7 januari 2000: Rotterdam – Quito
De laatste dag past de planning precies in de mij gegeven tijd. Exact om 15.30 uur verlaat ik Ridderhaven. De afgelopen weken zijn tropenweken geweest. Alles stond in het teken van de verkoop van Amsterdam Westpoint. Enerverende weken waarbij ik ook het gevoel had mezelf op een hoger plan te hebben gezet. Ook deze week is druk geweest. Allemaal kleine zaken die zijn blijven liggen en nog heb ik niet alles af, komt wel in februari.
De komende weken staat Ecuador op het programma, op de fiets wel te verstaan! Ergens op een regenachtige zondag in oktober 1999 kwam ik spontaan op het idee en heb meteen alles vastgelegd. Ticket en de aanschaf van een nieuwe mountainbike Expedition 26″ bij mijn vertrouwde adres Snel te Utrecht waren snel geregeld. Ik nam me voor alles tot in de perfectie voor te bereiden. Het vinden van de juiste uitrusting was nog het makkelijkste, het lezen schoot er zoals gewoonlijk weer bij in.
Vandaag staat m´n fiets bepakt en bezakt in de gang op de Gedempte Zalmhaven te wachten op mijn thuiskomst. Bij de Kapper aan de Maas zijn mijn haren gemillimeterd en op de fiets trap ik de eerste kilometers naar Rotterdam Centraal Station. Op Schiphol helpen pappa en mamma me de fiets in de doos te krijgen, inchecken, het gaat allemaal snel. In een restaurant eten we nog een hapje, nemen afscheid en ik ben alleen!
Ik slenter wat door de verlaten gates van Schiphol en zie dat de MD van KLM gereed wordt gemaakt voor vertrek naar Ecuador. Solo op vakantie is voor mij een nieuwe ervaring. Het grijze decor van Schiphol werkt niet positief op mijn gemoedstoestand. Is alleen reizen wel een goede keuze geweest en dan nog wel naar een onstabiel Zuid-Amerikaans land flitst door mijn hoofd? Ach, met al mijn ervaring weet ik waar ik aan begin. Het onbekende tegemoet…. met een weer gerust hart val ik boven de Atlantische Oceaan in een diepe slaap. Pas bij aankomst in Curaçao word ik wakker. Als vee worden de passagiers even gelucht.
Vliegend boven Colombia met een opkomende zon komen prachtige herinneringen aan de succesvolle vakantie in Bolivia weer boven. Het begint nu echt te kriebelen, nog maar een paar uur verwijderd van Ecuador! De kleurrijke Indianen met de bolhoedjes, de machtige natuur, de Spaanse inslag, de muziek en het heerlijke maar soms zo verraderlijke klimaat. De machtige natuur…. KLM landt niet in Quito maar in Guyaguill vanwege de momenteel actieve vulkaan Pichincha. In Guyaguill moet ik lang wachten. KLM valt me wederom tegen. Niemand kan informatie geven. Vier uur later mag ik dan toch plaatsnemen in een vliegtuig van TAME die het wel aandurven in Quito te landen. Tijdens de vlucht hoop ik iets van de Avenue de Volcanoes te kunnen waarnemen. Het is al middag, ze hullen zich mysterieus in de wolken.
Landen in Quito, douaneformaliteiten, fiets ongeschonden van de band vissen, transfer naar mijn hotel Fuente de Piedra in het nieuwe centrum van Quito, het gaat allemaal snel. In Guyaguill zijn Fons en ik aan de praat geraakt. Hij heeft dezelfde plannen als ik, alleen wat meer tijd, maar liefst zeven weken! Twee fietsers, dat praat makkelijk. Na de vermoeiende trip zijn we allebei wel toe aan bier. Wat blijkt, Fons is een volle neef van Perry Zuurbier. In Nepal hebben pappa en ik enorm veel lol gehad met Perry! Wat is de wereld toch soms klein. Aan het begin van de avond organiseer ik mijn bagage nog wat maar val al snel in een diepe slaap…..
Zondag 9 januari 2000: Quito
Het kraaien van de hanen maakt me wakker. Buiten is het nog aardedonker. Vijf uur. Ik oefen wat Spaans en les de dorst met water. Tegen zevenen sta ik echt op, neem een douche en voel me fris en wakker. De hoogte heeft (nog?) geen invloed op me. Het ontbijt smaakt goed en Fons en ik besluiten samen Quito te verkennen.
Het is zondag en heel erg rustig in de stad. Overal lopen militairen rond met grote mitrailleurs en kogelvrije vesten. Iedereen heeft me gewaarschuwd voor de criminaliteit in Quito, ook vandaag nog. Er zijn zelfs mensen die hun hotel niet verlaten uit angst voor berovingen!
Via het stadspark lopen Fons en ik naar de Oude Stad. De hemel is strakblauw en de zon schijnt met aangenaam warme stralen. Toch komt het kwik in de schaduw niet hoger dan 13º Celsius. De Oude Stad is sfeervol. Koloniale huizen en gebouwen in allerlei pasteltinten. Ik vang een glimp op van de mis in de Augustijnse kerk. Altijd een rustpunt in de stad. De koelte van een kerk, de vredigheid die er vanuit gaat.
Fons en ik strijken neer op de Place de L´Indepencia, het grootste en mooiste plein van Quito. Ik geniet van alle mensen die passeren. De vrouwen met de bolhoedjes, oude doorleefde mannen in hun zondagse pak, schoenenpoetsertjes met grote vragende ogen. Hoog boven alles uit torent de vulkaan Pichincha….. een kruidvat onder Quito?
Na over nog twee pleinen te hebben gezwalkt nemen Fons en ik een taxi naar de Panacillo, een groot Mariabeeld hoog boven Quito met een prachtig uitzicht. Ik tuur naar de horizon, daar ga ik fietsen. Aan de Cerveza van ruim een halve liter lijkt wel geen einde te komen. Terug in het hotel maak ik mijn fiets reisvaardig. Morgen fiets ik samen met Fons Quito uit om het groene Noorden van Ecuador te verkennen. Het is ook verassend om in het hotel ook het team van Origin Xpedition to the Source van Sasquatch Expeditions tegen te komen. Als ik gewild had… ´s Avonds eet ik nog wat en ga vroeg slapen.
Maandag 10 januari 2000: Quito – Guyalabamba, 47 kilometer
Weer word ik gewekt door het gekraai van de hanen. Fons is al wakker, ik hoor zijn radiootje. We ontbijten samen en maken plannen voor de dag. Eerst op zoek naar een supermarkt, gisteren had ik er een gezien. Maar alle ijzeren gordijnen zijn nog gesloten. Mijn oog valt op verbijsterende krantenfoto´s. Drie gescalpeerde hoofden van boeren, een gevolg van rellen in Banos. `Horrible` is de kop. Het is onrustig in Ecuador. Dit weekend is de noodtoestand in het land uitgeroepen. Het land gaat bijna ten onder aan de buitenlandse schulden, heeft een schreeuwende inflatie en wordt geteisterd door vulkanische activiteiten.
In oktober 1999 ben ik lid geworden van de South American Explorers Club, een grote bron van informatie voor een ieder die op sportieve wijze door Zuid-Amerika trekt. In Quito bezit de organisatie een prachtig koloniaal huis. Zij moeten in het bezit zijn van accurate en up-to-date informatie. Dagelijks volgde ik in Nederland via internet hun berichten. Ze vertellen me verder niets nieuws. De rondleiding door het pand is aardig, maar ik kan me toch niet aan de indruk onttrekken dat alle hier werkende Westerlingen min of meer zijn ´gevlucht´ voor het werkende leven in het Westen. Bij terugkomst in Quito zal ik nog even binnenvallen voor informatie voor een fietstocht van Chili naar Bolivia.
Bij een Internetcafe open ik mijn account acrbike@hotmail.com. Een bezorgde Hans: Vermeende staatsgreep, borrelende vulkanen…. Zowel naar huis als naar Ridderhaven stuur ik (hopelijk) geruststellende berichten. Bij Andes Adventures regel ik een vliegticket van Cuenca naar Quito. De doorsteek naar de Amazone bij Banos heb ik definitief afgeschreven, zeker met de schokkende foto´s van vandaag.
Het is twaalf uur: Fietsen! Via de Avenue Augusta rijden Fons en ik Quito uit. Het is druk en vooral de bussen trekken enorme rookgordijnen op. Ik pers me tussen de chaos door en probeer een plekje op de weg te veroveren. Het zal wel een jaar van mijn leven kosten realiseer ik me, wat een vervuiling. Naast de loodhoudende benzine- en dieseldampen ruik ik ook kerosine. De Aeropuerto ligt middenin in de stad!
De Ecuadorianen reageren enthousiast op mijn aanwezigheid: Hola! Amigo! Buenos! Met uitzicht op Quito stop ik. Blij ben ik, blij om op de fiets te zitten, hier heb ik al die maanden naar uitgekeken. Het gaat lekker, ook de eerste klim. Ik rij door de suburbs van Quito naar Calderon. Net geslachte varkens worden gestroopt, overal mensen, honden, ik kan er weinig aandacht aan besteden, want een duizelingwekkende afdaling eist al mijn concentratie. De weg is slecht, bussen en vrachtwagens denderen soms rakelings langs me heen. De weg ligt bezaait met glas, rubber en ijzerdraad. Het wegdek zit vol kuilen, spleten en gaten. Gelukkig voelt mijn fiets safe aan, de remkracht is verbluffend, het frame trilt niet en de tassen zijn een met de fiets.
Het landschap verandert in dorre, droge en kale bergen. Overal hoor ik het geluid van graafmachines en bulldozers. Klimmen is oorzakelijk met dalen verbonden: Soms 10%, maar het bergverzet bewijst haar diensten. In gelijkmatige tred trap ik naar boven. Het is drie uur wanneer Fons en ik in Guyalabamba arriveren. Even overweeg ik door te rijden, maar besluit toch hier te overnachten. In het dorp zelf is weinig te beleven. In een restaurant werken Fons en ik flinke lappen T-Bone naar binnen. Een Nederlands meisje komt op ons af. Ze vertelt van de noodtoestand. Het kan onrustiger worden in Ecuador. De regering heeft de Sucre gekoppeld aan de dollar tegen een koers van 1 $ tegen 25.000 Sucre om verdere inflatie tegen te gaan. Ze waarschuwt ons, morgen is een nationale staking afgekondigd. Vandaag waren er al protestacties tegen de maatregel in Guyaguill. Vorig jaar zijn doden gevallen bij botsingen tussen burgers en leger.
Via een steile keienweg fiets ik naar de Hosteria. Fons en ik zijn de enige gasten. We proberen het gezellig te maken in onze cabin. TL-licht, Cerveza´s en wat pinda´s. Fons heeft een wereldontvanger bij zich. Wat heb ik momenteel weinig nodig om een aangenaam vakantiegevoel te hebben. Ridderhaven ligt ver achter me, drie mooie weken voor de boeg. Al weet ik nu al dat ik ook weer zin heb om in Nederland terug te keren. Vrienden, familie, Ridderhaven, ik heb een heerlijk leven. Alleen de politieke situatie in Ecuador baart me zorgen. Ik ga vroeg slapen.
Dinsdag 11 januari 2000: Guyalabamba – Peguche, 78 kilometer
Fons geeft een beuk op de deur, maar ik ben al wakker. Snel wat broodjes met kaas en een kop thee verorberen. Het terrein is hermetisch afgesloten en ik moet de eigenaar zijn nachtrust verstoren om het toegangshek te openen. Net na zeven uur daal ik af naar het dorp. Ik ben benieuwd of iets merkbaar is van de stakingen. Gelukkig zijn alle winkeltjes open, het lijkt er op dat iedereen zich voorbereid op een normale Dinsdag. Fons en ik kopen wat brood en dalen af tot een splitsing net na Guyalabamba. We hebben er voor gekozen de zware maar mooie en eenzame route naar Tabacundo te fietsen en niet de Panamericana te volgen. We worden getrakteerd op een prachtige afdaling op nieuw asfalt. Het feest duurt maar kort, we steken de brug over en moeten klimmen. 11%, het is werken geblazen. Ik kies het lichtste verzet van de 27 mogelijkheden en probeer het juiste ritme te vinden.
Na een uur zweten vlakbij de evenaar (of is het de evenaar?) blazen we stoom af. Het is echt verschrikkelijk steil en voorlopig blijft dat zo. Fons stapt af en toe af ter afwisseling van het fietsen. Na 20 kilometer nemen we een break. Fons is goed in catering! Benzinebrandertje, koffie, thee, kaas, chocola, snoepjes…. het ontbreekt ons aan niets.
On the road again! Regelmatig passeren ons grote bussen en trucks. Wat een rookgordijnen trekken deze op. Het slaat neer op mijn longen. Pas bij een korte stop zie ik hoe steil de weg is. Enorm, de computer geeft ook maar een snelheid van 6 km/u aan….
Het landschap is dor en kaal. Ik zie sporen van landslides als gevolg van stortbuien. Bij Tabacundo is steeds meer cultuur zichtbaar. Nederlandse koeien, geïmproviseerde kassen en overal gewassen. Het weer wordt ook beter. De bewolking breekt blauw open. Tabacundo is een mooie plek voor wat rusten. Het ergste klimwerk zit er op denken we. In een truckercafé strijken we neer en genieten van de omgeving. Vlak langs de Panam met al haar verkeer, chauffeurs komen af en aan, muziek, heerlijke sfeer.
Op naar Otavala. Het landschap is interessant geworden. De vulkanen hullen zich in de wolken, maar de doorschijnende zon levert steeds meer vergezichten op die boeien. Even van de zon genieten in het gras, de dag zit er op qua fietsen…. Mis! We moeten aan de bak. Een fikse klim en regen. We schuilen onder een afdakje. Ecuadorianen vergezellen ons. Het zijn allemaal vriendelijke mensen. Ook onderweg worden we enorm aangemoedigd. We maken de fietsen regenvaardig en vervolgen in de nattigheid de klim. Het gaat zwaar, maar ik kom boven.
Op het hoogste punt staat een politiepost. We mogen gewoon doorfietsen en dalen af naar Lago San Pablo. Angstaanjagend, het gaat zo verschrikkelijk hard. Het wegdek zit vol kuilen en gaten. Bussen, vrachtwagens en Jeeps strijden om een plek en ik fiets er tussen. Opeens valt van een pick-up alle lading op het asfalt. Oef, dat ging maar net goed. Even later komt een tegemoetkomende bus recht op me af, met piepende remmen vlieg ik de berm in.
Gelukkig is het gestopt met regenen. San Pablo ziet er aantrekkelijk uit maar we rijden door. Op en neer gaat de weg naar Otavalo. Voor we het weten komen we daar aan. De sfeer is wat grimmig. Op de Panam staat een peloton soldaten en tanks.
In Peguche heeft Mieke, een Nederlandse vrouw getrouwd met een Indiaan, een hotel en restaurant opgezet in het oude stationnetje van dit indianendorp. Via de achterbuurten volgen we het vergane spoor naar boven de bergen in. Opeens bevinden we ons in een soort oase: Prachtige frisse kamer en een bar met open haard. Fons en ik genieten na van de zware dag. Pas om zes uur arriveerden we in het schemer. Ik ben helemaal stijf. Mijn lichaam moet nog wennen aan het ritme van het dagelijks fietsen. Vermoeid maar voldaan val ik in slaap.
Woensdag 12 januari 2000: Peguche – Ibarra, 32 kilometer
Vannacht heb ik vorstelijk geslapen. Ik dacht dat mijn lichaam vergeven zou zijn van de spierpijn, maar gelukkig valt het mee. Alleen de nekspieren sputteren wat tegen. Vandaag doen we het rustig aan. Ibarra ligt op nog geen 30 kilometer van Peguche. In het zonnetje smaakt het ontbijt bij Mieke heerlijk. ´A breakfast to keep you going`. Langs de overgroeide treinrails praten we met Mieke. Ze vertelt ons dat er geen staatsgreep is gepleegd. Ecuador kampt met twee problemen. De natuur. De Pichincha-vulkaan is actief en ook bij Banos is een vulkaan met directe dreiging voor Banos actief. Bij Banos zijn mensen met geweld uit hun woningen gejaagd. Letterlijk. Ook in Mieke´s dorp verblijven drie families uit de omgeving van Banos. Verstoten van huis en haard zonder sociale voorzieningen. Militairen ´bewaken´ de omgeving van Banos, maar er gaan geruchten van plunderingen. Afgelopen zondag hebben stammen zich met geweld toegang verschaft tot hun omgeving. De foto´s die ik maandag zag waren afgrijselijk. Mensen hebben geen vertrouwen in de autoriteiten. Een ander probleem is de inflatie. Deze dagen is de Sucre gekoppeld aan de dollar. 1 US $ = 25.000 Sucre. Ecuadorianen zijn ontevreden over de koers en gaan naar verwachting staken. Mieke zegt dat we niet bang moeten zijn voor de roadblocks. ´Benader de mensen met begrip en geef ze wat geld, dat doe ik ook.´
Terwijl we praten passeren dorpelingen op weg naar de woensdagmarkt met vee, vruchten en handwerk. Mieke groet iedereen. Vorige week is nog een meisje overleden, 17 jaar oud. Van haar dochter hoorde Mieke dat het meisje ziek was, maar ze zou snel weer beter zijn. Naar een ziekenhuis wilde ze niet, daar gaan alleen maar mensen dood. Een week later overleed ze. Op zich had ze geen ernstige ziekte, maar uiteindelijk wel fataal. Mieke begrijpt niet dat de overheid zo bezuinigt op gezondheidszorg en scholing. Ze geeft haar kinderen zelf les. Momenteel zijn alle scholen gesloten in verband met de crisis. Zo hoopt de regering samenscholing en agressie te voorkomen.
Vanochtend heb ik nog wat E-mails verstuurd. Hans is bezorgd en hoopt op een behouden thuiskomst. Ik bericht ze dat alles goed gaat en dat ik echt goed oplet. Fons en ik dalen over de rails af naar Otavalo. Fons regelt bij een fietsenmaker een baco om zijn balhoofd wat aan te draaien en laat zijn haar knippen bij de lokale kapper. Buiten wacht ik bij de fietsen. Een Ecuadoriaan komt op mij af en bewondert mijn fiets. Op zijn vraag hoeveel deze fiets kost kan ik niet zeggen gratis. Ik behoor te zeggen $ 2000 maar ik besluit het bedrag te decimeren. Hij valt van zijn geloof en biedt direct aan de fiets te kopen. Goede mountainbikes kosten in Ecuador ook $ 200 maar zijn van veel mindere kwaliteit. Hij geeft me zijn naam en telefoonnummer en verhoogt zijn bod tot $ 250. Cesar Guana te bereiken op 06/922-223 in Otavalo…..
De woensdagmarkt is aardig. Een voor een (bewaking fietsen) bezoeken we de kleurrijke plaza. Op de fiets bereiken we via wat keienwegen de Panamericana en dalen af. Soms een klimmetje, het stelt allemaal weinig voor. Bij een stalletje langs de weg eten we wat met zicht op de vulkaan Cotacachi (4.939 meter), nou ja zicht, de top hult zich in de wolken.
Tegen een uur parkeren we de fietsen op de hotelkamer van Hotel Royal Ruiz in het centrum van Ibarra. Ik lees wat, zie beelden van de crisis in Ecuador, neem een lange douche en was wat kleding. Ik loop de stad in op zoek naar het koloniale gedeelte. Kerktoren, nee, het is een mooie kerk, maar ik bevind me echt in het nieuwe gedeelte. Ik maak wat foto´s om het sfeerbeeld vast te leggen en verzeil al wandelend in het koloniale gedeelte. Ja, dit moet de sfeer zijn van lang vervlogen tijden….
Er zijn een hoop bewapende militairen op straat. In de verte hoor ik gejoel. Een demonstratie! In no time vliegen alle ijzeren rolluiken van de winkels naar beneden en mensen vluchten naar binnen. Ik maak snel een foto en hou me schuil. Het ziet er wild uit maar de demonstratie verloopt verder vreedzaam.
Ik tref Fons in het hotel. We eten wat in de stad en gaan op zoek naar een café. Inmiddels is het donker geworden. De straten zijn sfeervol in het diffuse licht van de lantaarns. We kijken een binnenplaats in en zien een grote groep Ecuadoriaanse mannen naar een wedstrijd volleybal kijken. Het is een soort buurthuis met pooltafels en biljart. Jong, oud, het is echt een trefpunt. Wat zijn dit toch mooie momenten. Al zwalkende vinden we een kruip door sluip door bar en drinken een Cuba Libre. Dit wordt mysterieus gemixed in het ´Laboratoria´. Ik zie een Sony-magazine liggen die ik 15 jaar geleden helemaal uitploos om te bepalen welke installatie ik zou kopen terwijl ik helemaal geen geld had.
Terug op de hotelkamer zie ik beelden op TV waarin wordt gewaarschuwd voor de Tunguhurao-vulkaan. Uitgebreid tonen ze de lavastromen die worden verwacht bij een uitbarsting. Wellicht proberen ze op deze manier mensen die zich met geweld hebben teruggevochten in hun woonomgeving te bewegen weer te evacueren. Mieke zei echter vanochtend dat mensen liever sterven dan te worden verjaagd van huis en haard.
Donderdag 13 januari 2000: Ibarra – Cayambe, 52 km
Het miezert terwijl we bij het naburige café ontbijten. Het is al wat later. Allebei hebben we geslapen als een roos. Half negen rijden we Ibarra uit voor een ´off the road` tocht met zeer zwaar fietswerk. We hebben er allebei voor gekozen. Het zal zwaar worden maar uitdagend.
De eerste keien en de eerste twintig kilometer zal het niet anders zijn. Nog in Ibarra tikt een auto bij het uitvoegen tegen de achtertas aan. Ik kan nog net een valpartij voorkomen. De keienweg is zwaar. We proberen fietsend boven te komen maar als de weg meer dan 11% stijgt worden we gedwongen af te stappen. 5 km/u, hoe komen we ooit boven? Met regelmaat stoppen we even om bij te komen en wat te drinken. In Esparanza op nog geen 10 kilometer van Ibarra voeren we een complete show op. De vlammen slaan uit Fons zijn brander (even koffie zetten!). De buurtbewoners amuseren zich kostelijk.
We moeten door. Fietsend, lopend, duwend, het is zwaar en we schieten niet op. Het deert ons niet. Ondanks de wolken met af en toe wat drupjes vermaken we ons prima. Het is echt vakantie. Ik ben helemaal los van werk, Nederland, ik denk er bijna niet aan. Even let ik niet op, boem, daar lig ik! Knie open…. Ik schrik enorm maar vermoed dat het meevalt. Na bijgekomen te zijn vervolgen we de tocht. Bij de ingang van een vervallen haciënda lunchen we. Fons zorgt voor een heerlijke bami, ik verzorg mijn wonden, het ziet er indrukwekkend uit! We hebben een hoop lol samen: Hé, daar komt een Indiaan het bos uitrennen, zal wel geregeld zijn door Vlieg & Fiets´. We moeten door, er staat pas 17 kilometer op de teller. In de dorpjes zwaait iedereen enthousiast naar ons. Voor de rest rijden we langs boerderijen. Het is allemaal wel primitief. De gewassen worden met de hand geteeld. Vee graast aangelijnd langs de weg.
Honden zijn soms een plaag. Een blaft, een tweede volgt en voor ik het weet cirkelen er tien vervaarlijk grommend en blaffend rond me heen. De dazer doet wonderen. Met een druk op de knop houd ik ze op afstand. Ze druipen af bij het horen van het voor mij onhoorbare gepiep van het apparaat.
Na nog een dorp wordt het stijf klimmen. Pas als ik even stil sta zie ik hoe steil het is. Het landschap wordt wel steeds weidser. Tussen de zware laaghangende bewolking door schijnt af en toe de zon en is blauwe lucht waarneembaar. Lama´s! In de verte zie ik ze.
We snakken allebei naar het einde van het klimmen. Opeens fietsen we op een hoogvlakte. Zon, prachtige vergezichten, berijdbare bermen. Hier doe ik het voor. De hele dag keihard werken. Op de keien dalen we licht af naar Olmedo. Op het dorpsplein is niets eetbaars te vinden. In een zijstraat wel. Op een stoep stillen we onze trek en lessen de dorst.
Een spectaculaire afdaling volgt. Op een puinweg sturen we onze rossen tussen de stenen door naar beneden. Ooh wat heeft mijn fiets het zwaar te verduren. Klappen, de remmen, ongelooflijk. Het verkeer wordt steeds zwaarder. Keien, gaten, duizelingwekkende afgronden, het is hard werken geblazen om op de weg te blijven. Na 10 kilometer staan we bijna uitgeput beneden. Pijn in de schouders, nek en vingers. Moe maar voldaan!
Fons zijn balhoofd is niet goed. Bij een garageplaats draait hij onder belangstelling de ringen aan. Ze hebben een hoop lol om mij. De helm en de kapotte knie. Iedere keer als ik de weg vraag naar Cayambe vragen ze of ik naar het ziekenhuis moet! Zo erg is het nou ook weer niet. Tegen half zeven komen we in het schemer aan bij hotel Los Cabanas langs de Panamericana. Ik was me helemaal schoon. Overal komt gruis uit. De fiets is bijna wit van het stof en mijn schoenen herken ik helemaal niet meer terug. Ik verzorg mijn wond goed. Blij dat ik een uitgebreide EHBO-kit heb meegenomen.
Fons en ik eten wat in het restaurant. Een grote T-bone gaat er wel in onder het genot van een Cerveza. Bij de koffie smaken de Cuba Libres erg goed. We vullen de pot bij. ´Wat zullen we doen, allebei een tonnetje of vijf?´ Fons beheerst de pot en is in een klap miljonair. Op TV wordt continu gesproken over ´dolarisation´. Ik kijk er wat ongelovig naar. Wij kunnen allebei leven als God in Frankrijk. De hotels zijn best redelijk. Netjes, schoon en het kost een habbekrats. We nemen nog een Cuba Libre. Het is aangenaam zo samen te reizen. Zoveel hebben we elkaar niet te vertellen, maar het is gezellig, mooie verhalen en we laten elkaar vrij. Soms sta ik versteld dat Fons al 52 is. Een echte vrije vogel.
Moe met nog een Cuba Libre in de benen val ik voor negen uur in slaap. Vandaag had alles wat de Tour de France mooi kan maken: Klimwerk tot over de 3.000 meter, valpartijen (ook Fons viel een keer maar werd opgevangen door de struiken), duizelingwekkende afdaling en afzien. De vakantie is nog geen week oud, maar ik voel nu al met iets bijzonders bezig te zijn.
Vrijdag 14 januari 2000: Cayambe – Pifo, 74 kilometer
Zeven uur word ik wakker. Ik heb goed geslapen maar werd ´s nachts soms wakker van het geronk van de denderende trucks. Tja, ik slaap natuurlijk langs de Panamericana! Het is prachtig weer en de vulkaan Cayambe is helemaal vrij te zien en met sneeuw bedekt. Dit zijn de beelden waarvan ik heb gedroomd.
Het ontbijt smaakt uitstekend. De lokale specialiteit Bisquota con Queso is aardig. De omelet en de juice nog lekkerder. Een zwaar ontbijt, goed voor de fietser. Om de geldvoorraad aan te vullen rijden we naar het centrum van Cayambe. Een uur verblijven we bij de bank. Fons kan zijn Traveller Cheques niet wisselen en het wisselen van de dollars kost een vermogen aan tijd en formaliteiten. Door de dolarisation is het zo gemakkelijk geworden, 1 $ = 25.000 Sucres. Mijn beeld van banken wordt weer eens bevestigd.
Onder de blauwe hemel rijden we Cayambe uit. Eerst heerlijk afdalen, vervolgens fiks klimmen, op naar het monument van de evenaar. Een aantal kilometer komen we er achter dat het monument compleet hebben gemist. Het zou moeten opvallen. Op iedere gids prijkt wel een foto. Het maakt me weinig uit, inmiddels heb ik wel vaker op dit soort punten gestaan, zo bijzonder is het nou ook weer niet.
Af en toe stoppen we bij mooie uitzichtpunten. In Oton eet ik yoghurt bij Alexis Vivenda! Zo hoort het ook. Fons neemt al een biertje om een uur. Ik zou niet meer kunnen fietsen! In de afdaling haalt Fons een snelheid van meer dan 80 km/u. Zelf daal ik defensief af. Een ongeluk zit in een klein hoekje. Een kuil, een hobbel, vrachtwagen of een stomme kip, je weet nooit wat je na een bocht aantreft.
El Quinche is een mooi plaatsje. De kathedraal domineert het kleine gehucht. In het weekend schijnt El Quinche vol te lopen met mensen uit Quito die biechten, verloven, rouwen of trouwen. Op het grote plein komen we wat bij en genieten van het dorpsleven rondom ons heen. Enthousiast spelende kinderen, heerlijke muziek, blauwe lucht, keuvelende oudjes…..
We klimmen een diepe kloof uit maar mogen weer afdalen. Bij een paar ommuurde villa´s heeft Fons een mooi stukje gras gevonden. Hier staan dus de onderkomens van de rijken. Ommuurd, bewaakt. Als rijke bovenlaag zal het leven vol risico´s van kidnap zijn vermoed ik.
Richting Pifo overwinnen we nog wat vals plat. Al met al is het dag van verplaatsen naar het zuiden van Ecuador. Het landschap is best mooi, maar het echt mooie werk komt de komende dagen.
Fons zorgt nog voor een staartje aan de dag. Bij het afdalen naar ons hotel even voorbij Pifo daalt hij een fors stuk af richting Quito. Helemaal fout! Rechts in plaats van links bij de Y-splitsing. Soms begrijp ik mensen niet. Net na Pifo is het hotel en dan toch zes kilometer als een gek afdalen. Ik fiets hem achterna. Het zou niet leuk zijn als we elkaar kwijtraken. Beneden met zicht op de suburbs van Quito zie ik Fons staan met zeven Ecuadorianen rond zich heen. Eigenlijk ben ik boos omdat ik het gewoonweg dom vind, maar ach, ik zie hem daar staan, het is een goeie vent!
Gelukkig gaat het klimmen vrij snel. Na nog een smerig stukje vals plat komen we aan bij Hosteria Neveda. Een onvervalste truckstop bij de splitsing van Pappalacta en Sangongui. De kamer is netjes. Ik douch me helemaal schoon onder een straal uit de muur. Bij het verstellen van de douchekop brak deze spontaan af. Eten doen we bij de mensen half in de huiskamer. Een kaart is er niet, maar een goed stuk kip met patatas fritas gaat er wel in. De mayonaise wordt vers voor ons gemaakt.
Op de kamer vang ik nog een glimp op van de demonstraties. Tot nu merk ik nog weinig van de ontstane spanningen. Af en toe komen we op verlaten wegen militairen tegen, maar dat is het dan wel zo´n beetje.
Uit Fons zijn tassen komt van alles. Een dompelaar en nu opeens een fles Bacardi! De Cuba Libres gaan er wel in. Iedere avond luisteren we even naar de wereldomroep. Om negen uur val ik zoals iedere avond als een blok in slaap.
Zaterdag 15 januari 2000: Pifo – Machichi, 68 kilometer
Vroeg op voor een lange zware dag. Voor zevenen kloppen we op de deur van de keuken. Het duurt even, maar de kok komt in beweging. Gekookte eieren voor de variatie, broodjes met Queso, geperste bananen, café con leche. Het smaakt uitstekend. Klokke acht uur trappen we de eerste kilometers. De zon komt op en geeft een prachtige gloed over de groen bedekte bergen. We rijden tussen twee Andesmassieven in. Het is behoorlijk klimmen met af en toe wat dalen. Het schiet best op maar ik zweet me kapot.
Gelukkig valt het mee met de drukte van verkeer. Soms is de Panamericana echt een verschrikking. De drukte, de roetwolken….. Vandaag waan ik me in Canada. Zon, prachtige bossen, bergen, alleen de sneeuw ontbreekt. Met regelmaat stoppen we. Uitzweten, de benen wat rust gunnen en hop, weer verder.
Vlakbij Sangolgui komen we een wielerclub uit Quito tegen, allemaal mountainbikers. Ze zijn zichtbaar gefascineerd door ons. Ik vraag een van hen naar de situatie in Ecuador. Hij verzekert me dat je als fietser niets te vrezen hebt. Wel toont hij mij een spuitbus met pepperspray tegen de honden. Slim, dat helpt ook tegen dove honden, mijn dazer niet!
Sangolgui ligt onder de rook van Quito. Op een groots maar ongezellig plein vullen we de maagjes met yoghurt, brood, kaas en juice. We hebben veel bekijks. Bijna alle Ecuadorianen geven een hand als ik met ze probeer te praten bij begin en eind van het gesprek. Een Ecuadoriaan volgt hetzelfde ritueel maar is nogal opdringerig. Hij begint druk in het Spaans tegen me te praten. Direct wil hij weten hoe duur mijn fiets is, zoals iedereen. Ik geef hier niet graag antwoord op en praat er wat omheen. Hij praat druk door. Of ik genoeg drink? Jaja! Even is hij weg en komt terug met twee flessen water. Een voor mij, een voor Fons. Niks wil hij er voor terug, gastvrije mensen die Ecuadorianen.
We moeten door. Het is al elf uur en er wacht nog een zware dag met een forse klim. Via een B-weg fietsen we richting de Panamericana. Het verkeer valt mee, het is zaterdag. De route trakteert ons regelmatig op een kuitenbijtertje, 9 tot 11%! De omgeving is ongezellig. Overal autosloopbedrijven en ´vulcanisaration´ voor de reparatie van banden van trucks. Regelmatig dendert zo´n grote jongen langs me. Een enkele keer zie ik een container, maar het zijn vooral opleggers met stukgoed en tankwagens. Pick-ups volgeladen met gasflessen completeren het wegverkeer. De roekeloos rijdende bussen blijven een verschrikking. Ze scheuren me rakelings voorbij en bedwelmen me met enorme roetdampen. Ik vrees alweer voor de Panamericana.
Bij de aansluiting met de Panamericana stoppen we bij een restaurant. Voor de verandering slingeren we T-bones naar binnen. Het smaakt goed, maar terwijl we eten slaat het weer om van verzengend warm tot winderig en regenachtig. Windkracht 5 tegen. Dat hebben we net nodig met nog 30 klimkilometers voor de boeg…..
De weg is slecht en het verkeer chaotisch. Ik probeer zo rechts mogelijk te rijden en baan me een weg tussen kuilen, gapende gaten, keien, glas, afval en andere troep. Inmiddels ken ik precies de samenstelling van een vrachtwagenband. Afgesleten rubber, verroeste staaldraden en soms platgereden velgen. Tussen de sloperijen liggen veel krottenwoningen en de honden zijn ronduit vervelend. Als dan de Panamericana ook nog eens krimpt tot een zes meter brede asfaltstrook en de regen flink doorzet raken we het zat. De lol is er compleet af en het fietsen is ronduit gevaarlijk geworden. Een bus of vrachtwagen zou me maar eens over het hoofd zien.
We rijden een roadblock in van militairen. Ik schrik eerst, de tanks, de kogelvrije vesten, camouflagehelmen en dreigende mitrailleurs. Groot is mijn opluchting als op de geschminkte gezichten een lach verschijnt. Ze zijn vriendelijk voor ons. Alle Ecuadorianen worden echter ondervraagd en moeten zich identificeren. Volgens de militairen is het nog zo´n dertig kilometer klimmen naar de Haciënda. Fons heeft langs de weg een bordje gezien met ´Bed and Breakfast`. Via modderwegen vinden we een miniboerderijtje. Een schattig meisje maakt de kamers voor ons gereed. Proviand hebben we voldoende. Met soep, rum en cola komen we bij van de vermoeienissen van vandaag. De lichaamstemperatuur neemt bij mij weer normale waarden aan. Fons gooit de fik in de haard en de wereldontvanger zorgt voor gezellige achtergrondmuziek.
´s Avond, genietend van het geknetter van het haardvuur besluit ik mijn vakantieplannen te wijzigen. Ik ga niet naar Cuenca. Zeker na de ervaringen van vandaag wil ik niet nog eens vier dagen op de Panamericana vertoeven. Nee, ik maak liever een dagtrip naar het Cotapaxi National Park en een uitgebreide tocht van enkele dagen naar Lago Quilotoa en Chimborazo. Vanuit Riobamba versier ik dan wel vervoer terug naar Quito!
Buiten groeien rozen . Vijf maal per week vliegt KLM met Ecuadoriaanse rozen naar Aalsmeer.
Zondag 16 januari 2000: Machichi – Lasso (Haciënda La Caniega), 31 kilometer
Ondanks de eenvoudige omstandigheden (plankenbed!) heb ik heerlijk geslapen. Fons is al wakker en staat onder het genot van wereldontvanger zijn fiets te bepakken. We ontbijten met wat we nog over hebben van gisteren, broodjes met queso en wat chocolade. Het ziet er buiten bedrukt uit. De wolken hangen laag. Ik open de deur naar buiten. Meteen sprinten twee hondjes van de boerderij naar binnen en zuigen de vloer schoon! Argos zie ik hier niet zo snel overleven. Ook zo´n mooi detail. Gisteren stond een forse big in de tuin te vroeten knorrend van genot. Gisterenavond stond ik voor het slapen gaan nog even buiten. Alles was stil, maar wie hoorde ik grazen (knorrend van genot)……. wat doet hij nu….. knorrend van genot! Misschien heeft hij op deze boerderij nog wel het mooiste leven. Tot de dag van mes!
Door de blubber vinden we onze weg terug naar de Panamericana en vervolgen de weg van gisteren. Bij de splitsing staan weer grote colonnes militairen. Gisteren op de wereldomroep was het bericht dat Ecuador het leger in opperste staat van paraatheid heeft gebracht. Er worden grote demonstraties verwacht en volgens de nieuwslezer heeft de regering aangekondigd deze met geweld te zullen neerslaan. Ik maak me meer zorgen wat ze in Nederland denken dan wat ik er tot nu toe zelf van meemaak hier. Ik wil daarom zo snel mogelijk een geruststellend telefoontje richting Nederland geven.
De klim gaat waardeloos. Ik heb het gevoel alsof de banden lek zijn, oef, wat gaat het zwaar. Dan weer heb ik het te warm (jas uit), de dan weer te koud (jas aan) of zoek ik redenen om even te kunnen stoppen? Het landschap is kaal met links en rechts vuilnisbelten, dat werkt ook niet echt inspirerend. Pas bij de afdaling wordt Ecuador weer mooi. Ik passeer de verschillende ingangen van het Cotapaxi National Park. Veel tijd om deze vulkaan proberen te ontwaren heb ik niet, want de afdaling eist al mijn aandacht op. Het gaat loeierhard. M´n handen doen pijn van het knijpen in de remmen en van de kou.
Beneden, vlak voor Lasso rijd ik in een roadblock van militairen. Meer dan dertig man, allemaal zwaarbewapend, installeren wegversperringen en zetten communicatieverbindingen op. Het ziet er dreigend uit, maar als ik enthousiast ´hola´ roep lachen en zwaaien ze een voor een naar me. Ik probeer een praatje te maken met een van hen. Ze controleren papieren van mensen om bewegingen tussen de provincies in de gaten te kunnen houden.
Haciënda La Caniega ligt net na Lasso. Terwijl ik de ingang rechts al zie rijdt Fons er straal aan voorbij. Ik ga hem niet meer achterna, hij komt wel terug. Ik heb het nog tegen hem gezegd. Net na Lasso! Bij het begin van de oprijlaan raak ik aan de praat met een Amerikaans stel. Vakantiefietsers onder elkaar, dat praat altijd makkelijk weg. In de verte zie ik Fons naar boven ploeteren. Ik vertel de Amerikanen dat ik lid ben geworden van de Adventure…… `Cyclist Association` vullen zij me direct aan. Ze zijn op de terugweg naar Quito en hebben net als ik niet echt iets gemerkt van de onrust.
Bezweet komt Fons boven. De oprijlaan naar de Haciënda heeft wel wat. Prachtige eucalyptus bomen met een duizelingwekkende hoogte met aan het einde van de weg de Haciënda. Ja, dit ademt de sfeer uit van vervlogen tijden. De kamer is indrukwekkend. Ik douche me weer helemaal fris. Tegen elven in de ochtend genieten we in de eetzaal van grote potten bier en locro-soep. De soep is verrukkelijk gevuld met avocado´s, kaas en aardappels. Een Engelsman, Brian, schuift aan. Hij reist alleen door Ecuador en Colombia met de bus. Vanuit zijn overnachtingadres onderneemt hij dagtochten met de fiets. Ik hou van Engelsen. Voor de kost is Brian decorator, maar wat gedraagt hij zich als een gentleman! Z´n oneliners zijn zeer komisch en het ´pardon´ na een boertje is haast chique! Sinds hij gescheiden is van zijn vrouw reist hij acht weken per jaar. Aan zijn verhalen te horen geniet hij van dit leven. `Well, if you travel in the way I do, you have a lot of stories to tell!´
Na het eten loop ik wat door de tuinen van de Haciënda. Het is mooi onderhouden. Buiten bevindt zich ook de voorraadschuur van de keuken. Hokken vol konijnen, eenden, ganzen en een vijver vol vis! Verser dan vers!
Fons gaat wat fietsen met Brian. Ik blijf vanmiddag wat relaxen. Inmiddels heb ik zes dagen achtereenvolgens gefietst. Het gaat heerlijk en voel me niet moe, maar de komende dagen zullen zwaar zijn. Ik gun de benen daarom wat rust.
Lopend over het landgoed ontwaar ik de Cotapaxi tussen de wolken. Bij de receptie koop ik een telefoonkaart en draai 0031343517848. ´He Alk!´ Goed om even een levensteken te geven. In de luttele minuten dat we praten ontwaar ik geen spoor van bezorgdheid bij pappa en mamma. Ik denk dat ze vertrouwen hebben in wat ik doe en de beslissingen die ik neem. Dat ik samen met Fons fiets zal alleen maar vertrouwenwekkender overkomen! Al is het maar een paar minuten, het is altijd weer een mooi moment. Ik zou zoveel willen vertellen.
Net als jaren terug ben ik weer getroffen door de bijzondere vorm van reizen met de fiets. Soms zijn de inspanningen zeer groot. Halverwege de avond val ik als een blok in slaap. De inspanningen geven een goed gevoel, ook als, zoals gisteren, de inspanningen niet beloond worden met een prachtige natuur of onvergetelijke ervaringen. Hoewel, anders was ik gisteren niet op die boerderij beland! Dat is het mooie, overdag niet weten wat er op je afkomt en ´s ochtends niet weten waar je ´s avonds eindigt.
Het avontuurlijker op reis gaan is de afgelopen jaren steeds meer in de mode geraakt. Ik heb er wat tegen. In de folders staat precies wat er van dagdeel tot dagdeel gaat gebeuren en ooooh als er eens wat mis gaat! Dan veranderen die Hollanders in stresskippetjes!
Het is een toevalligheid dat ik Fons getroffen heb. We kunnen het goed met elkaar vinden. Ik sta nog steeds versteld van zijn leeftijd. Ik had hem eerder op veertig ingeschat. Hij is een kruising tussen Marco en Edwin. Een vrije vogel, vroeger op de grote vaart, nu al twintig jaar op de wal, maar eigenlijk nooit ouder geworden. Grappig is dat ik zijn neef Perry toen ook jonger had ingeschat. Het fietsen met alles er omheen bindt ons. En sfeer maken kan Fons. Met zijn benzinebrander tovert hij overal wat lekkers uit de pan langs de weg en met de dompelaar is er altijd koffie, thee en soep. ´Snoepje? Koekkie?´ Eigenlijk eten we de hele dag maar door. Moet ook, want het lichaam verbrandt enorm veel energie. Op de moeilijker momenten, zoals gisteren, trekken we elkaar er ook doorheen. Bijna negen dagen zijn nu voorbij, nog dertien te gaan.
Maandag 17 januari 2000: Cotapaxi National Park, 56 kilometer
Half zeven gaat de wekker. Vandaag willen we de Cotapaxi beklimmen. Het is echter bewolkt buiten. De inspanningen worden dan niet beloond, we wachten het weer dan wat af. Tijdens het ontbijt vergezelt Brian ons. Volgens mij stemt hij zijn dagindeling op ons af en hij zit vandaag weer op zijn praatstoel. Ondanks zijn Engelse touch verveelt hij me. Ik lees de Footprint door om de komende dagen te kunnen plannen en intussen komt het zonnetje door. Fons en ik twijfelen geen moment en rijden het dorp in om proviand in te slaan.
Tien kilometer ten noorden van Lasso ligt de ingang van het Cotapaxi National Park. De weg ernaartoe is gemeen vals plat. Onderweg passeren we twee militaire road blocks. Ik kan er niet meer van onder de indruk raken. Hoewel ze zwaar bewapend zijn scheur ik er vriendelijk lachend en groetend doorheen. De resten van de road blocks opgeworpen door Indianen zijn indrukwekkender. Weggeslagen asfalt, smeulende resten van autobanden, glas, prikkeldraad…. Ik herken dit nog van Bolivia.
Een zandweg leidt ons door de bossen naar de werkelijke ingang van het park. Het is zwaar klimmen. Regelmatig slipt mijn achterwiel door of kiest een ander spoor. Een rivier waden we fietsend door. Dit is het echte off the road rijden. Bij de ingang van het park tover ik $ 20 uit mijn schoenen als fee. De ketting wordt naar beneden gedaan en nu zijn we echt in het vermaarde park.
Door zand, puin en gravel, soms wasbord, banen we ons een weg omhoog. Links en rechts is de weg afgezet met prikkeldraad. Het zijn private terreinen waar hout wordt verbouwd. Rechts van ons is een hele vlakte weggekapt. Het geeft zicht op de Cotapaxi, maar deze hult zich mysterieus in de wolken. Af en toe stoppen we. Vooral bij de hele steile stukken bonkt mijn hart hevig. We zijn gestart op 2.700 meter en rijden nu boven de 3.000 meter. Na dik twee uur trappen rijden we al boven de boomgrens.
Ondanks de bewolking is het zicht op de bergen mooi, maar de grote beloning blijft uit. Geen Cotopaxi. Nog een uur ploeteren we ons naar boven. Inmiddels is het twaalf uur en bevinden we ons op een hoogte van circa 4.000 meter. Fons haalt brander en keukengerei tevoorschijn. Uit een verlaten museum slepen we stoelen naar buiten. Een eenzame Fin kijkt toe hoe wij smakelijk soep eten, hij wil niets.
De Cotopaxi laat iets van zich zien. Ik kan een reepje van sneeuw ontwaren. Vrij is de berg nog lang niet, maar het is in ieder geval iets. Terwijl ik de laatste slok soep neem komt een 4WD aanrijden. Twee Ecuadorianen stappen uit met twee blanken. Een van de twee blanken lijkt verdacht veel op Perry. Ik stoot Fons aan en zeg `dat lijkt Perry wel´. `Ik weet het niet, ik heb m´n neef al meer dan twintig jaar niet gezien, maar, ja, hij heeft wel de kop van een Zuurbier´. Het is waar, het is Perry samen met een vriend van hem. Ze gaan vannacht de Cotopaxi beklimmen. Hoe is het mogelijk. Het is dat Perry en ik elkaar herkennen, anders waren de neven langs elkaar heen gelopen! Het is uniek……. laat hier maar eens een kansberekening op los!
Het is leuk om Perry weer te zien. Tweeënhalf jaar geleden hebben we samen geklommen in de Himalaya. In die kleine vier weken bouw je toch wat op. Hij vraagt vrijwel direct naar mijn vader: ´En, hoe is het met Kees, is hij nog steeds van plan tot zijn vijfenzestigste te blijven werken?´ Het gaat op de bekende Perry-toon. Goeie gozer. Ook hij was de Origin Xpedition to the Source tegengekomen. Ze schijnen hun programma aangepast te hebben in verband met de onervarenheid van de leden. Ben ik blij dat ik niet met hun ben meegegaan.
Perry zegt dat we maar weer eens een reis moeten ondernemen, naar de Kilimanjaro of zo. We nemen nog wat foto´s en moeten afscheid nemen. Perry gaat zich voorbereiden op de beklimming van vannacht. Wij gaan naar beneden. Het is twee uur en de bewolking neemt dreigende vormen aan. Tijdens de afdaling vangt de fiets heel wat klappen op. We racen door de rivier en voor we het weten rijden we weer op de oprijlaan van ons landgoed. De road blocks vormen wederom geen probleem. Douchen, locro en bier! Moe maar voldaan. Wat een tocht en wat een toeval dat we Perry troffen!
De badkamer is zo groot dat Fons z´n Koga een beurt kan geven. Hij pakt een wiel en zegt: ´Kom, gaan wij even lekker badderen!´ Ik geef m´n benen wat rust. Al acht dagen fiets ik aan een stuk en voel me heerlijk. Wat een leventje!
´s Avonds eten we in stijl. De open haard wordt aangemaakt. Voor de verandering drinken we wijn bij het eten. De Cuba Libre nuttigen we in de leunstoelen op de kamer. We zijn nog net op tijd om de klokken van de wereldomroep te horen. Weinig nieuws vanuit het kikkerlandje. De taxioorlog in Amsterdam woedt voort, een trambestuurder is derde geworden bij de dartskampioenschappen op de Embassy en wordt onthaald door zijn collega´s. Het weer: Grijs, miezerig en 3 C. Gerust val ik in slaap!
Dinsdag 18 januari 2000: Lasso – Isinlivi, 53 kilometer
Exact om 7.00 uur ontbijten we nog eenmaal in onze Haciënda. Fietsen inpakken, schade van de afgelopen dagen vergoeden aan de waard en linksaf na nog eenmaal de oprijlaan van de Haciënda te hebben bereden. Met alleen het noemen van de plaatsnamen banen we ons op aanwijzingen van dorpelingen een weg naar de Andes. Steeds maar weer die honden. De Dazer werkt gelukkig goed!
In Toreazo is iedereen op straat. Bijna alle winkels zijn gesloten. Gaat zij deelnemen aan de nationale staking? Wij rijden het dorp uit en klimmen over een keienweg omhoog. Overal staan groepen mensen te wachten langs de weg. Vele vrachtwagens volgepakt met Ecuadorianen stoppen. ´Lasso?´ `Si` en ze vinden een plekje bovenop de laadbak. Ik weet zeker dat het in Lasso en andere steden onrustig zal zijn. De sfeer hier onder de Indianen is al opgewonden, beneden wachten pelotons militairen. Er zullen klappen gaan vallen.
Wij zijn blij dat we voor een paar dagen verdwijnen in de hoge Andes. Weg van het rumoer, de wereldradio houdt ons wel op de hoogte van de ontwikkelingen. Oooh, weer een roadblock, maar de Ecuadorianen groeten me vriendelijk en helpen mij de fiets over de barricades heen te tillen. Ik klim verder. Het blijft honkebonken op de keien. Bij een Y-splitsing besluiten we links aan te houden en kunnen een pad naast de keienweg befietsen. Dat schiet tenminste op!
Ik vraag de weg aan een jongen die koeien en stieren ment. Voor ik het weet wil een jonge stier de aanval op mij openen, ik kan nog net ontkomen. Zou het de rode streep op mijn wielerbroek zijn? We eten wat bij een verlaten kerk, hoewel, binnen brandt een lampje. Volgens lokalen kan de weg naar Isinlivi afgesneden worden. Het wegdek is ook veel beter, maar bij een vijfsprong begint het me te duizelen. Is dit nu wel verstandig? We kiezen voor de weg naar boven ongeveer in de richting die we op moeten. Door het rulle zand is het afwisselend fietsen en lopen.
Het landschap wordt steeds mooier. Maar hoe hoger ik kom hoe meer de onzekerheid bij me begint te knagen. Is dit wel de goede weg? Kaarten van dit gebied zijn er niet. Het enige dat we weten is dat er twee wegen naar Isinlivi zijn. Bij een nieuwe tweesprong zegt mijn richtingsgevoel me dat we links moeten. Na nog wat geploeter komen we plots op het keienpad dat we vandaag volgden. Dit moet de goede weg zijn. Gelukkig maar dat we op hoogte zijn gebleven.
De dorpen en hutten die we zien zijn zeer primitief. De mensen groeten zeer enthousiast. Als ik ze wat vraag of de kaart laat zien kijken ze me wat schaapachtig aan. Het zijn analfabeten! Ze kunnen niet lezen of schrijven. Voor ons gevoel hebben we de hoogste vulkaan van vandaag beklommen en zal het nu alleen maar afdalen zijn naar Isinlivi. Indianen bevestigen dit in gebarentaal. Het zal nog ongeveer drie kilometer fietsen zijn, de zon schijnt, het uitzicht is fantastisch. Even rusten en genieten!
Mis! De weg blijft stijgen. Fietsen kan door de steenslag nauwelijks. We lopen en lopen maar. De enkele passerende Ecuadorianen geven steeds andere antwoorden. ´Isinlivi?` `Si´ `Quanta kilometres?´ ´Seiz` Dat geeft hoop. Tegen vijven bij een Y-sprong zijn we werkelijk op het hoogste punt. Fons wil naar rechts, maar ik besluit eerst de linkerweg wat te verkennen zonder fiets in de hoop het dorp te kunnen ontwaren. Pats, ik loop tegen een muur van wolken en zie helemaal niets meer. Ik kom terug en zeg Fons dat we naar rechts moeten. Gelukkig ziet Fons de pijl met Isinlivi naar links in de rotsen uitgehouwen.
Afdalen op de fiets is onmogelijk. Zoveel puin, rotsblokken, kuilen op de weg heb ik nog nooit meegemaakt. De weg is maar drie tot vier meter breed. Rechts de steile rotswand omhoog, links een diep ravijn. Ik probeer wat te fietsen, maar het is te link. De tijd tikt door en aan de afdaling komt maar geen eind. Als ik geheel omsloten ben door de wolken begin ik me wat ongemakkelijk te voelen. Een paar meter zicht, invallende duisternis en een dalende temperatuur. Soms is de weg helemaal weggeslagen als gevolg van een landslide. Soms hoor ik het dal wat geluiden maar verder wijst niets ook op maar een teken van leven.
Jammer dat ik geen hoogtemeter bij me heb. We zijn ver boven de 4.000 meter geklommen. Het loopt al tegen zevenen en het is donker geworden. Af en toe passeert ons een verdwaalde Indiaan, verder niets niets niets. Ook Fons perst door. We zeggen allebei niets, onzeker hoe dit avontuur gaat aflopen. Gelukkig verschijnen de eerste bomen en in het dal ontwaar ik tussen de mistflarden wat lichtjes. Ik hoor ook meer geluiden. Een hond, een kip, een kind, maar geluid draagt ver. Ik loop op met een vrouw. ´Isinlivi?´ ´Si´ ´Hosteria?´ ´Si´ Ze verdwijnt in de bossen.
Opeens staan we op het dorpsplein van Isinlivi. Een kerk, wat nederzettingen diffuus verlicht. Echter geen spoor van een hosteria. Volgens onze informatie zou deze er moeten zijn. Wat nu, onderdak zoeken bij locals? Doorfietsen naar weet ik waar? Ergens beschutting zoeken?
Op het plein spelen kinderen. onze verschijning eist al hun aandacht op. Ze roepen ´Pastor, Pastor´ en duwen ons in de richting van de pastorie. De zware houten deur gaat open. Daar staat de pastoor. Een Italiaan, hij biedt ons onderdak aan voor de nacht. Dit is het mooie van deze vakantievorm. Soms denk ik in serieuze problemen te zijn, maar een oplossing is altijd dichtbij. Met Peter was dat ook altijd zo.
De pastoor woont met zijn vrouw (?!) en drie kinderen op de pastorie. Het is een Italiaanse missiepost. Jammer genoeg is de taal een barrière, zij spreken geen Engels, wij geen Italiaans. Toch kunnen we wat communiceren. Het is een dorp van niets. De kerk, de pastorie en de school vormen al de helft van het dorp. Kinderen uit de streek krijgen hier les en leren meubelen maken. Zelfs vanavond wordt er nog les gegeven. We mogen aanschuiven bij het eten. De kinderen zijn druk, kleine boefjes! De pastoor geeft nog muziek- en dansles en bijbelstudie.
Op het dorpsplein speel ik wat basketbal met de Indianen. Het karige licht, de mist, de schaduwen van de Andes, het is een mooi moment. Fons ligt al te maffen als ik boven kom. Wat een dag en wat een geluk! Tijdens het afdalen, hoe mooi en mysterieus ook, wist ik niet goed waar dit avontuur zou gaan eindigen. Voldaan val ik in slaap.
Woensdag 19 januari 2000: Isinlivi – Chugchan, 42 kilometer
Na een heerlijke nachtrust word ik wakker van de beneden spelende kinderen. Nadat Fons en ik de fietsen weer bepakt hebben mogen we nog van een ontbijt genieten. Elisa, Maria en Marcon zijn druk maar zeer komisch. Tegen acht uur rijden we na afscheid genomen te hebben naar beneden. Het weer is fantastisch. Strak blauwe lucht, een heerlijke temperatuur en een lekker briesje die voor wat verkoeling zorgt. Het is een waar genot om in het prachtige landschap te mogen fietsen. Geen auto’s, bussen of andere monsters. Net als bij zeilen blijkt na een heftig avontuur de volgende morgen alles weer heel vredig te zijn.
Na een uur stoppen we even, eten wat en gaan weer verder. Wat een schoonheid. Beneden in het dal steken we een rivier over en klimmen naar Sigchos. Misschien is het van de andere kant van het dal nog mooier. Een besneeuwde vulkaantop verschijnt. Ik neem de ene na de andere mooie foto. De klim geeft een mooi uitzicht op wat ik in de voorbije dagen heb gefietst.
Sigchos is weinig bijzonders, het is iets groter dan Isinlivi. Fons koopt wat brood en kaas voor de lunch. Het park geeft schaduw voor de brandende zon.
De 23 kilometer naar Chugchan zijn onverwacht makkelijk. Stijgen, dalen, het volgt elkaar perfect op. De omgeving is nog steeds mooi maar wordt wat rommeliger naarmate we dichter bij het plaatsje komen.
Onderweg denk ik nog terug aan gisteren. Wat een gastvrijheid, alleen jammer van de taalbarrière. De missiepost doet denk ik goed werk maar ik vind het jammer dat de operatie ook in het teken staat van het overbrengen van een godsdienstige overtuiging. Bijbelstudie, koorzang, kerkbezoek. Is hier sprake van vrije wil?
Vlak voor Chugchan wordt een hosteria “The Black Sheep Inn” gerund door een Amerikaans stel. Ze zijn het jachtige bestaan in Amerika ontvlucht en willen hier hun ideeën over recycling, vegetarisme en macrobiotisme in de praktijk brengen. Ze hebben enige jaren geleden een stuk land gekocht en zijn in 1993 daadwerkelijk met de bouw van een onderkomen begonnen. Zij zijn er echt in geslaagd een Eldorado voor zichzelf neer te zetten met grappige elementen. Een compost-WC met uitzicht op de Andes. Hoop doet leven!!
Ik douche me schoon en schuif aan tafel aan. Het eten wordt familystyle geserveerd. Broccolisoep voor, pasta met tomatensaus en salade als hoofdgerecht met knoflookbrood. Regelmatig komt Andy binnenstappen. Ondanks het sandalenimago heeft hij met Michelle een sterk zakelijk instinct. De prijs voor een nacht inclusief ontbijt en diner bedraagt $ 17. Voor bier, cake of brownies hanteren ze Westerse prijzen. De zaak zal goed draaien. Toch is het wonderlijk een dergelijk onderkomen aan te treffen in the middle of nowhere! Een paar Ecuadoriaanse vrouwen doen het werk in de keuken. Volgens mij lusten Andy en Michelle zelf ook wel een stevige borrel. Het blijft een prachtige plek, zeker als ’s avonds de mist komt inzetten. De verse herinneringen aan gisterenavond komen weer boven. Het is een prachtige vakantie, eigenlijk nu al geslaagd. Iedere dag heeft weer haar eigen verassing.
Op de wereldomroep is Ecuador flink in het nieuws. De Indianen zijn opgetrokken naar Quito en dreigen het paleis van de president te bestormen. De Indianen eisen het aftreden van de regering alsmede van de rechterlijke macht. De president weigert echter met de Indianen te praten zolang ze zijn vertrek eisen. De Indianen zijn van plan overal roadblocks op te werpen om het normale leven in Ecuador volledig te ontregelen. Vanavond heb ik even gemaild naar pappa en mamma en naar Ridderhaven. Ik vermoed dat er verder weinig over Ecuador wordt bericht, anders had ik wel feedback gekregen vanuit Nederland.
Donderdag 20 januari 2000: Chugchillan – Zumbaha, 39 kilometer
Het licht komt al door de ramen als ik wakker word. Pas als ik de stem van Andy hoor kom ik eruit. Het is acht uur. Fons heeft op de “suspension bridge” van het uitzicht genoten. Het is weer een prachtige dag. Geen wolkje aan de hemel, alles strakblauw. Een goed ontbijt, eieren, toast, homemade jam en eindeloos veel koffie. Zo rondkijkend zie ik mezelf graag zoiets in Nederland creëren. Makkelijk, honden die in en uit lopen, ruimte, natuur, maar wel graag met mijn huidige werk.
De fietsen over de steile oprijlaan naar beneden krijgen is een hele heisa. Fons en ik lopen naar het dorp. Het stelt niet veel voor. Een paar huizen, een of ander pension en verder een hoop rommel. Aanvankelijk lijkt de route veel klimwerk te bevatten, maar regelmatig word ik getrakteerd op een stukje afdalen. Het is warm. Ik trek een shawl over mijn hoofd als bescherming tegen de zon en bekijk de wereld vanachter een zonnebril. Het landschap blijft mooi. De weg is redelijk goed. Soms als het klimmen gewoonweg te zwaar is loop ik een stukje. Het maakt me allemaal niet uit. Ik ben voor mijn gevoel losgekomen van tijd. Klimmen, dalen, het interesseert me niet. Eens kom ik boven, eens daal ik af. Ik geniet van de omgeving, van de rust en de stilte. Mijn lichaam heeft inmiddels voldoende kracht om nergens meer van te schrikken.
De mensen leven ogenschijnlijk zo rustig en stressloos. Het is haast een autarkisch bestaan. Een huis of hut, een varken, een koe, wat kippen en overdag verbouwen ze gewassen. ’s Avonds zorgt vuur voor warmte tegen de snijdende kou. Jammer genoeg prijkt op iedere nederzetting een antenne. Zo komt dagelijks onze Westerse consumptiemaatschappij de woonkamer binnen. Naar onze maatstaven staan scholing, gezondheidszorg en leefomstandigheden hier op een bijzonder laag peil. Tegelijkertijd heeft het iets oneindigs. Vanochtend fietste ik langs een begraafplaats. Leven of dood, wat maakt het uit dacht ik op dat moment. Hoe anders kijk ik daar in Nederland tegenaan. Ik wil nog zoveel realiseren!
Af en toe, bij een sappig grasveld, stoppen Fons en ik even. Dorst lessen, koekjes naar binnen werken en even van het uitzicht genieten. Ook zo iets: Wat is water toch een godendrank! Lago Quilotoa komt dichterbij. Steeds meer kinderen bedelen langs de weg. Soms heb ik wel tien kinderen achter me aan hollen, bijna altijd jongens.
Na iedere klim en bocht denk ik er te zijn. Iedere keer heb ik het mis. De wind waait flink rond m’n oren en af en toe word ik gezandstraald. Na een korte afdaling komen de nederzettingen van Quilotoa in zicht. Een schare kinderen komt op Fons en mij af. Naïeve schilderijtjes, kralen en kettingen worden mij getoond. Ik kan er weinig aandacht aan besteden, het uitzicht op het kratermeer is te mooi.
Fons en ik besluiten niet op deze plek te blijven maar af te dalen naar Zumbawa. Een geheel nieuw landschappelijk panorama ontvouwt zich voor me. Heel weids, grote cactussen, het is prachtig. Maar ook de bevolking gedraagt zich anders. Overal wordt gebedeld. Het is gedaan met de rust van de voorbije dagen. Jammer.
Een kleine klim brengt me in Zumbawa. Het dorp ligt mooi in het dal. Boven hoor ik de geluiden: Jongens die voetballen, blaffende honden, kippen en een enkele auto. Fons en ik strijken neer in een verlaten hosteria. De eigenaresse moet van ver opgetrommeld worden door haar kleine kinderen. De kamers moeten nog in orde worden gemaakt. Het maakt mij niet uit. Ik zit heerlijk in het zonnetje op het dorpsplein.
Aan het begin van de avond kopen Fons en ik eten voor de avond: Spaghetti, ketchup, rum, cola, chips en alvast brood en kaas voor de dag van morgen. In de gang (het balkon is te koud) improviseren we een woonkamer met wat bij elkaar gesleepte meubelstukken. Een kaars brandt, de spaghetti vult, de rum warmt me op. De wereldomroep galmt. Ach eigenlijk heb ik weinig nodig om het goed en gezellig te hebben.
Vrijdag 21 januari 2000: Zumbawa – Latacunga, 69 kilometer
Ik word wakker en voel me niet goed. Geen eetlust, misselijk. Ik probeer het zieke gevoel te negeren en maak mijn fiets gereed voor de dag van vandaag. Om toch iets naar binnen te krijgen eet ik wat biscuit. De weg het dorp uit is verschrikkelijk steil. Het is eigenlijk geen weg, het wegdek zit vol kuilen, groeven en rotsblokken. Met moeite kom ik boven. Ik voel me slap en heb totaal geen kracht in de benen. Ondanks dat proberen we toch in Latacunga te komen.
Inmiddels fiets ik buiten de bewoonde wereld. Klimmen gaat niet, ik moet lopen. Tijdens het lopen moet ik overgeven en voel wonderwel wat beter. Bij een roadblock van Indianen mag ik er als fietser door. Toch ziet het er wel dreigend uit. Mensenmassa’s, oproer, stokken in de aanslag……. Gelukkig volgt voor mij een afdaling. Het fietsen gaat beter en zelfs een klimmetje lukt nu. Na een langere afdaling volgt nu de echte klim tot boven de 4.000 meter.
De wind is krachtig, zeker een zes. Het is koud en guur. Ook Fons komt er niet tegenin. Ik probeer de vaart erin te houden maar moet regelmatig wat rusten. Aan de weg naar boven lijkt geen einde te komen. Bij een stop probeer ik weer wat te eten. Hoewel ik geen enkele foto heb gemaakt is het landschap best fraai. Een hoogvlakte met overal bergtoppen. Het land is kaal maar steeds verschillend van reliëf en kleur.
Eindelijk, de top. Ik daal meteen af en rijd direct een roadblock in. Fons is er dwars doorheen gescheurd. Ik stop. De Indianen vragen om dollars. Ik doe alsof ik niet begrijp wat ze bedoelen en fiets door het roadblock heen. Ziezo, ook weer gebeurd. Toch is het wel angstig. Alleen op de fiets ben ik in deze verlaten streek zo kwetsbaar als wat.
Nog een klein klimmetje en de echte lange afdaling begint. 31 kilometer! Na een paar bochten zie ik de witte stad, Latacunga, liggen. De afdaling eist al mijn concentratie. Het gaat ongelooflijk hard. Ik passeer twee roadblocks (vriendelijk lachen, zwaaien en doorrijden). Net na een bocht rennen plots twee vervaarlijk grommende honden de weg op. Een man houdt een derde hond aan zijn achterpoot vast. Vol in de remmen, vloeken en hard weer door. Bijna lag ik gestrekt op het wegdek.
Pujuh schiet voorbij. Inmiddels bevind ik me weer in de geciviliseerde wereld. Het is onrustig op straat. Overal branden autobanden (wat een stank!), liggen complete boomstammen omgekapt op de weg. Soms is zelfs het asfalt weggehakt en zijn greppels gegraven gevuld met smeulende hopen. Het wegdek ligt bezaait met glas en prikkeldraad. Voor auto’s is het compleet onmogelijk te rijden. Overal lopen wild schreeuwende mensen. Soms staat een TV’tje op een kruk langs de weg met een schare kijkers. Ik denk dat zij de ontwikkelingen in Quito volgen. Volgens de Indianen is het voor ons onmogelijk naar Latacunga te gaan. Toch lukt het ons. Fons en ik banen ons een weg dwars door alle versperringen heen. De sfeer is opgewonden. Met een glimlach kan ik veel regelen, niemand houdt me tegen.
In de straat van het hotel is een demonstratie aan de gang. De politie houdt Fons en mij tegen. Ik wil echter zo snel mogelijk een bed en steek de straat in. Overal lopen mensen met grote stokken. Er hangt een wilde sfeer. Een oud vrouwtje komt op me, zwaait vervaarlijk met haar stok en schreeuwt agressief naar me. “Dolarisation, bicicletta, Americans”. Het ijzeren gordijn voor de hoteldeur gaat gelukkig snel open en ik kan gaan slapen. Weg ben ik……
Zaterdag 22 januari 2000: Rustdag in Latacunga
Gisteren heb ik vrijwel niets gegeten. Maar ook vanochtend gaat er niet meer in dan een broodje en wat thee. Ik kruip snel mijn bed weer in. Fons gaat de stad in. Op de radio heeft hij gehoord dat een staatsgreep is gepleegd. Er is nu een junta gevormd van drie man, een militair, een indiaan en een burger.
Pas om half vier word ik goed en wel weer wakker. Ik loop Latacunga in maar voel me nog slap. Ik verstuur wat mailtjes naar het thuisfront. ’s Avonds eten Fons en ik pizza. Het valt redelijk. Het is een vervelend restaurant. Een steeds openvallende deur, tochtig, schreeuwende kinderen, lange wachttijden en veel personeel (!).
De straten zijn donker wanneer we teruglopen naar het hotel. Mensen liggen gehuld in dekens langs de kant van de weg te slapen, dronkaards passeren, het ziet er allemaal niet fris uit. De wereldradio bericht ons dat vorige vice-president, een onafhankelijk advocaat, de nieuwe president van Ecuador wordt. Hij is gekozen met instemming van het parlement. De Indianen voelen zich verraden. …..
Zondag 23 januari 2000: Latacunga – Ambato, 47 kilometer
Na het ontbijt snel weg. Direct bij de eerste meter asfalt voel ik de grote voldoening van het fietsen. Terwijl ik de Panamericana opdraai is de vulkaan Cotapaxi geheel vrij aan de horizon te zien. Prachtig, snel een foto en doorfietsen. Gelukkig is het vandaag zondag, de Panam lijkt wat rustiger, maar nog steeds moet ik goed uitkijken voor roekeloze buschauffeurs. Ik ben blij weer op de fiets te zitten, maar van deze omstandigheden, nee, daar kan ik niet van genieten.
De weg is glooiend maar steeds weer moet ik goed op het wegdek letten voor staaldraad, glas, prikkeldraad en het wegdek zelf, aller belabberdst. De sporen van de roadblocks zijn ook duidelijk. Brandhaarden, soms nog smeulend, scherven, omgehakte bomen en allerlei afval.
Het fietsen is vandaag snel voorbij, want Ambato ligt voor me. Een wat karakterloze maar grote stad. Fons wordt aangevallen door een zeer grote agressieve hond die een gat in zijn fietstas bijt. Het blijft oppassen hier!
Via de ringweg strijken we neer bij een van de vele plaza’s. Het hotel is vlakbij. ’s Middags slenteren we door de straten. Pleinen in Zuid-Amerika vind ik eindeloos. Iedere keer weer is het prachtig om op te gaan in het dagelijkse leven en mensen te observeren. Aan het einde van de middag doe ik een tukkie. ’s Avonds eten Fons en ik wat bij een chinees restaurant en kijken op de kamer naar de TV. Van Gaal moedigt zijn manschappen aan! Tijdens de uitzending van de wereldomroep val ik in slaap……
Maandag 24 januari 2000: Ambato – Banos, 50 kilometer
Ik heb de geplande twee dagen naar de Chimborazo ingeruild voor een tocht naar Banos. Volgens de Ecuadorianen is Banos weer veilig genoeg. De dreiging van de vulkaan is minder geworden. Het zal mijn vakantie er gevarieerder op maken. Banos ligt al in tropische sferen. Fons vindt het prima.
We ontbijten in de stad en pakken op het gemak de fietsen in. Net na 9.00 uur haalt Fons nog wat dollars op bij de bank. Vervolgens fietsen we Ambato uit. Wat een drukte. Overal mensen, voertuigen, enorme roetwolken. Ik voel me niet veilig op deze uitgaande weg. Na 15 kilometer wordt het gelukkig wat rustiger. In de verte zie ik de Tunguhuara-vulkaan roken, de boosdoener van een hoop sociale onrust. Het ziet er indrukwekkend uit, en ik fiets er nu recht op af…….
Fons heeft een lekke band. Een nieuwe binnenband, het is allemaal zo gepiept. Het wordt heel rustig op de weg en gelukkig mag ik bijna alleen maar afdalen. Moet ook wel, Banos ligt op 1.800 meter hoogte, duizend meter lager dan Ambato. In het dorpje Pelipeo kopen Fons en ik wat voor de lunch. Een enorme afdaling volgt op perfect asfalt. Alleen de wind is soms zo hard dat het moeilijk is om de fiets op de weg te houden. De omgeving wordt groener en de temperatuur wordt aangenaam warm.
Banos ademt een aparte sfeer uit. Heel relaxed, echt een toeristenoord, maar tegelijkertijd heel mysterieus. Het lijkt totaal verlaten. Overal zijn de ijzeren rolgordijnen gesloten, bijna niemand op straat op een enkeling na. Bijna geen winkel is open. Deze stad moet normaal bruisend zijn. Een enkel hotel is open. Fons en ik nemen intrek in een hotel dat alleen maar door militairen wordt bewoond.
In het stadpark openen we flessen bier en toasten op een perfecte vakantie. Ondertussen blaast de Tunguhuara vervaarlijke dampen de hemel in. Een enorme kegel ontstaat boven Banos. Heb ik toch een verkeerde keuze gemaakt? De Ecuadorianen worden er niet warm of koud van, “no problemas”.
Ook ’s avonds is de stad uitgestorven. In het enige café dat open is drommen alle toeristen samen. Een Australisch stel schuift bij ons aan tafel aan. Gespreksonderwerp (zoals gewoonlijk) zijn gemaakte reizen. De wijn smaakt goed. Voor het slapen gaan neemt Fons nog een duik in een van de vele bronnen die Banos rijk is. Ik voel er niet zo veel voor te weken in het bruine water. Ik heb het ook niet zo hoog met de hygiëne hier…..
Dinsdag 25 januari 2000: Banos – Puyo, 68 kilometer
Gisteren heb ik een beslissing genomen. Afdalen naar de Amazone. Dat moet in de nog twee voor mij resterende fietsdagen kunnen lukken. Vanuit de Amazone lift ik dan wel terug naar Quito. Fons en ik verorberen een simpel ontbijt en fietsen om 9.00 uur Banos uit. Een heerlijke tocht begint. Ik mag voornamelijk afdalen. Bij de krachtcentrale net na Banos houdt het asfalt op, maar de gravelwegen bieden een prima ondergrond. Echt hard gaat het niet, maar er is te veel te genieten van de rivier beneden in het dal, de veranderende natuur en de aanzwellende temperatuur en luchtvochtigheid.
Bij een stalletje langs de weg drink ik een Coca Cola. Fons zet zijn fiets vlak bij een aap aan een ketting. Ik waarschuw hem nog…… Binnen een mum van tijd heeft de aap de bidon open en bestudeert de versnellingen van de fiets. Fons wil ingrijpen maar de waardin springt tussen beiden met een banaan. De aap laat even agressief zijn tanden zien. Even later laat de vrouw verwondingen zien aan haar arm. Het lijkt zo’n lief aapje. Het vrouwtje zet een schildpad buiten. Binnen een kwartier maakt deze dat hij wegkomt.
Ik vervolg de weg naar beneden. De vegetatie wordt steeds groener en weelderiger. In de berm groeien prachtige bloemen. Soms vliegen papagaaivogeltjes uit het riet weg. Het is warm. Uit de begroeiing komen allerlei geluiden die me doen denken aan Thailand en Indonesië. Gelukkig brengen watervallen en riviertjes onderweg verkoeling.
Bij een door Luxemburg cadeau gegeven brug lunch ik. De Andes ligt nu echt achter me. Ik daal verder af de jungle in. Soms moet ik me stukbijten op een klimmetje. Het zweet gutst langs mijn benen. Bij een militair checkpoint moeten Fons en ik ons laten registreren. Dit is nog een maatregel uit het vredesakkoord dat Ecuador met Peru heeft gesloten na een oorlog om een stuk van de Amazone.
In Puyo vind ik onderdak bij een door een half Duitse geleide hosteria. Het is een mooie locatie. Rond een prachtige tuin zijn cabanas gesitueerd. In een kooi ligt een vijf meter lange Boa te zonnen. Deze Duitse tang heeft er flink de wind onder. Alles ziet er degelijk en schoon uit. Een indrukwekkend standbeeld van Vati completeert mijn beeld.
Een frisse douche doet me goed. ’s Avonds genieten Fons en ik van de heerlijke temperatuur onder het genot van een Ecuadoriaanse Cabernet Sauvignon. Nog een dag fietsen………
Woensdag 26 januari 2000: Puyo – Tena, 90 kilometer
Het beste ontbijt tot nu toe. Eindelijk eens een pot lekkere koffie op tafel, eindeloos veel juice. Onze Duitse gastvrouw heeft het goed begrepen. Tijdens het ontbijt is de Boa lekker aan het badderen. Tegen achten zitten Fons en ik op de fiets. Het centrum van Puyo is levendig, maar al snel rijden we tussen metershoog suikerriet. De weg is bedekt met steen en heel smal. Gelukkig schijnt de zon nog niet volop, anders zouden we uit elkaar klappen van de hitte. Hard gaat het niet, hooguit 10 kilometer per uur. Soms passeert een bus. Deze trekt zo’n stofwolk op dat het zicht me enkele seconden totaal ontnomen wordt.
Bij een dorpje stoppen we, wit van het gruis, voor een verkoelende Coca Cola. Het smaakt heerlijk. Een vrouw koopt een kip. Haar dochtertje neemt de kip in de armen mee naar achter. Even later hoor ik tsjakk! Weg kip! Regelmatig deze vakantie hoor ik geschreeuw van een varken. In Nederland staat slachten zo ver van me af. Hier hoort het bij het leven van alle dag.
De weg daalt wel maar is in zo’n slechte staat dat ik moet opletten niet van de fiets te vallen. Mijn vingers doen pijn van het knijpen in de remmen. Ook de honden zijn hier weer enorm agressief. Bij het passeren staan ze meteen in de aanvalshouding met de tanden bloot. Argos, je bent er niets bij!
Fons zit al in een tentje langs de weg te eten als ik aankom. Soep en schotel heeft hij al voor me laten klaarzetten. Het gaat er wel in. Ook Fons verzucht de staat van het wegdek, en dan te bedenken dat we pas op de helft zitten. Een man spreekt ons aan. Hij werkt voor een oliemaatschappij en verhaalt over de problemen van Ecuador. Hij spreekt zo perfect Engels dat ik denk dat hij een Amerikaan is. Mis! Een volbloeds Ecuadoriaan.
Fons en ik vervolgen de weg. Bij een rivier kan Fons het niet laten er direct in te springen. Ik laat het bruine water aan me voorbijgaan. Het moet verfrissend zijn maar ik stel mezelf gerust dat ik op de fiets toch weer in een mum van tijd geheel doorzweet ben en bedekt met stof. De vegetatie is overdadig, maar helaas zie ik ook veel kaalslag.
De nederzettingen zijn niet meer dan hutten op palen (ongedierte!). Het is verzengend warm. Bij een klim drijf ik bijna van mijn fiets af. Het wegdek is er alleen maar slechter op geworden. Fons is het zat. Hij heeft z’n fiets onder een hut geparkeerd en vult zijn energievoorraad bij. Om zichzelf op te peppen neemt hij een caffeineshot: Oploskoffie met koud water. Ik ben dan al op weg naar Tena op zoek naar een gekoelde Coke!
Aan de weg komt geen einde, maar opeens is daar de brug die het begin van Tena markeert. Bij de eerste de beste tent zit ik met mijn handen om een gekoelde cola geklemd, als een kind zo blij. Tachtig kilometer gefietst in hitte en stof over een slecht wegdek. Het maakt allemaal niet meer uit. Ik heb nog maar een paar kilometers per fiets te gaan in Ecuador. Maandag zit ik weer in pak achter mijn bureau. Nog een klimmetje en afdalen naar Tena. Een aardige stad gebouwd rondom een rivier.
Onder de douche spoel ik al het vuil en zout van me af. Het is al donker wanneer Fons en ik gaan eten. Met pizza’s heb ik geen geluk. Het duurt iedere keer ongelooflijk lang. Fons lurkt al aan zijn sigaar wanneer ik nog moet gaan eten, maar het is wederom het wachten waard. Omdat het de laatste avond is wil Fons nog even naar een bar. We komen terecht in een internetbar. Ik haal mijn mailtjes op. Zelfs een bericht van Henk-Arnold. Hij, Paul en het thuisfront zijn bezorgd. Ecuador was de laatste dagen in Nederland voorpaginanieuws. Allemaal hopen ze op een veilige terugkomst…..Alleen ik weet dat dat ook gaat lukken!
Na een paar laatste Cuba Libres lopen we terug naar het hotel. Ik val als een blok in slaap van deze vermoeiende dag.
Donderdag 27 januari 2000: Tena – Quito
Aan alles komt een eind. Hoewel de vakantie nog niet voorbij is is wel een einde gekomen aan de fietstocht en de tocht met Fons. We “doen” nog een ontbijt in de stad. Het gaat allemaal snel. Voor de tocht naar Quito heb ik een pick-up geregeld. De fiets vindt haar plek achterin de bak. Ik geef Fons een hand. We hebben samen een prachtige tocht gehad. Het was iedere dag weer gezellig, er is geen onvertogen woord gevallen. Het zal voor hem best gek zijn nu alleen verder te gaan.
Morgen heb ik nog een dag in Quito. Ik heb deze dag met name als veiligheidsmarge ingebouwd. Zaterdag vlieg ik terug naar Amsterdam. Ook wel weer zin in. Er staan eigenlijk alleen maar leuke dingen te gebeuren. Iedereen weer zien inclusief de onvoorwaardelijke blijdschap van Argos. Maandag starten op Ridderhaven, het zal weer een interessant jaar worden. Rotterdam, mijn heerlijke appartement, vrienden…….
Stiekem kijk ik ook al naar volgend jaar. Fietsen in Bolivia of Chili, of toch maar het zuidelijk eiland van Nieuw Zeeland. Over twee weken op de Op Pad Beurs ga ik me al oriënteren.
De start van de tocht is mooi, weelderig groen, blauwe lucht en een redelijk wegdek. Mijn chauffeur begint direct al over geld te zeuren. Slimme truck, hij heeft geen geld om te tanken! Als het asfalt ophoudt wordt het buffelen. Vlak voor Baeza is een vrachtwagen geschaard. Met wat stuurmanskunst werkt hij zich erlangs.
Band lek? Gelukkig, er hoeft alleen maar lucht bij. Voor de klim naar de pas van Pappalacta moet het pick-upje hard werken. Net als gisteren stuift de weg enorm. Als een vrachtwagen ons tegemoet komt zitten we compleet in de mist. Gevaarlijke situaties op deze smalle bergwegen.
De beklimming is niet zo heel fraai. De oliepijplijn van het oosten naar de Grote Oceaan is steeds zichtbaar. Het is de slagader van Ecuador. De olie houdt de economie in ieder geval nog een beetje gaande. Verder is het landschap kaal. Als ik boven de 4.000 meter kom is het verrekte koud geworden. Een lange afdaling op goed asfalt volgt. Het gaat allemaal snel. He, Pifo, hier heb ik pakweg twee weken geleden geslapen.
In Quito komt mijn duiveninstinct me goed van pas. Bijna foutloos leid ik de chauffeur naar Hostal Fuente Piedra. Het voelt een beetje als thuiskomen. Ik bel Andes Adventures. Ze vertellen me dat KLM gewoon weer van Quito vliegt. Mooi, dat scheelt een paar vroege uurtjes op zaterdag. Ook kom ik de leden van de The Origin Xpedition to the Source weer tegen. Zo te horen hebben ze een mooie tijd gehad, maar de twee hoofddoelen Sangay en Chimbarazo zijn niet gehaald. De Sangay bleek tot 200 meter onder de top te gevaarlijk. Stenen kwamen als kanonskogels naar beneden zetten.
Tegen het einde van de middag loop ik Quito in. ’s Avonds luister ik met een schuin oor naar de conversaties van de expeditie. Er is veel kritiek op de leider en als ik het niet mis heb zijn er veel onderlinge irritaties. Er is tweespalt ontstaan en er wordt veel af gediscussieerd. Ondanks het gekissebis hebben ze een mooie tocht gehad denk ik. Een echte expeditie is het naar mijn mening niet geweest. HT-reizen biedt dezelfde tocht al jarenlang in het programma aan. Ik denk dat ik een minstens zo interessante tocht heb gemaakt. Ik heb het fietsen per fiets weer herontdekt. De wereld ligt open voor tochten, alleen drie weken is een korte tijd voor dergelijke ondernemingen. Nog een kop koffie en ik ga slapen.
Vrijdag 28 januari 2000: Quito
Wat later dan normaal sta ik op. In de gang sla ik het vertrek gade van de expeditieleden. Ik vang flarden van gesprekken op: “Voor mij is de maat nu vol…..”. Ik denk dat het goed is dat de club snel in Nederland landt en uiteen gaat! Ontbijten doe ik bij het Café de Cultura. Een heerlijke yoghurt met muesli, banaan, honing en gefilterde koffie. Wat een genot!
Even later loop ik binnen bij de South American Explorers Club om mijn aan het begin van de vakantie achtergelaten kopieën van paspoort etc. op te halen. In de kamer vol trip reports van andere reizigers vind ik weinig van mijn gading. De informatie is erg summier of persoonlijk getint. Bij Andes Adventures mag ik nog wat dollars ophalen van de niet gemaakte trip vanuit Cuenca. Vlakbij is Libris Mundi gevestigd, de grootste boekenzaak van Quito. Ik ben op zoek naar een boek over Ecuador met vooral portretten van de mensen. De mooiste is exhorbitant duur, ik laat hem liggen. Lunchen doe ik bij de hot place in town. Iedereen zit daar! Een compleet blanke enclave in het koloniale Quito……
’s Middags probeer ik wat cadeaus te vinden voor het thuisfront. Het lukt niet. Ik denk niet dat ze zitten te wachten op een uit hout gesneden toekan of een naïef geschilderd schilderijtje van de Cotapaxi. Een “lama”-wandkleed zoals oma dat ook heeft lijkt me wat overdreven…….
Terug in het hotel orden ik alle bagage en verpak mijn fiets in een grote doos. Ik eet nog een hapje, neem een warme douche en ga vroeg slapen. Al met al is het een functionele dag geweest. Morgen om zeven uur word ik opgepikt voor een transfer naar de luchthaven. Het zit er bijna op.
Zaterdag 29 januari 2000: Quito – Amsterdam
Het regent wanneer ik naar de luchthaven rij. Het moderne stadsdeel van Quito biedt zo een trieste aanblik. Op de airport is het verschrikkelijk druk. Ik pers me een weg door de menigte met de doos met fiets achter me aanslepend. Voor ik het weet wordt mijn rijke bezit ingepikt door luchthavenpersoneel, ik moet achter in de rij aansluiten. Iedereen staat tegen elkaar aangedrukt. Echt rustig voel ik me niet. Mijn fiets staat zonder direct toezicht tussen alle mensen bij de incheckbalies. Een pakketje met wit poeder verdwijnt zo in een van de gaten van de doos. Ik denk er maar niet te veel aan. Twee uur later mag ik dan toch inchecken.
Ik ontmoet een Nederlands stel. Al pratende vertellen ze over een persoon die ze ontmoet hebben. “Perry?” “Ja, Perry was het, bij toeval heeft hij een neef van hem ontmoet en iemand waarmee hij heeft geklommen in de Himalaya”. Die laatste was ik dus. Zij waren in Quito tijdens de staatsgreep. Het ging er nogal wild aan toe. Twee dagen lang zijn ze het hotel niet uitgeweest.
Nadat ik uitgebreid besnuffeld ben door hasjhonden mag ik de MD van KLM betreden. Voor ik het weet zit ik het AD te lezen. Het vliegtuig wordt op een enkele Nederlander na bevolkt door Ecuadorianen. Ik heb gehoord dat veel bands uit Otavala Europa per tourbeurt bezoeken. Het zou me niets verbazen als ik een aantal muzikanten die nu naast me zitten volgende week in Rotterdam tegenkom!
Opstijgen, tussenlanding op Curaçao, het gaat allemaal snel. Wanneer het vliegtuig de nacht in vliegt probeer ik wat te slapen. Tijdens de ochtendgymnastiek boven Ierland word ik wakker. De laatste uurtjes, ontbijtje, Noordzee, Amsterdam. Regenachtig, koud, donker, vroeg. Groot is mijn verbazing als Paul de Bijl me staat op te wachten bij de uitgang. Een warm welkom. We drinken een kop koffie. Even later rijdt Paul me naar Driebergen. Aan de begroeting van Argos komt geen einde. Mamma heeft een heerlijke brunch georganiseerd. Tegen twaalven schuiven Govert en Inge met Stijn aan. Ook Paul blijft. Ik kan een hoop mooie verhalen vertellen. Heerlijk om zo thuis te komen!
’s Middags lift ik mee met de Passat naar Rotterdam. Stijn zit druk pratend achterin. Op mijn appartement is niets veranderd. De post heeft niets bijzonders gebracht. Morgen weer werken, ook zin in. Het is voorbij, een prachtige reis. Ik val in een diepe tevreden slaap……