna’s. Gisteren het gordeldier, het viscacha, nu flamingo’s en allerlei andere vogels. Ik meen ook de osprey gezien te hebben. En heel af en toe een condor hoog in de lucht.
Volgens mijn informatie zou er een beekje moeten zitten, maar die is helemaal opgedroogd. Mmm, dan zal de bron er einde van de dag ook niet zitten. Er liggen wel plakkaten sneeuw in wat het beekje zou moeten zijn. Ik schraap er ‘water’ vanaf. Dan haal ik dat vanavond wel door het filter.
Ik fiets rondom Salar de Surire heen en trap lekker door. Wat klimmen, wat dalen en de weg is redelijk…. dit is fietsen waar ik van hou. In de verte dampt het al, een thermische bron. Ja, dat kan niet uitblijven in dit vulkanische gebied. 66 graden Celsius. Ik pak een verfrissend bad en soak me helemaal fris!
Door. Langs de weg lunch ik. Wat koekjes, aangelengde limonade. Ik geniet. Zo alleen op pad zijn is apart. Niemand om tegen aan te ‘lullen’ of indrukken mee te delen. Ongezellig is het niet. Het is mij en de natuur. Ik merk dat de natuur me op slokt. Ik heb geen behoefte aan nadenken of lezen tijdens pauzes. Klinkt gek, maar ik heb er geen ruimte voor.
Volk! Een fietser komt m’n kant op gereden. Mike Steegmans, een Belgische fotograaf. Leuk ervaringen uit te wisselen en elkaar nog wat tips te geven. Even verderop zit een mooi plekje waar de tent uit de wind kan staan, prachtig gelegen aan Salar de Surire waar het barst van de flamingo’s. Zelfs als ik ze tegen de wind in benader, hebben ze me goed in de gaten. Ze zoeken direct ‘dieper’ water. Nou, dan kiek ik ze van hun parmantige achterkant.
Ik ben lekker op tijd. Vier uur. Zo heb ik nog iets van een moment voor het dagboekje en foto’s bewerken alvorens de zon wegtrekt en de temperatuur rap daalt tot ver onder vriespunt. Kamp inrichten, potje koken, nog wat rommelen. Het is gauw zeven uur. Tijd om de oogjes te sluiten terwijl ook de zon echt verdwijnt.
Maandag 19 augustus 2019: Salar de Surire – Langs de weg
Gereden afstand 49 kilometer – Cumulatief gereden: 143 kilometer
Inmiddels begin ik het ritme van de natuur te kennen. Het is licht genoeg met de eerste zonnestralen onderweg dat het wel eens zeven uur zou kunnen zijn. Ook het ochtendritme heb ik goed te pakken. Half negen betreed ik de piste. Salar de Surire is maagdelijk. Windstil en nu pas zie ik hoeveel flamingo’s er werkelijk zijn. Ontelbaar! Zo ver als mijn oog kan zien! Kleine kuddes vicuna’s springen voor me uit. It’s only me and nature again….
Na tien kilometer komt er leven in de brouwerij, maar of ik daar nou geheel blij mee ben…. Wel met de Carabinieri-post. Water! Ze maken er geen enkel punt van dat ik circa 5 liter aqua potable aftap. Spraakzaam zijn ze niet. En taal is sowieso een barrière.
Storender zijn de kiepwagens die en masse in aantocht zijn. Ja, exploitatie door de mens van de natuur. Borax wordt hier gedolven en het is maandagochtend vroeg. Het fietsen wordt er niet bepaald comfortabeler van. Stofwolken trekken ze op, zeker op de weg terug als de kiepwagens zwaar en vol beladen zijn.
Ik klim met uitzicht op de Lauca-vulkanen Salar de Surire uit. De fauna laat zich niet meer zien. Die weten wel rustiger oorden in dit gebied!
Na nog eens 10 kilometer zit er een shack. Een oud vrouwtje weet wat truckers lekker vinden. ‘s Morgens vinden de lama-steaks van de grill gretig aftrek. Het vlees wordt vers van het been afgehakt. Hoewel het tentje in de middle of nowhere staat zonder elektriciteit of wat waag ik me er ook maar aan. De omloopsnelheid is hoog genoeg, dus dat moet wel snor zitten.
De weg is wat zanderig met veel wasbord. Toch kan ik steeds een redelijk spoor vinden. De voorbijgaande vrachtwagens accepteer ik maar. Er zit niet veel anders op. Wel rij ik consequent links, de opgestoken wind waait al het opwaaiende stof dan mooi van me af. En opvallend, er is geen ander verkeer dan de trucks. Niemand, er is echt niemand net als de andere dagen. Geen toerist of wat! Nou ja, een fietser dan. En ik volg het spoor van een andere fietser. Of fietster kan ik beter zeggen, een stoere Duitse die vanaf Tierra del Fuego begonnen is te trappen. Ze ligt een dag op mij voor volgens Mike.
Ik voel me goed op hoogte, steeds boven de 4.000 meter, soms wat honderdjes meer. Ik lunch langs de weg, steevast een rol koekjes en aangelengde limonade en neem even wat rust. Het fietsen hier is veel aangenamer dan de afgelopen weken in Bolivia. Ja, ‘s nachts is het ook hier heel koud, maar de scherpe kantjes begin van de ochtend en einde van de middag zijn net iets milder. En overdag maakt het zonnetje het ok. Ook hier steekt ‘s middags die wind op en zijn de wegen onverhard en niet altijd best. Overall is het aangenamer. Ik beleef heerlijke dagen zo.
Ik trap de kilometer naar de junction vol en zie een flinke windhoos voor me. De vrachtwagens pakken de hoofdweg rechtsaf. Linksaf moet er een stil weggetje zijn. Even sta ik in dubio, want hier stroomt ook rivier de Lauca. Voor vandaag heb ik genoeg water, maar niet voor morgen, laat staan overmorgen. En waterpunten zouden karig moeten zijn vanaf hier. Volgens de app Pocket Earth zou er langs het stille weggetje een riviertje moeten lopen. Maar die zou zo maar eens opgedroogd kunnen zijn hier in de winter, de periode van droogte. Ik waag het er op en kan altijd nog terug.
Geluk is aan mijn zijde! Na wat kilometers zit er een mooie stroom. Ik mag ‘m ook nog eens doorwaden. Te diep om zomaar doorheen te raggen. Blote voeten met de fiets aan de hand is veiliger. En ach, als ik hier dan toch ben…. waarom niet even een flinke soap?! Heerlijk verfrissend na pakweg drie dagen van provisorisch wassen….
Verder. Ik rij nog wat kilometers en trap langs een verlaten nederzetting. Het voelt wat unheimisch, maar het muurtje biedt prima beschutting tegen de wind. Vier uur, lekker vroeg. Zo kan ik ook nog een uurtje vrijaf nemen om aan m’n dagboek te werken en de tocht van morgen voor te bereiden. En ach, dat unheimische. Dat went snel. Sloten op alle deuren alsof de deurwaarder langs geweest is. Links en rechts op het erf zwerven al dan niet kapotte flessen van genot. Botten, soms nog resten van kadavers en troep, veel troep. Sporen van leven dat was.
In de ondergaande zon zet ik m’n tentje op en richt de boel in voor de nacht. Ik kook een voedzame pasta met tomatensaus en parmezaanse kaas. Instant, maar het warmt me lekker op.
Plots een ‘buenos dias’. Een andere fietser? Nee, het is Alberto, een local. Hij is op weg naar het (uitgestorven) dorpje verderop, voorbij de junction. Hij is uiterst vriendelijk en belooft me morgen te wekken om acht uur als hij weer langsfietst. Ik kijk ‘m na in de schemer. Mooi moment.
Over zevenen. Hoogste tijd te gaan slapen, anders merk ik dat morgen in m’n fitheid. Tandjes poetsen, ik giet vast water voor ontbijt in het kookpannetje en schiet nog een foto.
Dinsdag 20 augustus 2019: Langs de weg – Misitune
Gereden afstand: 35 kilometer – Cumulatief gereden: 178 kilometer
Brrr, het is koud geweest vannacht. Ik klokte bijna -20 graden. Maar het dons en merino heeft me warm gehouden. Het rijp zit op de kraag en capuchon van m’n slaapzak, helemaal wit uitgeslagen. Het is even op gang komen. Aan alles merk ik dat het kouder is geweest dan andere nachten. Ritssluitingen die amper open willen, benzine die lastig wil ontvlammen en het pannetje water is diep bevroren. Het duurt dus effe voordat ik de dampen en belletjes zie verschijnen om bij de havermout, melkpoeder en koffiepoeder te kunnen mikken.
Ik moet ook op gang komen. Ondanks het zonnetje vriezen m’n fikken eraf en voelen m’n voeten als twee klompen ijs. ‘Buenos tardes’! Alberto. Op z’n fietsje. Hoe oud zal hij zijn, de leeftijd van de pensionado gepasseerd schat ik in. En nu zie ik z’n hoge laarzen achterop gebonden om de rivier die ik gisteren met blote voeten overstak droog te overleven. Taal vormt een barrière, maar de ontmoeting is weer hartelijk.
Het is al over negenen alvorens ik op de fiets zit. Net als alle andere dagen begin ik met drie lagen merino en een windjack. Bivakmuts op en dubbele handschoenen aan. Gedurende de dag verdwijnt eigenlijk alleen maar het windjack en een laag handschoenen. De bivakmuts wordt rond een uur of elf een nekwarmer. En ik smeer m’n gezicht, althans wat daar nog van te zien is, dik in met zonnebrand. Factor 50. Dat vier keer op de dag herhalen is nog geen remedie tegen een rooie neus! Tropisch hier!
De ochtend is prachtig. De besneeuwde toppen van de vulkanen, de schakeringen van groen, geel en bruin. En alleen een enkele vogel ‘verstoort’ de stilte. Want stil is het. Ja, die vrachtwagens gisteren waren een ruwe verstoring. Zeker in de ochtend als de wind er niet is, is het helemaal stil. Soms zo stil dat het piept in mijn oren. Ik beleef alles zo intensief op de fiets. Wat een prachtige tocht.
Een herder vond het kennelijk nodig het pad af te zetten om zijn lama’s de doorgang te beletten. De lama’s zie ik niet, de herder evenmin. Wel de vulkaan die smeult, als een fabriekje dat aan het werk is. Moeder Aarde.
Water. Ik moet bij tanken, de rivier raakt hier het pad. Een ritueeltje om vijf liter te filteren. De oever is bevroren en in het stroompje drijven klompen ijs. Dit ‘gravity’-filter past wel bij het slow travelling wat ik doe. Rustig de vuile waterzak omhoog houden en een ‘zuiver’ waterstraaltje druipt de waterzak en -flessen in.
Ondertussen neem ik de natuur in me op. Het is van grote schoonheid.
Verder. Een spookdorpje en ik krijg steeds mooier zicht op de vulkaan met z’n haast perfect conische vorm. Inmiddels zit ik op 4.300 meter, een hoogte dat ik de komende tientallen kilometers zal vasthouden. Maar oef, wat gaat de weg op en neer. Inspannen en ontspannen, steeds weer klimmen en dalen.
Weer een spookdorpje, denk ik. He, ik zie het fietsje van Alberto staan! Twee honden slaan vervaarlijk aan. Met een woord maant hij ze tot rust. Alberto trekt me mee naar binnen z’n keukenhut in. Hij zet water op en komt met yoghurt en instant-cake op de proppen. Nou, dat gaat er wel in. De ketel fluit, een grote bak coca-thee verkwikt me. Lekker, was ik aan toe.
De honden slaan weer aan. Huh? Volk? Twee mannen van Conaf, dat de nationale parken in Chili beheert. Ook bij hen gaan de cake en coca-thee er wel in. Ze zijn wat onthutst. Vannacht heeft een puma een vicuna wreed bij de lurven gepakt. Tja, de natuur.
Ik fiets verder, klim naar een hoogvlakte en rij de kilometers naar Misitune vol. Ook een spookdorp, maar hier sluit de stille weg die ik reed helaas weer aan op de route die de trucks rijden richting Putre. Er zit een basic truckerscafe. Dat wist ik niet.
Half vier inmiddels. What to do? De wind is inmiddels flink opgestoken en zit tegen. En het wordt klimmen vanaf hier naar de hoofdweg tussen Bolivia en Chili. Met de vele trucks die passeren geen pretje, laat staan dat het makkelijk wordt een rustig kampeerplekje langs de weg te vinden zonder herrie en stof. En beschutting van een nederzetting verwacht ik al evenmin.
Met wat gebarentaal maak ik de vrouw des huizes duidelijk dat ik hier wil overnachten. Op de vloer in het cafe is haar best. Mij ook, de boel sluit om zeven uur, maar het cafe opent alweer om vier uur! In het schuurtje verderop is ook plek om m’n matje en slaapzak beschut uit te rollen. Mooi, kan ik morgen vroeg vertrekken. Scheelt me totaal drie uur kamp op- en afbouwen!
Tussen de truckers werk ik mijn dagboek bij en sleutel aan m’n foto’s. Gek genoeg heb ik totaal geen behoefte de nieuwste roman van Houellebecq verder uit te lezen. Ik zit in zulke andere sferen. Zeven uur, ik zoek mijn mandje in een stoffig hok op.
Woensdag 21 augustus 2019: Misitune – Putre
Gereden afstand: 47 kilometer – Cumulatief gereden: 225 kilometer
Het is heiig buiten als ik m’n slaaphok uitkom. Tot nu toe is dat geen voorbode van het beste weer heb ik de afgelopen weken gemerkt. Ik ontbijt in het cafeetje. Gebakken eitjes, een sloot koffie en vers wit brood uit de oven. Met wat suiker is dat best lekker.
Ergens zie ik wat op tegen het fietsen vandaag. Een kleine dertig kilometer bergop, de trucks met hun stofwolken die weer op het toneel verschenen zijn, het wasbord…. ‘Onzin Alexander. Het is maar een paar honderd meter naar 4.550 meter, je benen zijn goed en het is je laatste fietsdag hier!’ Zo is het.
De vrouw des huizes wil niets hebben voor het nachtje. Lief. Ik pak me warm in en ga trappen. De haast perfect conische vulkaan Parinacota fiets ik ‘vrij’. En z’n iets minder mooie tweelingbroer ook. En daarachter ontwaar ik nog net het besneeuwde puntje van hun buurman in Bolivia. Heiig blijft het, maar ook de lucht zit vol van het opwaaiende stof.
Gelukkig passeren er bijna geen trucks. De wind waait al wel dapper tegen. Dat voor de vroege ochtend. Mmm… dat vermoedde ik al. Mijn kuiten geven dan maar wat extra gas. De percentages van stijging vallen wel mee. Het wegdek is zwaar, veel wasbord en soms verzand het.
Wanneer ik de bocht om kom staat er plots een stoet van trucks. Ai, er is er eentje uit de bocht gevlogen net. De chauffeur heeft het er gelukkig goed vanaf gebracht. Maar dit is wel een total loss.
Ik trap mijn laatste kilometers in Lauca. Inspannend. Omhoog en met een fikse wind tegen. Ik lunch met zicht op de Parinacota. Ja, dit waren een paar prachtige dagen fietsen.
Asfalt. Rechtsaf klimt de weg omhoog naar Bolivia. Linksaf daalt ie naar Arica aan de Stille Oceaan. Ik sla linksaf en bevind me weer eens op de Pan Americana.
Van te voren werd ik gewaarschuwd door mensen voor het vele ruwe verkeer van de Boliviaanse chauffeurs die de handelswaar van de schepen die aanleggen in Arica ophalen. Nou, vergeleken met Ecuador 20 jaar terug is dit een paradijs! Wat er toen allemaal voorbij scheurde en er op of langs de weg lag. En de vrachtwagen die voor mijn neus al zijn lading verloor….. Pfff.
Toch is de 20 kilometer naar Putre niet helemaal een pretje. De wind zit dik 6 Beaufort tegen. Ik let goed op, laat de zwaartekracht z’n werk doen, bedien waar nodig met de wijsvingers de hydrauliek van de schijfremmen en kom veilig aan. 1.000 meter lager. Opeens groeit er van alles en is het aangenaam warm. Zomers zou ik bijna zeggen.
De tocht zit er op. Een lodge, ik was met een warme douche alle viezigheid van me af. De mails en berichtjes stromen binnen. Bijna normal life. Heel tragisch en onverwacht. Peter is overleden. Met hem fietste ik begin jaren negentig mijn eerste tochten overzee. Een kwart eeuw geleden reisden we door Bolivia, strandden we door stakingen in Potosi en misten Salar de Uyuni. Twee weken geleden fietste hij in gedachten met me mee.
15 jaar strijd. Zelfs een winner kan de natuur niet overwinnen.