Vrijdag 23 en 24 december 2000: Rotterdam – Santiago
Vrijdagavond vlak voor kerst. Iedereen maakt zich op voor een lang weekend kerst. Ik zit nog te werken. Heel hard te werken. Morgen vlieg ik naar Zuid-Amerika. Vier weken fietsen in Noord-Patagonia. Al jaren ben ik van plan geweest Patagonia te bezoeken. In het zuidelijke gedeelte is vanwege de stormachtige wind nauwelijks aangenaam te fietsen. Mijn keus is gevallen op het noorden. De “Camino Austral”, een weg door de mooiste gebieden van Chili, gewonnen op de natuur. Een prestigeproject van de verdoemde oud-dictator Pinochet. Het lijkt allemaal nog ver weg voor me……
Eerst mijn checklist afwerken. Punt voor punt verdwijnt tot ik om vijf uur zaterdagochtend het genoeg vind. Ik rij naar huis. Mijn auto is bedekt met een laag ijs en de wind is snijdend koud. Op de Zalmhaven had ik alles al goed voorbereid. Ik verwerk de laatste kerstpakketten in de wijnkelder, sluit de deuren en rij naar Driebergen. Waarom rijdt mijn auto zo lekker als ik er vier weken niet in mag rijden?
Ik pak mijn spullen in de fietstassen en kan nog even gezellig ontbijten met pappa en mamma. In relatieve rust kunnen we nog even bijpraten. Gisterenavond is door alle drukte van het werk helaas de mist in gegaan. Dat halen we nog wel een keer in!
Pappa biedt aan me naar Schiphol te brengen. Dat is makkelijk en zo verlengen we de tijd samen ook wat. Al in de auto voel ik dat het werk van me wegglijdt. Ik heb er nooit lang voor nodig. Bij pappa kriebelt deze reis ook. Ach, met mamma naar Italië is ook zeer aangenaam! Buiten sneeuwt het. Op Schiphol koop ik een doos voor de fiets en tref Fons in de vertrekhal. Een snel afscheid van pappa, fiets pakken, inchecken en vliegen. Weg van de drukte van de afgelopen weken.
Vliegend boven de wolken proosten we op een goede reis. In Barcelona begint het lange wachten op de aansluitende vlucht naar Santiago. Voor de zoveelste keer kom ik er achter dat in de Telegraaf helemaal niets te lezen valt, zelfs niet in een kersteditie. Na een stop in Madrid zet de Airbus koers naar Zuid-Amerika. Van de vlucht merk ik niks. Pas boven Brazilië ontwaak ik met een prachtig uitzicht op de naderende Andes.
De Aconcagua, Santiago, een hypermoderne luchthaven. Doorvliegen naar Balmaceda blijkt niet mogelijk. Het vliegtuig was al om acht uur ’s ochtends vertrokken. Hapje eten, fietsen tijdelijk stallen en op naar het centrum. Het is weldadig warm in Santiago. Strakblauwe lucht met een verkoelende wind. Het is zondag 24 december 2000, begin van de middag, de dag ligt eigenlijk nog voor me. Fons en ik flaneren door de drukke straten. Goh, wat een stad, groots, straattheater, schilders en veel genietende mensen. Tegenover de kathedraal gaat een halve liter bier er moeiteloos in. Op de hotelkamer komt weer van alles uit Fons zijn fietstassen. Een complete cd-speler met boxen en tien cd’s. Morgen fietsen!
Maandag 25 december 2000: Santiago – Balmaceda, 24 kilometer
Een lawaaiige nacht. Kennelijk vieren de mensen hier Kerst wat luidruchtiger en uitbundiger dan we in Nederland gewend zijn. Een vroege taxi brengt Fons en mij naar de luchthaven. Met een tussenstop in Puerto Montt kom ik aan in Balmaceda. 6 graden zegt de stewardess. Fons kijkt me verontrust aan. Inderdaad, het is ijzig koud, een snijdende wind. Het regent, het hagelt. Mijn handen en oren vriezen eraf. In het dorpje haalt Fons wat benzine voor de brander. Startklaar!
Wat een ruimte en wat een natuur. Aan de horizon liggen de besneeuwde toppen van het Andes-gebergte. De hoogtemeter wijst 800 meter aan. Op naar de Camino Austral via een onverharde weg met veel kuilen en keien. Ooh die wind, wat blaast die hard. Na 17 kilometer slaan Fons en ik de linksaf de Camino Austral in en zetten koers naar het zuidelijk gelegen Lago Carretera. Hard gaat het niet. De weg is slecht met veel wasbord. Af en toe passeert een vrachtwagen of een pickup, verder niets, niets, niets dan overweldigende natuur. Wegschietende vogels, ruisende beken en de wind…. De wind is niet ongunstig. Regelmatig voel ik een flinke steun in de rug. Af en toe een ranch. Enorme stukken land met runderen, een paar honden. Gelukkig zijn ze niet zo agressief als in Ecuador.
Fons en ik zetten de tenten op achter wat struiken net niet zichtbaar vanaf de weg. Water tap ik uit de rivier. De nasi met cashewnoten en satésaus smaakt goed. De koffie met een scheut cognac maakt me warm, het is vrieskoud. Ik kruip mijn slaapzak in. Fons zoekt tegen half negen ook beschutting in mijn tent. Een borrel, wat praten. Ik ga pitten. Vanuit Fons zijn tent hoor ik nog wat muziek klinken…..
Dinsdag 26 december 2000: Balmaceda – Puerto Ibanez, 69 kilometer
Een koude nacht. Pas als de eerste zonnestralen doorkomen wordt het behaaglijk. Bami, een kop koffie, een goede basis voor de inspanningen van de komende dag. Het weer is mooi en slecht tegelijk. Blauwe lucht met zon afgewisseld met harde wind en hagel. Sommige stukken weg zijn verhard. Dat fietst heerlijk en de snelheid schiet omhoog. Onder een rotsblok langs de weg zorgt Fons voor een warme lunch. Soep, mie en koffie. De weg stijgt, daalt en steeds ontspinnen zich nieuwe vergezichten. Het is prachtig, vooral de spitse bergtoppen.
Ik zie een oude VW-bus met gordijntjes langs de weg staan. Hé, een Nederlands nummerbord. Ja hoor, een gezin uit Gouda. Ze hebben de auto laten vervoeren naar Ushuaia (Vuurland) en reizen in zes maanden dwars door Zuid-Amerika. Als we hen moeten geloven ga ik nog prachtige weken tegemoet.
Als ik op de eerste pas aankom op circa 1.100 meter ligt Cerro Castillo als een kasteel met puntige uitkijktorens voor me. Even ben ik een Tour de France renner. Tijdens de afdaling flitst Fons me voorbij met de videocamera in de hand. Bij de T-splitsing slaan Fons en ik linksaf richting Puerto Ibanez. Het fietsen gaat opeens zwaar. Een onverharde weg met veel wasbord, maar met de wind in de rug, veel afdalen en prachtige natuur maakt dat niet uit. Dit is waarvoor ik naar Patagonia ben gekomen. De bergen, de sneeuw, de kleuren, de ruimte, de dramatische luchten, het is schitterend. Mijn ogen komen tijd te kort. De panaroma’s wisselen steeds. Soms kruist een Chileen te paard de weg. Opeens ligt Lago Carretera voor me. Fantastisch groen blauw. Bijna rij ik op een voortgedreven kudde koeien. Chilenen te paard, jagende honden, fraai gezicht.
Ibanez is een kleine plaats aan het meer, een soort Valdez in Alaska. Vergezeld door de wind met als enig bestaansrecht de ferry naar Argentinië. In de wind en regen zetten Fons en ik de tenten op en maken eten klaar, een ware bruine bonenschotel. De baas van camping komt met zijn hele familie een feest voorbereiden voor vannacht. Een varkensromp wordt met een zaag tot spareribs verkleind. Plaatjes van kinderen met grote donkere ogen. De mensen zijn zo vriendelijk overal. Gelukkig kunnen Fons en ik binnen zitten. Het is lekker warm. Ik voel me helemaal rozig!
Woensdag 27 december 2000: Puerto Ibanez – Chile Chico, 18 kilometer
Met een dik oog word ik wakker. Het is geen gezicht. Zal wel wegtrekken. Fons maakt koffie. Ik heb nog wat hartkeks in de tas. Simpel, maar het is voedzaam. Tegen half negen krijg ik bij de ferry een Alaska-gevoel. In the middle of nowhere, ruige natuur, enorme windkrachten. In een hutje neem ik nog een kaassandwich en wat koffie. Fiets vast sjorren op de pond en varen. Een tankwagen, een personenauto, wat reizigers. Het is koud maar ik blijf buiten want het uitzicht is fantastisch. Fons raakt aan de beschutte bakboordzijde aan de praat met een Israëliër. Zes maanden op reis….. Na twee uur varen draait de boot richting Chile Chico. Zeegang zou ik bijna zeggen. Het gaat enorm te keer. De fietsen worden drijfnat van het buiswater.
Chile Chico is een grensplaats met Argentinië. Het waait enorm, maar de zon schijnt volop. Een microklimaat. 300 dagen per jaar zon. Fons vindt wat loodgieterspullen om zijn balhoofd mee te fiksen. We kopen in voor de komende dagen en lunchen. Maar die wind, het houdt niet op. Fietsen! Het stadje uit is verschrikkelijk steil omhoog. Wanneer het stijgingspercentage daalt valt de wind in haar volle omvang ons pas op. Pal tegen. Fietsen gaat niet. Zelfs op de vlakkere stukken. Ik waai zowat van mijn fiets af. Een aanbod van een lift slaan we af. Maar het blijft ploeteren. We lopen en het gaat niet harder dan 5 km/u. Om gek van te worden. Die wind, oh die wind. Kilometer voor kilometer, of beter, 10 meter voor 10 meter, ze verschijnen traag op mijn computer. Het gaat moeizaam en kost ongelooflijk veel kracht. Soms slapen mijn handen van het voortstuwen. Soms glijden mijn voeten weg bij afzetten en soms glijdt de fiets weg.
Ons water is op. Wat te doen? We besluiten bij een rivier te overnachten, dan hebben we tenminste voldoende water voor vannacht en morgen en daarna zien we wel weer verder. We zoeken een beschutte plek wat van de weg af. Na de beoogde kampeerplek ontdaan te hebben van stenen probeer ik de tent op te zetten. Het lukt niet, de wind blaast de tent gewoonweg plat. Fons heeft een zelfdragende tent en zet hem vrij eenvoudig op. Terwijl Fons mij helpt scheurt een van de boogstokken dwars door zijn tent heen. Dat is pech. Hij repareert zijn tent provisorisch, maar ik heb niet het gevoel dat de tape bestand zal zijn tegen de windstoten. We besluiten nog maar wat verder te rijden in de hoop een betere plek tegen te komen. Het is al half acht. We tappen water bij de rivier en strompelen met de fietsen voort.
Gelukkig, vrij snel vinden we een plek direct langs de weg. Wel zichtbaar, maar dat moet dan maar. Bang uitgevallen zijn we allebei niet. Tenten opzetten, eten koken. De pasta smaakt goed met de blikjes bier die we omhoog gesleept hebben. Nog een sigaartje met een borrel. Tijd om te gaan slapen en bij te komen van de vermoeienissen. Eind goed, al goed.
Donderdag 28 december 2000: Chile Chico – Puerto Guadal, 31 kilometer
Ik heb onrustig geslapen. Het stormde verschrikkelijk. Zelfs op deze beschutte plek werd de tent soms ineen gedrukt. Ik hield mijn hart vast. Ontbijt met broodjes van gisteren. Kaas, koffie…… en alles begint weer opnieuw. Fiets omhoog trekken, wegglijden. De wind blaast onverbiddelijk. Ik hoor plots geronk achter me. Een oude kiepwagen. Ik zwaai een keer. Voor we het weten liggen de fietsen in de bak met ons erbij. Een prachtige tocht begint. Honkebonken, stof, wind en een scherpe zon. Maar we rijden en schieten tenminste op en de vergezichten zijn schitterend. De weg is krankzinnig. Het meer is vlakbij. Soms scheidt ons maar een halve meter van een vrije val in het meer. Maar de vrachtwagen trekt en sleurt door de sporen heen. De weg is uitgehakt in de rotsen. Spectaculair! Soms liggen rotsblokken op de weg. Even stoppen, wegrollen en doorrijden. Ik moet er niet aan denken dit met de fiets te hebben gedaan.
We zijn vijftig kilometer verder als we worden gedropt. We drinken wat en fietsen verder. De weg stijgt en daalt. Na enkele kilometers krijgen we het meer weer in zicht. Prachtige uitzichten met een steeds wisselend panorama. Bij een brug stoppen we. Fons heeft onderweg twee eitjes gekocht. Samen met kaas, Tabasco en cajunkruiden smaakt dat uitstekend. Langs de uitlopers van het meer rijden we Puerto Guadal binnen. Op de camping zetten we het circus weer op. Het is heerlijk weer, wel veel wind maar de tenten staan mooi beschut.
Fons heeft een fraai idee: Barbecuen! In het dorp koopt hij vlees. Met wat staaldraad als spies boven een fikkie lukt het prima. Muziek aan. Bier, wijn en cognac bij de hand. Het is pas tegen elven als we gaan pitten.
Vrijdag 29 december 2000: Puerto Guadal – Tranquilo, 31 kilometer
De dag begint wat traag. De bakker is niet open, dus eten we wat koek met koffie. Tenten afbreken, fietsen inpakken en alsnog naar het dorp. Bij een supermercado vullen we de voorraden aan, kopen benzine, twee eieren. In het parkje ontbijten we echt en het is al half elf voordat we vertrekken. De weg trekt direct steil omhoog. De wind is weg en het is warm. Een afdaling volgt. Deze is zo verschrikkelijk steil dat ik moet afstappen…… Gelukkig brengt het meer verkoeling. Als we even stoppen om bij te komen van alle vermoeienissen kan ik mezelf oppeppen een duik in het meer te nemen. Het is ijskoud maar heerlijk verfrissend want de afgelopen dagen heb ik bijna geen gelegenheid gehad me te wassen.
We zitten nu op het zuidelijkste puntje van Lago Carretera. De Camino Austral gaat hier nog verder zuidwaarts naar Villa o Higgens. Wij slaan rechtsaf richting het noorden. De route gaat op en neer. Soms is het wegdek volledig wasbord dat er amper te fietsen valt. Iedere keer weer moet ik me goed concentreren het juiste spoor te volgen. Het is vermoeiend en de snelheid is vaak niet hoger dan 10 tot 12 km/u. ’s Middags is ook de wind onze vijand. Dubbel zwaar dus! Om de 10 kilometer stoppen we even om bij te komen . Vandaag willen we Tranquilo nog halen, maar het venijn zit hem in de staart. De weg heeft nog vele klimmetjes voor ons in petto. Afstappen om de fiets naar boven te sleuren, soms glij ik weg in het grind. Ook de fiets wil wel eens van de weg afglijden.
Pas om acht uur bereiken we Tranquilo. Ergens iets eten lukt niet. In een boomgaard vinden we onderdak. We zetten de tenten snel op en stillen de trek met pasta. Allebei zijn we uitgeteld. Morgen kalm aan, mijn hele lichaam kraakt……. Na een lekkere fles wijn vallen de ogen tegen tienen dicht.
Zaterdag 30 december 2000: Tranquilo – Westkant Lago Carretera, 25 kilometer
Pas om half negen word ik wakker. Een lange nacht! Het is prachtig weer. Blauwe hemel, zon en wind. Bij de bakker haal ik broodjes. Zo ziet het huis van een inwoner er hier dus uit. Een kachel, wat stoelen, wat foto’s aan de muur. That’s it! Maar de dorpjes kennen zo’n relaxte sfeer. Men verdient hier de centjes met veeteelt en rond het meer met fruitteelt, echter niet op een grote schaal. Bij de supermercado slaan we voor de verandering worstjes in om te bakken tussen de middag.
Het meer is prachtig groenblauw. Wat een panaroma. De weg is slecht, vol wasbord, kuilen en klimmen, klimmen, klimmen…… Allebei voelen we de dag van gisteren nog in onze lijven. Mijn knieën kraken! Om de vijf kilometer stoppen we even. Genieten van het uitzicht, wat eten, drinken en weer verder. De hotdogs smaken goed tussen de middag. Ach, alles smaakt bij buitensport. Water is er in overvloed, overal stroomt kraakhelder water naar het meer toe. Nergens maak ik me zorgen over de betrouwbaarheid van het water. Tegen drieën is het mooi geweest. Fons ziet een prachtige kampeerplek. Heerlijk in de schaduw rommel ik wat, lees over Patagonia en werk mijn dagboek bij.
Veel bloemen staan in een bloei. Prachtige lupines en ze geuren heerlijk. Ook de bomen kennen schitterende door de wind gegeselde vormen. Op deze plek staat zelfs bamboe. Wat is er soms weinig voor nodig om een heerlijk gevoel te hebben. Tent, fiets, eten, prachtige natuur, goed gezelschap van Fons. Om zes uur opent Fons de bar. Hij heeft het bier laten koelen in de rivier. Uit de speakers galmt de cd van Mark Knopfler, vervolgt door de blues van The King en Eric Clapton met Fleetwood Mac als afsluiter. Alleen de brander sputtert wat tegen. Waarschijnlijk verstopt, er slaan alleen maar gele vlammen uit. Dan maar zwarte pannen! Soepje voor, macaroni als hoofdgerecht. Toe koffie met een flinke scheut whisky. Nog een borrel na, sigaartje erbij en tien uur weer de slaapzak in…….
Zondag 31 december 2000: Westkant Lago Carretera – Cerro Castillo, 109 kilometer
De laatste dag van het jaar. Perfect geslapen. Zes uur op zoals het hoort voor een lange dag. Inmiddels hebben we allebei routine in het inpakken. In een goed half uur kunnen we wegzijn. Tegen zevenen fietsen we weg. We verlaten het meer. Ik had verwacht dat het direct klimmen zou worden. In plaats daarvan fietsen we door een vallei. Ik voel me een koning te rijk. Heerlijk fietsend door een prachtig landschap, een doorkomende zon, pure natuur, goede conditie. Na een uur stoppen we even. Een reep chocola. Eten is belangrijk. Per dag verbruikt een fietser veel energie.
We hebben pas 20 kilometer afgelegd en volgen al een rivier naar de zee toe. Dit mag van mij wel zo doorgaan. Soms is het wegdek erbarmelijk slecht met veel wasbord. Nu ook nog met enorme keien. De snelheid valt flink terug en de weg duikt de bergen in. Klimmen! Het is weer trekken en sleuren geblazen. Soms is het voor fietsen gewoonweg te steil. Afstappen en de fiets omhoog slepen……. Ik kan wel viool spelen op mijn achillespezen. Het is werken, meter voor meter.
De natuur verandert. Het wordt groener en het is vochtiger. Ik zie veel planten uit de tuin van Biesaart….. Ik stop bij een verkeersbord van de vulkaan Hudson. Hier is een uitbarsting geweest in 1991. Het hele landschap was weggevaagd. Opeens is de weg bedekt met lava. Het is een perfect wegdek en we mogen ook afdalen. Loeierhard gaat het. In de vallei ligt metersdik lava. Wat kan de natuur toch krachtig zijn. De natuur is zich aan het herstellen. De begroeiing is in de afgelopen jaren weer op gang gekomen.
Onze route volgt weer een rivier. De kilometers vliegen onder ons door. In de verte zie ik dat de weg weer omhoog gaat. Is het dan al weer over met de pret? Inderdaad. Na 90 kilometer is het weer klimmen onder een priemende zon. Regelmatig bezoeken grote steekvliegen me. De fiets of ikzelf glijden weg in de sporen van de puinwegen. Na een steile afdaling wacht ik even op Fons. Opeens zie ik van de andere kant een fietser aankomen. Fons??? Nee, een Zwitser met in zijn gevolg een bloedmooie Chileense. Hij spreekt wat Engels, zij niets. Ik begrijp niet hoe deze lelijkerd zo’n fraaie vrouw in zijn tent heeft weten te krijgen.. Ongelooflijk. Even later komen we nog een stel Argentijnen op de fiets tegen. Eigenlijk hoef je niet veel tegen elkaar te zeggen. Je begrijpt precies waar de ander mee bezig is. We wisselen wat ervaringen uit wat de ander nog te wachten staat. Het klimmen en dalen en het wegdek zijn steeds belangrijke thema’s…….
De laatste loodjes zijn zwaar. De dag is lang geweest. Al mijn ledematen kraken. Tegen zeven uur komen we aan in Cerro Castillo en zijn helemaal af. Gelukkig is de lokale supermercado nog open en avondeten doen we in het lokale restaurant. De biefstuk met frites smaakt best, het bier nog beter. We zetten de tenten op het dorpsplein neer. Het is oudejaarsavond. Terwijl ik de slaapzak inkruip om wat te rusten weet ik dat ik 24.00 uur slapend zal beleven. Weg ben ik…….
Maandag 1 januari 2001: Cerro Castillo – Camping langs de Camino Austral, 41 kilometer
Fons heeft ’s nachts nog wat knallen gehoord. Twee waren het, meer niet plus twaalf slagen van de klok. Voorwaar niet gek voor zo’n gehucht. We schudden elkaar de hand en gaan gewoon door met de heerlijke vakantie. Fons weet zijn gekochte eieren steeds heel te houden en bakt ze samen met cajunkruiden en kaas. Het smaakt perfect op toast. Ondertussen doe ik me ook tegoed aan kerstbrood met vruchten.
Het balhoofd van de fiets van Fons werkt niet goed. Om het te controleren haalt hij zijn fiets uit elkaar en het is pas tegen twaalven wanneer we vertrekken uit Cerro Castillo. De eerste tien kilometer zijn smerig vals plat. Als door het wolkendek soms de zon doorbreekt zweet ik me kapot. Toch zijn we snel bij het punt waar we vorige week richting Ibanez sloegen. Allebei weten we dat ons een lange klim te wachten staat. We lunchen misschien wel daarom lang…..Hoewel het wegdek is geplaveid is het steil. Ik doe mijn ogen dicht en trek me in een uur omhoog. Trekken, zweten, stampen…… De hoogtemeter geeft 1.185 meter aan. Het is merkbaar kouder. Fons heeft wat meer tijd nodig. Vorig jaar had hij de betere conditie, nu kan ik harder doortrekken. Gisteren was Fons ook helemaal af.
Het afdalen over het stuk wat we al eerder gefietst hadden gaat lekker. Gek genoeg herken ik vrijwel niets van de vorige week. Wel zijn de wegwerkers opgeschoten met het verharden van het wegdek. Jammer eigenlijk. Dan wordt het gebied meer ontsloten voor toerisme. Het is nu nog allemaal zo puur. Iets anders wat nog zo heerlijk is van de Camino Austral is het water. Het is overal zo puur en helder vers van de gletsjers. We drinken het onbehandeld. Wat een verkoeling en smaak, daar kan geen Spa-reclame tegenop!
Na veertig kilometer trappen vinden we het genoeg en strijken neer op een mooie camping, zetten de tenten op en drinken wijn. Per ongeluk heb ik gisteren een 2-liter pak gekocht. Fons maakt een heerlijke macaroni met worst en uien. Alles smaakt goed als je buiten bent. Vanavond zal het wel koud worden. De hoogtemeter geeft nog steeds 1.045 meter aan. We hebben voor het eerst ontvangst van de wereldomroep en horen over de brand in Volendam. Onwezenlijk om dat te horen in de Andes te Chili.
Dinsdag 2 januari 2001: Camping langs de Camino Austral – Coihaique, 66 kilometer
Vandaag lijkt een makkelijke dag te worden. Het weer is heerlijk en tegen achten zitten we op de fiets. Eerst lekker afdalen, weliswaar over een slechte weg, maar toch! We passeren onze kampeerplek van vorige week. Snel zijn we bij de geasfalteerde weg naar Coihaique. Alles verandert. Fikse tegenwind, bevolking en veels te veel auto’s. Fietsen wordt een kwelling…… Zes tot zeven kilometer per uur, nog ruim dertig te gaan. Ik reken door dat het zeker nog vier uur gaat duren voordat we aankomen. Zittend langs de weg zijn we allebei niet vrolijk. Daar gaat onze makkelijke dag. Maar bij fietsen ligt gelukkig een oplossing altijd om de hoek.
Na dik twee en een half uur beuken tegen de wind in draait de weg naar het noorden en zwakt de wind plots af. Binnen een uur zijn we compleet in de bewoonde wereld. Wat een verandering. Opeens een politieagent die mij erop wijst dat ik een eenrichtingverkeer straat in rijd. Ik haal mijn berichten van internet op. Een groet van pappa en mamma, verder nog wat van Menno. Van het werk helemaal niets. Dan zal het allemaal wel goed lopen.
We strijken neer in een restaurant en doen ons te goed aan veel bier, steak, frites en Irish Coffee. Het smaakt goed en als we tegen de avond opstaan voelen we de spieren en de rozigheid. In een simpele herberg overnachten we. Onder een koude douche boen ik me helemaal schoon en val snel in slaap…….
Woensdag 3 januari 2001: Coihaique – Villa Ortega, 39 kilometer
Vandaag regelen we alle zaken waar we gisteren geen zin meer in hadden. Een ring voor Fons zijn balhoofd. Zo waar, de fietsenmaker heeft er toevallig een. Hij wil er niets voor betaald hebben. Een supermercado. We slaan in voor de komende dagen waarin we weer de onbewoonde wereld ingaan. Bij het restaurant van gisteren ontbijten we. Het valt me op dat een plaats als deze vergeleken kan worden met just another town in Amerika. Een vergelijkbare grid, dezelfde auto’s, eenzelfde atmosfeer……
Onder een bewolkte hemel rijden we de stad uit. Eerst dalen en vervolgens een flinke klim. Tijdens het klimmen hebben we wel prachtig uitzicht op de stad. Even later slaan we rechtsaf en rijden weer op de Camino Austral. Weg is het mooie asfalt, maar weg zijn ook de auto’s! Wat een rust.
We passeren ranches. Al het land in deze omgeving is in cultuur gebracht. Bomen zijn verbrand door de kolonisten. Ze liggen nog weg te rotten in de weilanden. Soms staan paarden langs de weg. Van een voorbijrijdende vrachtwagen schrikken ze niet. Van een eenzame fietser raken ze helemaal op hol. Honden doen het tegenovergestelde. Zij raken kennelijk helemaal opgewonden van fietsers en komen blaffend op me af. Gelukkig zijn ze niet zo agressief als in Ecuador.
Het regent. De lucht zit helemaal potdicht. Ingesnoerd in mijn regenjas loop ik naar boven. De weg is te nat waardoor de banden in het zand kleven. Een Chileen te paard drijft een kudde stieren een zijweg in. Dat is toch wel stoer. Twee honden assisteren hem.. Een prachtig gezicht.
In Villa Ortega is uiteraard niets te beleven. De Carabinieros springt zijn kantoor uit als hij ons ziet. Wat wil je, als de hele dag niets passeert. De taal maakt communicatie moeilijk. Net buiten Ortega vinden we een prachtplaats om te kamperen tussen de lupines aan een riviertje. De tentjes staan snel. Het weer is wat onbestendig. Regen en zon wisselen elkaar af. We borrelen met een biertje en wat pinda’s en koken overheerlijke macaroni met ui en worst aangelengd met Tabasco. Lekker, met de wijn smaakt dat prima. Koffie toe, wat rommelen, wereldomroep luisteren en nog een laatste onder het genot van Fons zijn stereo. ’s Nachts regent het continu. In de slaapzak heb ik het warm.
Donderdag 4 januari 2001: Villa Ortega – Plek langs de Camino Austral, 68 kilometer
Met een mooie ochtendzon begint de dag en kunnen de tenten drogen. Ontbijten, een kop koffie en geroutineerd pakken we de fietsen in. Half negen zijn we op weg. Af en toe vallen wat druppels uit de zware bewolking en het is meteen hard werken. De regen heeft de weg als marsepein gemaakt waardoor het zwaar fietsen is. Slechte stukken moeten lopend worden genomen. Afdalen gaat niet hard en is zelfs gevaarlijk. Met name de bochten die schuin aflopen. Van te voren weet ik niet of ik weg glij of niet. Gelukkig tot nu toe geen valpartijen.
Het landschap wordt gedomineerd door de platgebrande bomen. Door de tijd zijn ze helemaal zilver gekleurd geraakt. Zonde, er is weinig voor in de plaats gekomen. De wind suist weer eens onbarmhartig hard rond onze oren. Al met al lever ik enorme inspanningen. Na 20 kilometer is Fons het zat en ligt languit gestrekt in het gras genietend van een momentje zon. Ik drink wat en verorber heerlijke chocola. Dat is zo fijn van het fietsen. Ik kan zoveel eten als ik wil.
Na nog eens 15 kilometer trappen op de pedalen vinden we aansluiting . De weg is waanzinnig mooi geasfalteerd en het gaat dan ook hard naar Manihuates. Onderweg zwaai ik naar een Noors stel op een tandem. In Manihuates laten we grote steaks voorzetten. Die gaan er wel in evenals de Coca Cola. Stijf zijn we allebei van de inspanningen. Het is stil aan tafel, we zijn moe. Het liefst kamperen we zo dicht mogelijk bij deze plaats. In de regen fietsen we Manihuates uit. Al snel is de weg weer grind. Maar wegwerkers prepareren de weg voor asfalt. Er is amper op te fietsen. Dan maar lopen, lopen, lopen. We moeten opletten voor de zware vrachtwagens. Samen met de regen, de donkere wolken en het ongezellige decor maakt dat de dag er niet mooier op. De weg wordt onderlegd met puin van de bergen. Toch jammer dat hier asfalt komt. Waar is het goed voor? Veel verkeer is er niet. Prestige of grote plannen voor het toerisme?
Even na het wegwerkergeweld proberen we een beschutte plek te vinden. Het lukt maar moeizaam. Uiteindelijk achter samengeschoolde verbrande bomen slaan we het kamp op. Al snel regent het hard. Ieder brengt zijn tijd door in de tent en het blijft maar regenen. Heel hard met van die dikke druppels. Omdat we ’s middags al warm hebben gegeten eet ieder wat makkelijks en vallen we vroeg in slaap.
Vrijdag 5 januari 2001: Plek langs de Camino Austral – Amuengal, 44 kilometer
’s Nachts goed geslapen, maar de regen heeft onophoudelijk op het tentdoek getikt. Mijn tent heeft het goed gehouden, slechts aan mijn voeteneind heeft het uiteindelijk wat doorgelekt. Hoewel het nog regent, communiceren we dwars door de tentdoeken heen dat we toch gaan fietsen, wat moeten we hier? Fons heeft het vannacht niet droog gehouden. Onder de buitentent pak ik alles in. Binnentent eruit, dan hou ik die tenminste droog. We zeggen niets tegen elkaar. Allebei weten we dat dit van die momenten in een fietsvakantie zijn waar je even doorheen moet.
Gelukkig is het wegdek nog hard genoeg om op te fietsen. In de stromende regen trappen we de kilometers weg. Na 10 kilometer zien we een onderdakje waar we even droog wat kunnen eten. Hier barst het weer van de muggen, dus we rijden maar snel weer door. Gedachteloos dender ik over de weg uitkijkend voor gaten en wegglijden. Op zich gaat het redelijk, maar het is vermoeiend met alle nattigheid erbij. Het landschap is ongemerkt wel veranderd. De Camino Austral is hier niet meer dan een bospad door gematigd regenwoud. Het moet mooi zijn met de Andes op de achtergrond, maar mijn gezichtsveld is beperkt door mijn capuchon en het verder grijze decor.
In een hutje wacht ik op Fons. We eten wat chocola en gaan snel verder. Rusten heeft geen zin, dan krijgt de kou vat op me. We passeren een aantal meren. Bij Los Tres Lagos is een prachtige kampeerplaats gesitueerd, maar deze ligt er mistroostig bij en is erg drassig. Ik praat even met de Conaf-man. Hij schrikt zich dood als ik opeens uit het niets verschijn. Hij spreek redelijk Engels en heeft in Europa gevoetbald, hij kent zelfs Venlo. Hij zegt dat Amuengal vlakbij is. Nog even dus. Het dorp stelt niks voor. In een hospedaje schuiven wij aan voor een voedzame soep. De paar zonnestralen gebruiken wij voor het drogen van de tenten en andere spullen. ’s Middags even languit. Verder dan een stukje vlees bakken met brood en kaas komen ze niet. Een meisje vraagt waarom ik mijn fiets op slot zet? Regelmatig komen passanten langs voor een kop koffie. Wij zitten ’s avonds gezellig aan een tafeltje, drinken wat borrels, heerlijke muziek van Mark Knopfler, wij schaken wat. Buiten lijkt de avondlucht op te klaren maar even later zit alles weer potdicht, de elektriciteit is inmiddels uitgevallen, tijd voor mijn bed.
Zaterdag 6 januari 2001: Amuengal – Cabanas langs de Camino Austral, 64 kilometer
Goedgemutst sta ik op. Uitgerust, een voorzichtig zonnetje, weer een vakantiedag voor de boeg. De baas zit in de keuken wat voor zich uit te turen. Gisteren kwam hij niet verder dan vlees bakken, vandaag verzorgt hij het ontbijt met eigengemaakte jam en kaas. Mijn fiets loopt niet lekker. Ik smeer de ketting en stel de versnellingen bij en hij loopt weer als een zonnetje. Wij dalen af, het gaat heerlijk. De natuur is nu echt veranderd in een gematigd regenwoud. Met een soort rabarberplanten als op het eiland bij Biesaart. 10, 20, 30 kilometer ze staan op de teller voor ik het weet. Bij een waterval zit Fons midden in het stromende water. Ja, zo is de dag. Blauwe lucht, zon en een aangename temperatuur. De weg is wel ruig. Een zware steen spat op tegen mijn scheenbeen en landt tussen mijn bracketas en tandwielen.
Bij een prachtig punt waar de Rio Cesini oorverdovend naar beneden dondert lunchen we. Wij drinken zo uit de watervallen langs de weg, wat een genot. Maar terwijl wij lunchen betrekt de lucht, het regent eerst aarzelend, vervolgens fors. Fons heeft altijd veel tijd nodig om zijn fiets regenvaardig te maken. Ik ga alvast vooruit. Het regent pijpenstelen. Hoewel het niet ideaal is kan ik best genieten van dit soort situaties. Mijn lijf veilig opgeborgen in high tech spullen en ik voel mij fysiek lekker. Ik maal naar boven. Bij de ingang van het nationale park Quelat wacht ik even op Fons, wij bespreken de tactiek. Puyuhuapi is te ver. Wij mikken op een Conaf camping in het park met nog vijfendertig natte kilometers te gaan. De weg gaat steil omhoog. Afstappen en lopen gaat helaas sneller. Van het park zie ik weinig behoudens de weg omgeven door dicht gematigd regenwoud. Tussen de bossen door zie ik gletsjers, maar vanuit mijn beperkte gezichtsveld en de grijze lucht komt er toch weinig van genieten terecht.
Toch ben ik vrolijk, zeker wanneer ik de top bereikt heb. Nou ja, top, vijfhonderd meter is hier een top. Mijn hoogtemeter zal ik moeten bijstellen, hij geeft zevenhonderdenvijftig meter aan. Waarschijnlijk in de war door het turbulente weer. Een enorme afdaling begint. Doordat het weinig lichamelijke inspanning vereist koel ik af, maar de afdaling is prachtig ondanks het beperkte zicht. Wel opletten, vooral in de bochten voor losliggend grind en een verdwaalde tegenligger. De weg is eenbaans, maar gelukkig nog redelijk te berijden ondanks de regen. Onderweg kom in een Argentijn tegen, hij fietst van Bariloche naar Perito Moreno. Vorig jaar heeft hij van Ushuaia naar Perito Moreno gefietst. Volgend jaar heb ik ook van dit soort plannen. Misschien wel gecombineerd met Paaseiland, ik weet het nog niet, maar plannen heb ik altijd.
Wachten op Fons heeft geen zin, ieder heeft zijn eigen tempo en ik zou alleen maar verregenen en verkleumen. Vlak voor de camping zie ik een Cabanas teken. Doordat ik met de Argentijn heb staan praten is Fons ook nabij, bij het zeggen van het woord Cabanas, is Fons al de oprijlaan opgereden. Negentig dollar is veel maar altijd nog beter dan de nattigheid. De kachel wordt flink opgestookt, Fons installeert de stereo. Bier, wijn en sterk staan op tafel, plus sigaren. Heerlijk. De kachel is zo heet dat wij erop kunnen koken. Pasta met worst wordt een beproefd recept, aangescherpt met Api, de tabasco die Fons vorig jaar kocht in Equador. Uit de fietstassen van Fons komt opeens van alles tevoorschijn. Paté (kerstpakket Fons), kaas en toastjes. De baas des huizes komt nog wat hout brengen. Een warme douche, ik voel mij helemaal het heertje. Fons wast zijn kleding met waspoeder gejat bij de plaats na Lago Quilotoa. Het lijkt wel een pak coke wat hij bij zich heeft. Buiten regent het maar door, een kat zit lekker tegen de warme schoorsteen op het dak van het huis van de beheerder.
Zondag 7 januari 2001: Cabanas langs de Camino Austral – Puyuhuapi, 33 kilometer
Het eerste wat ik ’s ochtends hoor is het getik van de regen. Om half negen ontbijten wij. In de keuken op een op hout gestookte oven maakt de beheerder een aangenaam ontbijt klaar. Vers gebakken brood, café con leche, gebakken ei en eigengemaakte jam. De warmte van de oven maakt het ook aangenaam toefen. Zo stel ik mij mijn huis later ook voor. Grote leefkeuken, lekker van alles klaarmaken.
In onze cabanas maken wij alles reisvaardig, maar kijken wat sip naar buiten, niets dan grijze lucht en regen. Tegen elven gaan wij dan maar, drijfnat maar gelukkig houdt mijn regenjack de nattigheid wel tegen. Langs het fjord, wat eigenlijk de Pacific is, rijden wij de laatste meters in het nationale park Quelat. Van de befaamde hangende gletsjer zien wij weinig. Wij komen een Engelsman tegen, al twintig maanden fietsend onderweg, vertrokken in Alaska op weg naar Ushuaia. Hij filosofeert wat over het wereldfietsen en wil eigenlijk snel terug naar Engeland. Als hij zo doorgaat komt hij in een cirkel van routine. Het fietsen is dan geen middel meer om de wereld te verkennen maar om te kunnen zeggen I cycled the world. Hij is bang dan oog voor detail te verliezen, alleen maar op de gebaande wegen te blijven en uiteindelijk af te stompen.
De weg moet prachtig zijn, ik hoor de kikkers continue kwaken, het fietsen gaat op zich lekker, de weg stijgt en daalt, in de verte zie ik het dorp Puyuhuapi al liggen. De zee zo dichtbij geeft wel een eindeloos gevoel. De regen heeft alle olie uit de ketting gespoeld, ik hoor de tandwielen knarsen. Wij passeren een enorme wegverzakking, met bulldozers wordt met geweld de weg weer vrijgemaakt. Ik schrik van de machtige natuurlijke krachten.
Puyuhuapi is in 1935 gesticht door Duitsers, dat is te zien. In een restaurant eten wij grundlich und sauber een heerlijke vissoep met mosselen, vlees met puree en echte kuchen mit sahne. Wij nemen onze intrek in Allemande. Een warme douche en na twee weken scheer ik mij weer eens. In het dorp doen wij inkopen voor morgen, het blijft maar regenen. Ik loop even door de tuin van ons hotel. Een mooie moestuin, twee grote duitse herders in de kennel, kippen voor de eieren. Omdat onze kamer geen kachel heeft nestelen wij ons in de huiskamer bij de houtgestookte haard. Alles ademt een Duitse sfeer uit. Duitse boeken, zwart-wit foto’s en een echte Dual pick-up maar het blijft maar regenen.
Maandag 8 januari 2001: Puyuhuapi – La Junta, 52 kilometer
’s Ochtends vroeg op. We ontbijten in de eetkamer. Brood, croissants, te hard, maar we eten veel om als fietser aan de energie te komen. Buiten regent het weer. Het lijkt maar niet op te houden. Er is zelfs geen sprankje hoop dat het beter zal worden, zo dicht zit het wolkendek. Fons werkt al zijn tassen via het kamerraam naar buiten.
We rijden het dorp uit en klimmen. Bij het einde van het nationale park rusten we even onder het afdak. Een moment zonder het getik op de capuchon. Terug de nattigheid in. Ik overwoog een regenbroek mee te nemen, Hier fiets ik met regenjas, mijn lichaam is warm, al zijn de benen en voeten aan de koude kant, maar door de inspanningen houd ik het behaaglijk. Door het slechte weer geniet ik minder van de natuur. Mijn gezichtsveld is beperkt door de capuchon, maar het fietsen gaat lekker en gelukkig is het wegdek niet aangetast door de dagenlange regenval. Ik dender over het wegdek heen. In La Junta wacht ik op Fons. Hij fietst minder krachtig dan vorig jaar. Eerder moe en minder snel, wellicht ook omdat hij zoveel bagage bij zich heeft.
Bij een benzinestation doen we inkopen. Het is een mooie ontmoetingsplaats. Een Israëlisch stel die een auto gehuurd heeft in Argentinië, een drietal motorkampeerders. Onderdak vinden we bij een Cabanas aan het begin van het dorp. Een gaskachel brengt de temperatuur naar aangenamere warmte. Buiten sleutelen ze aan de gastank voor warm water. Fons wil even met zijn fiets gaan badderen, direct staat de geiser in lichterlaaie. Gelukkig is het snel geblust met een kop water.
’s Avonds maken we er een gezellig café van. Sigarenrook, toast met kaas, heerlijke Chileense wijn, toe Chileens spirits….. Het is goed toeven met Fons. We hebben aangenaam gezelschap aan elkaar. Eenzelfde mindset over het fietsen, we hoeven nooit te discussiëren over beslissingen en hij brengt gezelligheid mee met muziek en hij drinkt lekker mee. Tegen half elf is het mooi geweest en duiken we de slaapzakken in.
Dinsdag 9 januari 2001: La Junta – Villa Santa Luisa, 79 kilometer
’s Ochtends is het weer wederom niet veel beter. We pakken in, drinken koffie met toast en jam en gaan terug naar het benzinestation voor de inkopen. Fons bergt zijn eitjes veilig op. Goed gefoerageerd reizen we af. De eerste kilometers gaan vrij snel. Onder een grijs decor met regelmatig een klim vliegen de kilometers onder onze wielen door. Omdat we niet zwaar ontbeten hebben eten we na 20 kilometer al brood met kaas. Volgens mij is de bakker zout vergeten, maar dit terzijde.
Ik neem wat voorsprong op Fons en fiets een Duits stel tegemoet. Altijd leuk om fietsers te ontmoeten. We wisselen wat ervaringen uit. Ik word ingehaald door een Chileen die een pompende beweging maakt. Fons zal wel een lekke band hebben. Samen met de Duitsers fiets ik terug. Fons is al klaar. We fietsen door, lunchen met soep en worst en stampen weer verder.
Het landschap wordt fraaier maar blijft bedekt met een dikke sluier. In Villa Vanguardia komen we nog twee Argentijnse dames tegen. Veel te melden hebben ze niet, we fietsen door. Fons wil al gaan kamperen maar als ik lekgeprikt wordt door muggen en dat met de miezer om drie uur ’s middags is de beslissing om door te fietsen snel gemaakt. We rijden door naar Villa Santa Luisa.
De kilometers gaan snel. Een Nederlands stel zet de tent op langs de weg, ze zijn onderweg van La Paz naar Vuurland. In Villa Santa Luisa worden we gefotografeerd door Argentijnse journalisten. Ze willen een item over ons maken. Ik geef hen mijn email-adres voor het artikel. In het dorp is niets te krijgen. Bij de rivier zetten we onze tentjes op en vangen bij het koken plots wat zonnestralen op. Wijn erbij, pasta met kaas en salami, irish coffee toe, niets te klagen. Sigaartje na. Wereldomroep aan. In de tent spelen we een potje schaak, genieten buiten nog van het prachtige landschap en gaan tegen negenen tukken. Moe van de dag.
Woensdag 10 januari 2001: Villa Santa Luisa – Resort langs de Camino Austral, 28 kilometer
Als ik ontwaak zie ik dat bovenop de bergen sneeuw gevallen is. ’s Nachts heeft het aanhoudend geregend. De tent is kletsnat. Gelukkig is het nu droog buiten. Ik ga brood halen bij een huisje in het dorp. Ondertussen zet Fons koffie en heeft de gebakken eieren klaar. Snel inpakken en fietsen. Het is direct weer klimmen, het is steil. Bocht na bocht, ook het wegdek is niet optimaal. Na ruim 5 kilometer kom ik boven. Twee Brazilianen staan zich voor te bereiden op de regen. Ze zijn met de motor op weg naar het Zuiden. Een ruige afdaling volgt. Het is koud en nat. Ik moet me goed concentreren de fiets op de weg te houden. IJskoud zijn mijn handen. Aan de horizon gloort wat zonneschijn. We trappen nog een paar kilometer door en zetten de tent op aan een gletsjermeer bij een resort.
Over een paar dagen gaat de ferry die we moeten hebben, we hoeven niet te haasten deze te halen. We zetten de vuurplaats in de fik, maken soep en klooien wat aan ons materieel. Ik kijk op de landkaart voor een mogelijke tocht van Santiago via Argentinië naar Puerto Montt voor volgend jaar. Moet ik allemaal nog maar eens op een rij zetten. ’s Middags gaat de zon nog schijnen en zijn de tenten snel droog. Eten doen we in het restaurant. We zijn de enige gasten. Ik begrijp het niet, het is vakantieperiode in Chili. De zalm smaakt goed. Voor de tenten wakkeren we het vuur flink aan en drinken nog een goeie borrel.
Donderdag 11 januari 2002: Resort langs de Camino Austral – Chaiten, 65 kilometer
Mijn tent is droog als ik opsta. Wat een verademing. We ontbijten uit het vuistje en rommelen de boel in. Wegwezen. De weg is in vergelijking met gisteren een verschrikking. Gisteren hoorde ik al de geluiden van wegwerkmachines. Die hebben de weg geëgaliseerd. Een zegen voor de automobilist, een ramp voor de fietser. De weg ligt bezaait met keien en de banden zakken weg in het rulle zand.
Gelukkig zijn de machines tot het eerste dorp gekomen en niet verder. We zijn ze nu voor en dat is te merken. Het gemiddelde schiet omhoog. Voor we het weten zijn we in het dorpje Amerillo, eten toast, doen wat inkopen in de enige supermercado die er is. Honden jutten elkaar op. Achter hekken staan ze wild naar ons te blaffen. Als Chilenen te paard langskomen met nog drie honden barst de hel los.
De weg naar Chaiten is relatief makkelijk. We zijn op weg naar de zee, dus naar hoogte zero. 15 kilometer voor Chaiten is de weg zelfs geasfalteerd. Het genot is van korte duur. Druppels, plenzende regen. Daar gaan we weer. Chaiten ziet er troosteloos uit in de regen. Donkergrijze wolken, de boulevard stelt niets voor. Om wat op temperatuur te komen strijken we neer in een restaurant en eten een hamburger met friet en bier. Ziezo, dat ligt als een blok op de maag. Ik probeer wat informatie in te winnen over de ferry, maar de rij is zo lang dat ik maar naar internet op zoek ga.
De straten van Chaiten zijn ruim opgezet. Veel te doen is hier niet. 3.200 inwoners en wat boten die af en aan komen met vis. In de druil kom ik bij een zaak met internet. “Over twintig minuten”. Ik loop naar Enertel. Nee, stuk. Terug in de andere zaak, nee, ook stuk. Inmiddels is het al einde middag. We doen inkopen bij een supermercado en rijden Chaiten uit op zoek naar een camping 4 kilometer ten noorden van het dorp. Het regent nog harder dan te voren.
Ondertussen passeren zware vrachtwagens ons met grind. Terwijl ik naar boven rij snap ik eigenlijk niet waarom we gaan kamperen in dit zeikweer. Fons zit al een eindje achter me. Ik baal als een stekker. Is dit nu vakantie? Op de kilometerteller zie ik dat ik al ruim vijf kilometer heb gereden. Ik sta op het punt om te draaien en op zoek te gaan naar een warm bed. Plots een bord. Ik zie de zee, de honden slaan aan, de campingbaas komt naar buiten. Centraal op het veld staat een huis met kachel en banken. Aangezien er verder helemaal niemand is mag ik mijn fiets zo naar binnen rijden. De campingbaas loopt terug om wat hout voor ons te halen.
Wat kan een fietsvakantie toch snel verassende wendingen nemen. Net zit ik nog te vloeken, nu zit ik met mijn handen bij een verwarmend vuurtje in de wetenschap dat ik vanavond droog zal slapen. Heerlijk. De stereo van Fons zorgt voor gezellige muziek. We eten weer pasta met salami en kaas en ui, beproefd recept. De vrouw des huizes komt afrekenen vergezeld door haar schatten van kinderen. Op hun fietsjes rijden ze rond in onze ruimte. 2 en 4 zijn ze. Vooral het meisje is een plaatje. Als ik ze allebei chocola geef kunnen we niet meer kapot.
In gebrekkig Spaans communiceren we wat. Haar man leidt buiten de schapen naar de schuur. Hij houdt ze met de honden bij elkaar. Prachtig. Zo aan de Stille Oceaan, wat een mooi uitzicht. Hij komt nog even bij ons naar binnen, stookt het vuur wat op en ze vertrekken naar hun woonhuis. Wat een geluk straalt van hen af. Even later komt zij terug met twee warme flessen melk. Voor morgen bij het ontbijt!
Het is aardedonker. Fons heeft kaarsen aangestoken. We drinken nog een borrel, luisteren muziek en stoken al het hout op. Ik ga pitten, maar loop eerst nog even naar de zee. De zee ruist altijd zo mooi. Van een snelstromende rivier gaat drukte uit, de zee geeft rust. Ik val heerlijk in slaap.
Vrijdag 12 januari 2001: Chaiten – Calito Conzato, 57 kilometer
Kwart over zeven op. Vandaag rijden we naar Calito Comato om daar de ferry te nemen naar Rio Negro. Met de melk maken we café con leche. Fons bakt de eitjes. Half negen verlaten we de camping na de familie nog even gedag te hebben gezegd. De weg klimt direct omhoog. Het wegdek is waardeloos. Recent geëgaliseerd….. het lijkt wel of de wielen kleven aan het wegdek. Het gemiddelde is laag. Gelukkig is het wel droog en schijnt een voorzichtig zonnetje.
Mijn hoop dat het na Santa Barbera beter is blijkt ongegrond. Op de top van de heuvel rijden twee tegemoetkomende auto’s bijna op elkaar. De een wijkt uit en rijdt zo de weg af het regenwoud in. Ook op de hier zo rustige wegen blijft het dus oppassen geblazen. Na 20 kilometer passeer ik de twee wegwerkmachines. Dat geeft hoop. Inderdaad. Slecht wegdek maar met goede sporen voor de fietsbanden. Voor ik het weet zitten we op 30 kilometer en lunchen we met uitzicht op een meer. De Andes is goed zichtbaar en overal omringd ons haast ondoordringbaar regenwoud.
De weg is weer slecht en gaat soms steil omhoog. Afstappen en lopen dan maar of flink op de pedalen rammen. Fons kiest voor het eerste, ik voor het laatste. Het kost veel kracht en mijn fiets krijgt er flink van langs, maar het geeft wel een kick. We passeren een Chileen op de fiets. Hij staat versteld van de afstand die we fietsen. Nou, dat valt wel mee vind ik. Bij een trail wacht ik op Fons. De trail geeft een aardige impressie van een gematigd regenwoud. Ik loop hem even af. Via metershoog bamboe, lianen, varens en een drassige ondergrond bereik ik de Alerce bomen die wel 4.000 jaar oud kunnen worden.
Ongelooflijk wat een tijd. Het lijkt wel eeuwig leven. Dit gebied is gekocht door een Amerikaanse miljardair die deze boomsoort wil beschermen. De koop heeft de regering nog bezig gehouden. Ik raak aan de praat met een Amerikaans gezin. Zoonlief blijkt te werken in Santiago. Ze zijn onder de indruk van ons fietsen. Mooi detail: “my son just graduated for the musical university”.
De weg naar Conzato is ongelooflijk slecht. Ik stamp over het wegdek heen. Het kost heel veel kracht en concentratie om niet te vallen. Het is zo gebeurd. Bij het dorpje is alles keurig gebouwd. Eigenlijk is het geen dorp maar een opstappunt voor de ferry met wat mooie voorzieningen. Fons komt vloekend het café binnen. Hij heeft het helemaal gehad met het wegdek. Na een biertje is hij weer wat rustiger!
We eten een kaassandwich met friet, nemen nog een bier en trekken de fietsen over het grind naar de camping door een “mini” regenwoud en een suspension bridge. De camping ligt prachtig. Voor de verandering vliegen de haringen de grond in. Hoog in de lucht vliegen roofvogels op zoek naar een prooi. Hoewel het fris is zitten we buiten aan de cuba libres en sigaren. Tegen tienen zoeken we de mandjes op.
Zaterdag 13 januari 2001: Calito Conzato – Rio Negro, 58 kilometer
Vannacht heeft het gestortregend. Enorme rukwinden en vlagen van slagregens. Nog steeds ziet het er dreigend uit. We rommelen de natte tenten in de tassen en dalen af naar het café. Er staat al een hele autorij te wachten. Heerlijk ontbijt met café con leche, vers gebakken nog warm brood, eigen honing en jam. Ik lees over het Pumatin National Park en de discussies die erover geweest zijn. Buiten komt de ferry aan. Maar de deining en de wind zijn te veel om aan te kunnen leggen. Ik zoek de warmte op van het café en blader door een boek over de ontbossing van Chili. Daar word ik toch even stil van. Maar in Nederland en andere landen is het niet anders geweest. Wat hebben wij eigenlijk te zeggen over Chili anders dan met de wetenschap van nu…..
Buiten is het gestopt met regenen. Warm ingepakt sta ik bij de ramp en zie vele zeehonden dartelen bij de riviermonding. De golven zijn daar het hevigst. Ze rollen, dartelen en duiken alsof het ze een lieve lust is. Prachtig de natuur, het is hier zo puur. Om half twaalf onderneemt de ferry een nieuwe poging. In no time is iedereen ingescheept. Omdat het buiten nogal fris is vertoeven we boven in de kajuit, doen een tukkie en eten wat.
Binnen de beschutting van de scheepswanden genieten de passagiers van de zon. Een groepje zingt en iemand speelt gitaar. Kinderen (echt plaatjes) spelen heerlijk. Twee honden rollen over elkaar heen, tenten worden gedroogd, ondertussen vaart de boot maar door. Een prachtig fjordenlandschap, rustige zee, de Andes bedekt met een beetje sneeuw op de achtergrond, blauwe lucht en de zon….. heerlijk!
In Rio Negro doen we inkopen en zetten de tenten op een mooi gesitueerde camping. Koken in het zonnetje, de wereldomroep aan, koffie sigaartje, de dag eindigt fraai.
Zondag 14 januari 2001: Rio Negro – Pulche, 58 kilometer
Vannacht was een onrustige nacht. Van alle vocht moest ik om twee uur de tent uit voor een sanitaire stop. Het was erg koud buiten. Snel de slaapzak weer in om warm te worden. Tegen vieren hoor ik een enorme knal vlakbij de tent. Honden hebben de afvalemmer omgegooid. Ik bedenk me dat we ons eten op tafel hebben laten staan.
Half acht staan we op. Hoewel fris is de lucht strakblauw. De honden hebben ons brood en kaas gepikt. Dan maar een kop koffie met wat koekjes. Als de zon achter de bergen vandaan komt is het direct aangenamer. We rommelen de boel weg en rijden het dorpje in. Er heerst een vredige sfeer. Het is zondagochtend negen uur. De pastoor opent de deuren van de kerk, een getekend vrouwtje loopt met bloemen naar binnen.
Wat winkeltijden? Hier is de supermercado gewoon open, gelukkig. We kopen opnieuw brood en eten voor de dag om verder onafhankelijk te zijn vandaag. Op het plein ontbijten we. Tegen half elf rijden we weg. Fons is al een eindje op weg. Ik check nog even of we de goede kant opgaan…. Nee! Het is haast een automatisme geworden de afgelopen weken, maar de Camino Austral volgt hier eerst het westen. Een fikse klim volgt nadat ik Fons achterhaald heb naar een fraaie vallei. Strak blauw, een brandende zon, niet veel wind. Zweten, maar als we op een vlakte komen gaat het heerlijk heuvel op heuvel af. Ik maak wat mooie opnamen.
Een echte klim kondigt zich aan. Te steil om te fietsen. Het enige wat me irriteert zijn grote horseflies. Groot en steekgraag. Gelukkig laten ze zich gemakkelijk met de vinger wegschieten net op het moment dat ze willen gaan steken. Maar tijdens het fietsen heb ik daar niet overal zicht op. Ze brommen rond mijn gezicht, soms wel vier vijf tegelijk. Irritant!
We lunchen op een brug waar bijna geen vliegen zijn. Het landschap is prachtig geschakeerd groen. Ik zie wel dat het ook hier de afgelopen dagen fors heeft geregend. Links en rechts is het heel drassig. Na 40 kilometer voornamelijk klimmen is het afdalen naar de zee. Ik kom een Australiër tegen met een mountainbike en aanhanger. Nietsvermoedend vraag ik waar hij gestart is. In Alaska! Twee jaar geleden vertrokken. Nu ik zijn uitrusting bekijk is die behoorlijk doorleefd. Volgens mij hijzelf ook. Chili vond hij maar niks. Colombia heeft hij overgeslagen. Volgens mij heeft hij vaak niet de mooiste route genomen. Half maart vliegt hij terug naar Australië, gaat geld verdienen om vervolgens op reis te kunnen gaan door Azië. Wat een verschil met de Engelsman, de rust die van hem uitging.
Vlak voordat ik Pulche binnenrijd zie ik de zee liggen met op de achtergrond een besneeuwde vulkaan. Wat is dit continent toch machtig. We vinden een prachtige kampeerplaats direct aan de zee. Tenten opzetten en we nemen allebei een frisse duik in de Oceaan. Spoelen het zout weg met zout water.
Biertje, wereldomroep, uien snijden, salami, bakken, wijn openen, pasta koken, over de twee pannen verdelen, kaas en tomatenpuree erbij, heerlijk na zo’n dag. De zon schijnt nog steeds aangenaam warm. Mark Knopfler aan, wijn op, nog wat rum als afzakker. Nog even naar de zee, wat een leven. Ik besef me nu niet dat ik volgende week alweer aan het werk ben.
Een hond ruikt de salami en komt naar ons toe. Hij lijkt op Argos. Gapen, lekker in de zon liggen en ondertussen verlangen naar een hapje. Ok, hij mag de pan uitlikken. Daarna geef ik de pannen een grondige wasbeurt! De vrouw des huizes komt ons taart brengen. Heerlijk, die spontaniteit. Het maakt het leven hier zo aangenaam. Het gebied ligt open voor het toerisme, maar het heeft gelukkig geen grote vormen aangenomen.
Maandag 15 januari 2001: Pulche – Alerce Andino, 30 kilometer
Van het ruisen van de zee word ik wakker. De zon laat zich nog niet zien, het is nog wat fris. Fons heeft de eitjes en de koffie al klaar. Tegen negenen rijden we door. Vrij snel zijn we bij het overzetveer van Pulche. Deze komt net aan. Een van de bemanningsleden heeft een grote vis in zijn hand. Waarschijnlijk een lijntje achter de boot gehangen. Met een mes wordt de vis op de ramp compleet gefileerd. Kop, ingewanden en graten verdwijnen de zee weer in.
De oversteek duurt een half uur. Blauwe lucht, brandende zon, frisse wind, de koelte van het water. Aangekomen aan de overkant is er zowaar een geïmproviseerd terrasje. We drinken wat en rijden verder langs het water met af en toe een flinke klim. Wat me de hele ochtend al mateloos irriteert zijn de horseflies. In aantal nemen ze alleen maar toe. Bij de ingang van het nationale park Alerce Andino word ik er helemaal gek van. 20, 30 stuks…. Zolang ik beweeg gaat het en een steek voel ik aankomen. Bij een supermercado slaan we ze weg en besluiten we toch, ondanks de vliegen, het park in te rijden. De 7 kilometer gaan over een verschrikkelijk slecht pad, maar gaan ok. Bij de kampeerplek aangekomen wemelt het van de vliegen. Overal zitten ze en proberen ze met hun angels mijn lijf binnen te treden. Omdat de camping op een wegsplitsing ligt moet ik wachten op Fons. Ik ren, sla rond me heen, gelukkig blijft het aantal steken beperkt. Snel de tent opgezet en dekking zoeken. Ik dommel wat. Tegen vijven leggen we een flinke fik aan in de hoop de vliegen ermee te verjagen. De opzet slaagt. Het hout is nat, dus we hebben veel rook en weinig vuur! We borrelen, koken en drinken rumcola koud uit de rivier. Ik besef me nog niet dat dit mijn laatste avond kamperen is. ’s Nachts is het relatief warm en droom ik over vliegen.
Dinsdag 16 januari 2001: Alerce Andino – Puerto Montt, 43 kilometer
We staan vroeg op. Eitje, koffie, inrommelen, acht uur zijn we weg, hebben nog geen vlieg gezien en zitten zo weer op de Camino Austral. Slechts twee fikse klimmetjes. Ik voel aan alles dichterbij Puerto Montt te komen. De weg wordt beter, meer verkeer, meer bewoning, lichte industrie.
Het zijn mijn laatste fietskilometers op Chileense bodem. Na 43 kilometer zitten we echt in de stad. Het condens van de twee tenten laten we drogen in een parkje. Fons zet provocerend zelfs even zijn tent op. Onderweg heb ik nog gekeken naar een officieel begin van de Camino Austral. Hier bevindt zich alleen een monument van de opening door Pinochet zelf, maar niks voor de eenzame fietser.
We checken in bij een eenvoudig hotel en slenteren ’s middags wat door de stad. Vreemd om na al die weken alle voorzieningen bij de hand te hebben. Ik koop wat plastic en tape voor het verpakken van mijn fiets, haal mijn internetberichten op en mail even naar het thuisfront, de middag is zo voorbij.
’s Avonds eten we wat en genieten van de echte Irish Coffee. We belanden in een onvervalste kroeg, zitten aan de bar en kijken voetbal. Even verkeer ik in de veronderstelling dat het gaat om het Zuid-Amerikaanse kampioenschap. Ten dele waar….. het is sub 20! We pakken nog een afzakker en gaan tukken. Een wat woelige nacht, misschien net wat te veel gedronken.
Woensdag 17 januari 2002: Puerto Montt – Santiago, 18 kilometer
’s Ochtends trommel ik iedereen op voor een ontbijt. Fiets inpakken. Ik vlieg vandaag terug naar Santiago. De airport ligt ten noordwesten van Puerto Montt 18 kilometer buiten de stad. Ik wil vroeg zijn om geen risico te lopen de vlucht te missen door een lekke band bijvoorbeeld. Fons rijdt ook direct door, hij heeft nog drie weken voor de boeg. We rijden onze laatste kilometers samen. Opeens een bord Aeropuerto 13 km. Ik moet linksaf. We schudden elkaar de hand, onze wegen scheiden zich. Het doet me wel wat. We hebben een hele goede tijd met elkaar gehad net als vorig jaar. Fons is een goeie gozer. Hij weet sfeer te maken, geniet net als ik van het fietsen en buitenleven. Soms miste ik wel eens wat diepte, maar de humor, de gezelligheid en de stereo (!) maakten het meer dan goed!
Ik arriveer, maak mijn fiets reisvaardig, check in, het gaat snel. Bijna stap ik in een verkeerd gereedstaand vliegtuig. Plaats 4L blijkt gelukkig al vergeven. Een half uur later vlieg ik dan echt en zie de Andes en het vulkaanlandschap aan voorbij trekken. Wat een land en wat een natuur. Een tussenstop en we naderen Santiago. Er ligt een dik pak smog boven de stad en het schijnt nu nog mee te vallen omdat er wat wind staat…..
Landen, fiets heel aangekomen, transport naar Santiago en opeens zit ik middenin de stad op mijn hotelkamer. Na even weggedommeld te zijn loop ik de stad in. Een heerlijke zon, een weldadige wind en een straat vol met mensen. Plaza d’Armas is het middelpunt en hart van de stad. Straattheater, schilders, een drumband, verliefde stelletjes, wat een sfeer. Ik probeer me voor te stellen hoe het er hier in 1973 aan toe is gegaan toen de tanks door de straten heen denderden. Nog steeds zijn verspreid door het land monumenten met Pinochet’s naam erop. Op de wereldomroep hoorden we over het onderzoek of hij wel berecht kan worden voor zijn daden omdat hij te oud en te ziek zou zijn. Inderdaad, artsen hebben verklaard dat hij lijdt aan dementie, zal wel selectieve dementie zijn….. Ik weet niet goed wat de Chilenen van hem denken. Het houdt de gemoederen hier in ieder geval flink bezig.
Ik eet in wat een goed restaurant moet zijn. Het vlees is goed, de wijn ook, maar verder valt het zwaar tegen. Ik koop een lekker ijsje en flaneer nog wat over het plein. Ongemerkt loop ik in een one man show. Ik word achtervolgd door een clown die alleen wat piepgeluiden met zijn neus maakt. Erg komisch, hij weet de mensen goed te vermaken. Tegen half elf loop ik terug naar mijn hotel en val in slaap.
Donderdag 18 januari 2001: Santiago
Na een goede nacht loop ik het centrum in en koop wat brood en yoghurt. Op het plein eet ik het op. Nu al is het druk hier. Na een kop lekkere koffie in een van de vele koffietenten neem ik de metro naar Las Condos. Het lijkt me aardig de stad van modern naar het oude centrum te bewandelen en links en rechts wat bezienswaardigheden te bezoeken. In Las Condos wordt volop gebouwd, het staat vol met flatgebouwen en het verkeer raast met grote snelheid door de straten. Ik volg de Provineidia, een lange winkelstraat lijkt het wel. In een cybercafe haal ik even wat e-mailberichten op. Thuis zijn ze ook weer blij dat ik veilig bijna thuis ben. Tja, ik heb ook zin om naar huis te gaan, maar een maandje erbij zou ook niet op bezwaren hebben gestuit van mijn kant.
Bij de Tourist Information kom ik aan een adres waar ze goede landkaarten verkopen. Daar zit ik dan op een kamertje op de 15e verdieping met uitzicht op Santiago. Een schat van een meisje helpt me aan kaarten van gebieden die ik nog eens wil bezoeken in Chili. Mooi.
In Castiralla eet ik wat in de artiestenbuurt. Ik hou van dit soort wijken. Vaak zijn ze zeer vervallen met voldoende aantrekkingskracht voor artiesten om goedkoop een atelier te kunnen hebben. Dan ziet de gemeente er wel weer heil in en hop, het wordt trendy als het grote geld kansen ruikt. Voor je het weet zitten de Yuppen er! Nou zal dat hier meevallen schat ik in. Ik eet heerlijk op een pittoreske pleintje. Ik vervolg mijn weg door een van de stadsparken en breng een bezoek aan Bella Artes. De schilderijen vind ik wat tegenvallen en voor ik weet sta ik buiten om naar het moderne gedeelte te gaan. Dat spreekt me meer aan. Kunst die alles aan de fantasie overlaat. Soms gewoon een kamer die helemaal wit is met her en der vislijntjes waaraan steentjes hangen of centrifuges gebruikt als plantenbak. Of olifanten die als niets beginnen, een stuk klei en in fasen tot echte olifanten geboetseerd zijn en vervolgens een muur inlopen. Muur en olifant helemaal wit. Elders in het gebouw loopt de olifant de muur weer uit.
Het is inmiddels tegen het einde van de middag. Ik geef de benen wat rust op mijn hotelkamer en fris me op. In een café vol met Chilenen eet ik wat en bezoek het plein nog maar eens, eindeloos vind ik dat. Terug op de kamer val ik snel in slaap.
Vrijdag 19 januari 2001: Santiago
Vandaag bereid ik me voor op de terugvlucht. Ik vind goed plastic en tape en verpak mijn fiets reisvaardig. Ik neem er ruim de tijd voor en zo gaat de dag snel. Lunchen doe ik in een oud klooster. ’s Middags drink ik wat op een terras, lees wat over Chili en wandel nog wat door het centrum. ’s Avonds een lekker hapje en schrijf mijn dagboek helemaal bij. Het zit erop, morgenvroeg vliegen om via Madrid in Driebergen te eindigen en de draad van het normale leven weer op te pakken. Het was een heerlijke reis. Ik voel me helemaal fit en voldaan. Ondanks de soms best wat zware omstandigheden een schitterende tocht!