2003 Kenia

Zondag 27 juli 2003: NAIROBI – KENTMERE CLUB

In een sombere kamer word ik wakker. Niet zo best geslapen. Gisteren, na aankomst in Nairobi, dronken Irma en ik nog een biertje in het café tegenover het Impala hotel. Knalharde muziek van een solist op gitaar en keyboard…. Voor mijn gevoel heeft hij de hele nacht gespeeld. Daarna het gestommel van gasten die hun bed proberen te vinden. Maar na enerverende tijden op het werk ben ik heerlijk met Irma in Kenia in het gezelschap van twee fietsen!

Een simpel ontbijt, fietsen ongeschonden uit de dozen gevist, stuurtje recht, pedalen erop, zadel omhoog. Pang! De bout van de zadelpen breekt af. Daar ben ik mooi klaar mee op een zondagochtend in Afrika. Bij Irma bungelt het achterspatbord zonder schroefje boven het achterwiel. We hadden het Snel nog wel gevraagd…. De fietsdozen kunnen we kwijt in een berghok, erg makkelijk voor de terugreis.

Onze aankomst gisterenavond in Nairobi was wel komisch. Via internet had Irma een transfer geregeld en expliciet om een pick-up-truck gevraagd. Ik vermoedde al dat het fout zou gaan. Maar met mijn fiets dwars door de zijdeur en Irma’s fiets door het dak heen kachelden we een donker Nairobi binnen.

Hoewel we vroeg wakker waren, schiet de tijd toch aardig op. Geld pinnen, schroefjes en moertjes regelen, supermarkt, het lukt allemaal. Het is tegen twaalven als we Nairobi uit fietsen via de Limururoad. Een grauw wolkendek vergezelt ons, maar gelukkig valt het verkeer mee. Vooraf vreesde ik dat wel. Ze rijden als dwazen…..

Belgische ambassade, de Canadese, veel bloemen en planten te koop langs de weg en regelmatig daalt een roetzwarte dieseldamp op ons neer.

Bij een fraai tuincentrum net iets van de weg af lunchen we. Heerlijk, het is vakantie, lekker samen weg en op de fiets nog wel. Het voelt heel goed weer met mijn ros en route te zijn, maar nu in gezelschap van een heerlijke dame! Ik dacht dat fietsende vrouwen voor mij niet bestonden.

Een voorzichtig zonnetje breekt door. Het is klimmen en dalen en weer klimmen. Nairobi laten we achter ons en de omgeving is fraai met veel thee- en koffieplantages. Vandaag hadden we behoorlijk wat kilometers willen maken, maar dat halen we door de verlate start niet. We vinden een aangename alternatieve route naar Limuru via de Banana Hills Road. De verkeersintensiteit neemt direct af en het straatbeeld wordt verrijkt met veel kleurrijk geklede mensen. Het is wel klimmen geblazen. Bij Irma loopt de “natuurlijke” toerenteller al aardig in het rood. Veel mensen groeten ons. Jambu!

We stoppen even voor een slok water. Ik hoor wat vallen. Wat? Een remblokje op de grond? De blokken op het achterwiel zijn ook al bijna uit hun houder geschoven….. Snel, wat maak je me nou? Dit mag toch niet. Wat een geluk dat ik dit voor mijn ogen zie gebeuren, anders was ik aardig de pineut geweest. Gauw zie ik de oplossing. De blokken hadden geborgd moeten zijn. Bij een tentje langs de weg met een laswerker vind ik stukjes ijzerdraad. Jammer, het past niet. Een Keniaan wijst op een stukje elektriciteitssnoer, stript het en plots liggen daar drie mooie dunnen koperen draadjes. Perfect, het past precies. Ondertussen heeft Irma veel praats met een moeder en kinderen. Natuurlijk willen ze even op de fiets zitten.

M’n remmen werken weer. Terwijl ik de weg oprij zie ik in de verte de hoogbouw van Nairobi liggen.

Na nog wat klimwerk komen we daadwerkelijk in Banana Hill. Het hele dorpse leven speelt zich langs de weg af. Veel mensen, winkels, een bont gebeuren. Terwijl we even stilstaan botst een vrouw tegen Irma’s fiets. Aah, ze is blind. Een meisje hardloopt met ons mee het dorp uit, klimmen dalen, ze volgt ons op de voet. Tja, de beste hardlopers komen uit Kenia!

De kerken hebben in hun verleden behoorlijk hun sporen nagelaten. Overal klinkt gospel en alles belovende teksten sieren de weg.

De Kentmere Countryclub, very British indeed! Fraaie cottages gelegen in een prachtige tuin. We rusten wat uit van onze eerste fietsdag, nemen een verfrissend bad en eten ’s avonds bij de club. Zebra en gazelle, ja, we zijn in Afrika!

Dag afstand: 27.76 km

Maandag 28 juli 2003: KENTMERE CLUB – LAKE NAVAISHA

Hoewel we vroeg op wilden staan worden we pas echt wakker om half negen. Ik heb vannacht veel gedroomd. Door de prachtige bloementuin lopen we naar het clubhuis en ontbijten. Het is pas tegen tienen dat we wegrijden. Het is jammer dat het zo grauw weer is, anders zou het groen van de theeplantages nog groener zijn. Het is flink klimmen geblazen. Maar met af een toe een drinkpauze bereiken we Limuru, een levendig plaatsje vlak aan het spoor van een highway. Kennelijk zit Bata hier met een grote fabriek zo aan de borden te zien.

We passeren een brug over de dodelijke verkeersader en verkiezen de Old Navaisha Road, een veel rustiger en dus veiliger alternatief. Een heerlijke afdaling begint en opeens telt het kilometersaldo hard door. Dat geeft een prettig gevoel. Met zicht op de Rim-vallei geeft een Keniaan uitleg over het panorama op een gekerfd stukje hout. Natuurlijk, dat moeten we kopen. Ik voel er weinig voor, maar Irma’s gevoel is sterker voor deze man. We sjezen de vallei in.

Het bevalt me wel, fietsen in dit land. Vriendelijke mensen, een opklarende dag en een druk straatleven. We rijden door een stoffig plaatsje heen. Een echte truckstop. Net iets buiten het dorp lunchen we. Nou ja, lunchen, koekjes met water. Nieuwsgierige schoolkinderen staren naar ons. We fietsen door. Gaandeweg hapert bij Irma het motortje. Met wat pauzes komen we nog wel een eind, maar nog 20 kilometer door, dat zit er niet meer in. Met uitzicht op de Longomon-vulkaan drinken we een Coca Cola en besluiten uit te gaan zien naar een lift. Het lukt! Zoon gaat zijn vader halen. Fietsen in de bak, wij erbij.

Dat gaat snel. Irma’s gezicht klaart zienderogen op. In de tussentijd betrekt de lucht behoorlijk. Het zal toch niet gaan regenen? De eerste druppels, dan zet het door. Irma mag voorin plaatsnemen, heel charmant van de Kenianen. Vervolgens barst het noodweer los. De chauffeur brengt ons linea recta naar een duur onderkomen. Vol! Nou, nog een kamertje dan. Ik haal een truc uit. Ik veins dat ik resident ben en dus in Kenia woon. Dat scheelt de helft in kosten.

Een warm bad, droge kleding, ik voel me een ander mens. We lopen even naar het meer. Mooie luchten. Het diner is een buffet en het lijkt erop dat dit hotel vooral door groepen wordt aangedaan. ’s Avonds vallen de oogjes snel dicht.

Dag afstand: 50.43 km

Dinsdag 29 juli 2003: LAKE NAIVASHA – HELLS GATE NATIONAL PARK

Klokke zeven uur worden we wakker en gaan er meteen uit. Het is druk bij het ontbijt. Tja, groepen….. Snel de fietsjes pakken en weg, uit de fake-wereld terug Kenia in. Er zijn veel mensen langs de weg. Dit deel van Kenia wordt wel eens vergeleken met Nederland. Overal staan kassen. Na 15 kilometer slaan we linksaf een onverharde weg op, welke leidt naar de toegang van het Hells Gate National Park. Het is een van de weinige parken waar doorheen mag worden gefietst. We betalen de parkfee en trappen over het lava het park in.

Zon, blauwe lucht, ik ben benieuwd wat de dag brengen gaat. De eerste zebra’s, in de verte gazellen, weer even verder soort zwijnen. Links van me hoor ik geritsel. Giraffes toornen boven de bomen uit. Een beetje déjà vu, dat wel, maar toch heel gaaf om dit zo mee te maken en dan nog op de fiets. We eten even wat en bepalen wat we verder gaan doen. Irma is al behoorlijk moe. Het is zwaar fietsen, het lava geeft veel weerstand en de zon straalt behoorlijk. We rijden iets terug naar de start van het Buffalo-circuit. Hoewel ik deze graag wil rijden begrijp ik Irma ook wel. Het is niet goed nog eens een zware dag te hebben. We draaien om. Het park trakteert ons nog wel op een enorm zware klim, maar gelukkig begint al snel weer het asfalt. De zon is verzengend, maar met nog twee kuitenbijtertjes belanden we in een aardig hotel langs het Lake Naivasha.

Ik was me helemaal stofvrij. We lezen wat, borrelen en dommelen. Eten doen we in de huiskamer. Het is normaal een onderkomen voor wetenschappers. Goed eten. Praten met een Israëler die handelt in bloemen en drie keer per jaar naar Kenia gaat naar zijn klanten. We worden naar buiten geroepen. Hippo’s. We horen ze voortsjokken, wat een plompe kolossen. We lopen naar de veranda van de kamer. In de bossen horen we ze brommen, wat een orkaan van geluid. De wachters verdrijven ze. Plots zijn er vier met moeder en twee jongen op 10 meter afstand. Ze verdwijnen de bossen in. Wauw, Afrika……

Dag afstand: 42,26 km.

Woensdag 30 juli 2003: ELSAMERE – CRATER LAND

We ontbijten en pakken de fietsen in en rijden een stukje van de weg van gisteren terug. Grappig hoe dat met beleving gaat. We dachten dat het flink omhoog zou gaan. Nu was dat het tegendeel. Af en toe wel wat klimmen, maar alles vrij makkelijk.. Ook Irma sleurt de kilometers gemakkelijker weg. Leuk de verkeersborden, overstekende giraffes! In Kongari stoppen we en drinken wat water. Ik voel me als op een filmset. Ik sla het dorpse leven gade. De fietsenmaker, verkopers van groente, mais. Een militair met z’n geweer. De kippen er tussen door. Heerlijk genieten in het zonnetje. Dit is wat fietsen zo mooi maakt. Lekker de vrijheid en een land echt ervaren.

De weg wordt nu onverhard. Het fietsen gaat wel langzaam maar gemakkelijk. De vergezichten zijn prachtig. Na een kilometer of acht stoppen we bij Crator Lake. Via allemaal paadjes komen we bij het viewpoint. Een prachtig, haast emerald groen kratermeer vol met flamingo’s. Tijdens het fietsen schoot het wild links en rechts al voor me weg. Kenia overtuigt me als fietsland. Dit is echt anders dan anders en een interessante aanvulling op al mijn ervaringen.

We dalen af naar de lodge gesitueerd aan de oever van het meer. Een oase van rust. We bekijken de dag verder. 28 kilometer fietsen over een dirtroad, een lift naar Namura en het is al één uur. De lodge lonkt. De bediening waarschuwt ons voor de berovingen op de Northroad. Een waarschuwing om niet in de wind te slaan. We blijven, zijn de enige gasten en nemen de mooiste hut. Het is een soort tent met aangebouwde badkamer. Het uitzicht op Crater Lake is fantastisch. Hoewel we ons graag ontdoen van het stof is er alleen nog koud water. De boiler moet opgewarmd worden. We maken een ronde langs het meer. De flamingo’s zijn zeer schuw. We hoeven maar op enige afstand te komen en de onrust in de groep slaat toe. Een stijgt op, de rest volgt. Fraai gezicht met de felle rood-roze kleuren. Apen kijken ons vanuit de boom toe. Als ik een dichter nader begint hij spontaan naar beneden te reiken….. Tja een effectieve methode.

Tegen het einde van de middag nemen we een heerlijk bad. Lang geleden dat we samen in bad zaten. Volgens mij de Ardennen. De kraan zit altijd aan de verkeerde kant. Nu dus niet! Het uitzicht is fenomenaal. Een aap kijkt ons vanuit een boom op afstand toe. We dommelen wat en zien het donker worden. Ondertussen kwetteren de flamingo’s, brullen de apen. Een heel concert. We eten buiten. Lekkere vis uit Lake Navasha. Daarna een hoofdgerecht van beef en allerlei groenten. De borden zijn zo enorm, ook de afgelopen dagen. We krijgen het amper op. Vlakbij ons kruipt een katachtig dier, gelokt door wat vlees. Schuwe beesten die alleen zo te zien zijn. Eigenlijk jammer. Zo worden ze half tam.

Een Peace Corps werkster passeert onze tafel. Ze heeft hier onderdak en werkt vlakbij. Ze beaamt de verhalen over de noordelijke route. Het besluit is genomen, we rijden via de zuidelijke route terug. Het is niet anders, ik wil geen risico’s nemen. Ze is gepensioneerd, komt uit Amerika en is dit de laatste jaren gaan doen. Ze heeft er een goed gevoel bij. Ze verkondigt wel wat mooie wijsheden. Hoe meer afval in een dorp hoe welvarender het is. Logisch, want dan is er kennelijk geld voor plastic! Tja, is het bij ons anders? Minder zichtbaar onze afvalbergen. We gaan slapen. Het was een heerlijke dag. Niet veel gefietst, wel lekker genoten van wat Kenia mooi maakt.

Dag afstand: 15.54 kilometer

Donderdag 1 augustus 2003: CRATER LANE – NAIVASHA – NAKURU

‘s-Ochtends word ik wakker van het dierengekwetter. Vanuit de tent en dus vanuit bed heb ik weer prachtig uitzicht op het meer. We ontbijten, betalen en worden geholpen alle trappen met de fiets weer omhoog te nemen. Een short cut brengt ons snel terug op de route. We rijden mee met Nit, de Peace Corps medewerkster. Grote apen springen voor de weg af de bossen of bomen in.

In Konjoni stoppen we weer even om nogmaals te genieten van het hele gebeuren. De weg is weer verhard en we rijden de bekende route terug.

Onderweg komen we een kleurrijke markt tegen. We struinen er wat overheen en slaan het hele gebeuren gade. Kleding, voedsel, plastic huishoudelijk gerei, alles wordt verhandeld. Met jerrycans bij de pomp. Auto’s worden tot ze door hun assen zakken bepakt. Irma koopt een “Jaguar” petje. We kopen water en vervolgen onze weg. Het gaat hard. Tegen lunchtijd stoppen we bij de Naivasha country club, eten wat en voor we het weten arriveren we in Naivasha, een klein stadje. Vervoer over de dodenweg van Naivasha naar Nakuru is snel geregeld. Wel veel geld, 5.000 Ksh. De pick-up ziet er goed uit in tegenstelling tot alle andere auto’s. De fietsen vinden hun plek achterop met touwen vastgebonden. Ik sluit m’n ogen voor eventuele beschadigingen. De weg is heel bumpy. Af en toe stoppen we om de fietsen te checken. Het gaat goed. De weg is redelijk druk maar naar ons oordeel niet onoverkomelijk. Ik heb erger gezien. De Pan American…….. Het scheelt wel een dag fietsen in dieseldampen.

In Nakuru vinden we snel goed onderdak. We douchen en willen informatie over het Nakuru National Park. Het management alsmede een blanke missionaris verbiedt ons de straat op te gaan. Te gevaarlijk. Het schemert al! Oh! We borrelen wat in de bar en komen snel tot de conclusie dat dit een hele leuke vakantie is met al veel fraaie momenten die haast alleen met de fiets te ervaren zijn. Ondanks de soms zware inspanningen geniet ook Irma van dit lovertje?

We eten gegrilde kip met chapati en de oogjes vallen tegen tienen dicht.

Dag afstand: 39,54 kilometer

Vrijdag 2 augustus 2003: NAKURU

Rond half acht wakker. We pakken een ontbijtje, gewoon simpel. Wat fruit, toast, jus d’orange, koffie en wat flakes. Geen ei, geen bacon, geen sausage. Soms zwicht ik wel, want het smaakt best goed. Lezen de krant over een terroristische aanslag in Mombasa. Tje, behoorlijk wat mensen…… Kenia?. British Airways is vanwege de veiligheidssituatie toch gestopt met vliegen op Kenya. Ach, ik ben wel wat gewend na Ecuador. Zouden ze nou net twee fietsers pakken om het nieuws te halen? Het is eerder nieuws dat er twee fietsers in Kenia zijn. We gaan op zoek voor een toer naar het Nakuru National Park. Deze is zo gevonden. Op e-mail niets bijzonders.

We doen in de “supermarkt” wat inkopen (mmm, hele grote zakken cashew en macadamia’s), brengen dat naar het hotel en gaan op zoek naar een aanbevolen café. De straten zijn gezellig rommelig. Ik hou wel van die chaos. Bij Sheila kan alleen maar vet worden gegeten. Ik beperk het tot een French Toast. De Marsala Tea is wel lekker met een flinke Bire erin. Het tochtje begint. We zien het al. Voortaan beter onderhandelen over auto etc. Dit stelt niet veel voor. Het weer is bedrukt, het zou goed zijn voor het wild, komen ze eerder tevoorschijn. Het eerste uur rijden we alleen maar tussen bush. Geen dier te bekennen, in de verte wel het meer, verder alleen wat verdwaalde apen. Ik voel me bekocht. In het zuiden van het Nakuru National Park wordt het toch wel aardig. Ontelbaar veel flamingo’s, pelikanen en verder wat buffels, en verdwaald nijlpaard. Achteraf toch best aardig. We eten nog wat en gaan snel slapen.

Zaterdag 2 augustus 2003: NAMURU – LAKE BOGORIA

Ik voel me weer heerlijk als ik de stad uit fiets. Lekker op vakantie met Irma, mmm wat een dame. Ik geniet van haar zoals ze fietst. Pet op, staartje en die lekkere bruine beentjes op de pedalen. Het eerste stuk, na een wat kleinere klim, gaat loeihard met flinke afdalingen. Ik heb amper gelegenheid van de omgeving te genieten. Soms waan ik me even in Nederland tussen de groene weiden. Tegelijk zijn echt alle mensen hier zwart. Zo anders. Het zijn vriendelijke mensen en ze laten ons gelukkig vaak met rust als we even pauzeren. In een dorpje kopen we een banaan. Men probeert ons ook geroosterde maïs aan te smeren. Wel een fraai gezicht. Alles wat maar glas is (cognac, Martini etc.) is gevuld met honing. Tegelijkertijd heb ik nog geen bij gezien. Bij de evenaar stoppen we even. Opeens realiseer ik me dat ik nu op alle continenten de evenaar met de fiets ben gepasseerd. Ecuador, Kenia, Indonesië. Wel een aardig fietsfeit. Tegelijkertijd zie ik dat Lake Bogoria nog 70 km. is. Als dit zo doorgaat sjezen we daar in 2,5 uur naartoe, geholpen door het lichte afdalen in “de rug”.

Al snel gaat het minder hard en slaat na 45 kilometer racen de vermoeidheid toe. Een lekkere rustplaats vinden lukt niet echt. Bij een truckstop na 60 kilometer vinden we dan toch een plek in de schaduw. Een colaatje, wat koekjes en het schouwspel gadeslaan van een stoppende bus, vrouwen met hun koopwaar die opveren en naar de bus hollen, in- en uitstappende mensen, een toeter en vervolgens een zwarte dieselwalm waarin de bus verdwijnt………op welk zuidelijk continent ook, het is overal hetzelfde.

Irma heeft na deze pauze opeens de smaak te pakken. Kilometer na kilometer rolt onder ons door en ook de klimmetjes worden met kracht genomen.

Voor ik het weet pauzeren we in een dorpje met dik 90 kilometer op de teller. We besluiten door te zetten. Al snel volgt de afslag naar Bogoria. In een ondergaande zon trappen we nog 18 kilometer weg. Opeens wordt de omgeving weidser, mooier.

Tot een paar keer toe wachten dorpelingen ons op met koopwaar en bitsen ons toe dat we niets kopen. Soms hollen ze ons na. Het komt nogal agressief over. We verwachten een steen naar onze hoofden, maar dat blijft uit.

In het Lake Bogoria Hotel spoel ik al het zout van me af. Het avondeten stelt niets voor. Vermoeid maar voldaan vallen we in slaap. ’s-Nachts houdt de fan de muggen bij ons weg. Het is warm, we zijn een paar duizend meter afgedaald.

Dag afstand: 115,33 kilometer         

Zondag 3 augustus 2003: LAKE BOGORIA

Het ontbijt is net zo erg als het avondmaal. Kraak noch smaak, gewoon een gaarkeuken. Niks aan. En toch zijn de prijzen niet laag.  We besluiten ‘s-middags tegen zonsondergang het park fietsende te bezoeken. We relaxen wat, nemen een duik in het ook al niet aangename zwembad. In het bad met hard water zwemmen visjes.

Ik droom heel veel deze vakantie. Allerlei vreemde. Soms, zoals vannacht, breng ik mamma weer tot leven in mijn fantasie. Met regelmaat komt mamma bij me terug terwijl ik fiets. Soms denk ik aan hele fijne momenten, van vroege jeugd tot het al ouder worden. Dat geeft me een geluksgevoel, soms ben ik geroerd door het feit dat mamma gewoonweg niet meer kan deelnemen aan het leven en kan genieten van alles waarvan ze genoot. Tegelijkertijd denk ik dan ook aan pappa. Er komt een moment dat pappa ook wel weer zal kunnen genieten.

De lunch is ook om snel te vergeten. Tegen vieren rijden we het park in en zien grote maar lelijke vogels. Het meer zit vol met flamingo’s, net zo schuw als bij Namuru en het Crater Lake. In goed tempo fietsen we het park door. Het wild zal pas later tevoorschijn komen. Na 15 kilometer trappen bereiken we de hot springs. Toch altijd wel weer een fraai natuurfenomeen. Het spuit en dampt. Hier ontvouwen zich ook de fraaie vergezichten geholpen door een ondergaande zon. Ja, dit park overtuigt. Op de terugweg zien we wel veel meer wild. Niet spetterend, wel leuk.

Teven zevenen, net voor zonsondergang rijden we de poorten van het hotel binnen. Een frisse douche en op naar het avondmaal. We weten de ober te overtuigen een spaghetti bolognese te maken. Daar kan tenminste weinig aan fout gaan. Het valt mee, al voelen we ons niet helemaal lekker.

Dag afstand: 30,36 kilometer

 Maandag 4 augustus 2003: LAKE BOGORIA – BARON

Net als gisteren zijn we de enige gasten. Ik ga niet verder dan toast. Mijn maag is onrustig, die van Irma ook. We rijden 18 kilometer dezelfde weg als eergisteren terug. Naar ons gevoel konden we op de heenweg veel afdalen. Dan zou het dus nu klimmen moeten zijn. Het valt mee en eigenlijk heb ik vaak het gevoel weer meer af te dalen dan te klimmen. Een hele venijnige klim aan het eind. Onderweg wel fraaie vergezichten met vele cactussen.

We volgen de weg naar Marigat, een stoffig plaatsje. In de berm drinken en eten we wat koekjes en gaan verder. We voelen ons niet 100% maar het fietsen gaat wel redelijk. Vier bruggen op een rij zijn rigoureus weggeslagen, kennelijk door stromende rivieren. Wat een natuurgeweld moet dat geweest zijn. Het is nu het droge seizoen, dus de rivieren staan droog en de Kenianen hebben al alternatieve routes door de beddingen aangelegd.

We komen bij Lake Baringo. Geen park of reserve, toch een toeristische trekpleister. Dat blijkt ook wel. In het dorp worden we aangesproken door jongens. “Holland ah!” “You know my name?” “no”. “Peter Pindakaas”. Grappig. Verder draait het normale leven in het dorp door. We willen na het lezen van goede reacties in ons reisboek naar Island Camp Baringo. Het moet een fraai tentenkamp zijn op een eiland middenin Lake Barongo. We maken per portable de prijs af en moeten 20 minuten wachten voor de boot ons komt halen. We praten met de bewaker. Het toerisme in Kenia heeft vanwege de terroristische dreiging veel klappen gekregen. Wij zijn vannacht de enige gasten, terwijl normaal alle 27 tenten gevuld moeten zijn.

De boot pikt ons op en brengt met haar hoge snelheid veel verkoeling. Het is warm zo op het midden van de dag.

Het kamp is zoals voorgespiegeld. Paradijselijk. We schuiven direct aan voor een heerlijke lunch met uitzicht op het meer. Wat een oase. Het is heerlijk toeven bij een fris blauw zwembad. Er zijn dag gasten uit Eldoret, een ouder stel die een kerk runnen en een jonger stel met twee kinderen. Zij is zuster, hij leraar op een bijbelschool. Ik heb er altijd wat vraagtekens bij als de kerk zo centraal staat. Wat zijn de ware intenties? Onvoorwaardelijke hulp of toch een achterliggend motief van bekering. De zonsondergang is prachtig vanuit onze tent. De lucht spiegelt in het water. Soms in de verte zien we krokodillen op de oppervlakte van het water. We borrelen in het restaurant en dineren doen we onder een sterrenhemel met alleen kaarslicht. Het eten is heerlijk en de wijn smaakt goed. We lezen nog wat in de tent en zoeken onze mandjes op.

Dag afstand: 41,68 kilometer

Dinsdag 5 augustus 2003: BARON

Half zeven.  Koffie op onze veranda, een heerlijk rustig moment. Om zeven uur gaan we met een gids het Barongomeer op. De roofvogel act. Gooi een visje in het water, wacht drie tellen en met snel geweld duikt de visarend vanuit zijn boom naar het water. Haast te snel voor het menselijk oog. Het is een mooie vroege ochtend. De hippo’s met koppen of alleen oren en ogen boven water is een prachtig gezicht. Fris groene waterplanten met de canyons op de achtergrond in door de zon gloeiende roodbruine tinten. Mooi. De krokodillen zijn klein en schuw.

Het ontbijt is eveneens heerlijk, ondanks onze niet in orde zijnde magen heeft de trek de overhand. Vanochtend bij het inchecken voor de boot kwamen we erachter dat we precies vandaag 1½ jaar wat met elkaar hebben. Vorig jaar hebben we lekker Italiaans gegeten. Irma verraste mij daarmee, ik had niets door! Mede gezien de datum en de plek besluiten we te blijven. Lekker een dag relaxen en de beentjes rust geven. We lezen wat en nemen een duik in het zwembad. Tijdens de lunch besef ik dat dit niet representatief is voor Afrika. De dagelijkse wereld is zo anders, met armoe en vrij primitieve omstandigheden. Het is zo. Niet als tegenargument, maar het valt me zo op hoe weinig mensen werken, vooral de mannen. Vrouwen werken op de thee- en koffieplantages, roosteren maïs langs de weg. Mannen, vooral veel jonge mannen lijken alle tijd van de wereld te hebben.

‘s-Middags dommel ik wat. Er verschijnen wat figuren aan het zwembad. Aan de hoofden zie ik dat het Nederlanders zijn. Een stel en een cluppie van drie vrienden. Ach, we borrelen maar even met ze mee. Het is wel gezellig en horen dat Nederland met een hittegolf wordt overspoeld. Het diner is perfect, heerlijk met z’n tweeën, lekker leventje zo met elkaar. We slapen als rozen met al het vogelgekwetter rond ons heen.

Woensdag 6 augustus 2003: LAKE BARONGO – ELDORET

Hetzelfde ritueel. 6.30 uur koffie. Zeven uur willen we aan het ontbijt. De magen zijn niet in orde, maar gek genoeg hebben we toch trek. Ik heb vooral maagkrampen. Toch smaakt het ontbijt goed. We pakken de fietsjes in en pakken de boot naar de overkant. Wat eilandbewoners varen ook met ons mee. Het gaat snel. De dag lijkt minder mooi dan gisteren.

In het dorp proberen we een truck te regelen naar Eldoret voor een afstand van 120 km. Reden om de truck te pakken zijn twee steile beklimmingen van meer dan 1000 meter. Het lukt vrij snel. Een hoop Kenianen bemoeien zich ermee. De fietsen vinden op de pick-up tussen de banken een veilige (lees: minimale kans op beschadigingen) plek en wij passen er net bij. Rijden maar. Het is een goede keus geweest. Het is vrij steil. Dit had ik Irma niet kunnen aandoen. Natuurlijk kriebelt bij mij het klimwerk. Naarmate we hoger komen wordt het ook kouder. We trekken jassen aan en trekken de huif naar beneden. De tijd vordert, we dalen af de vallei in en klimmen direct weer omhoog. Een fraai uitzichtpunt en na dik drie uur rijden we Eldoret binnen. We wensen weer midden in de stad te zitten na een paar dagen van de wereld geweest te zijn. We zoeken een plek voor lunch. Bij een hotel met tuin is dan het beste in verband met de fietsen. Ik voel me niet 100%. Al een paar dagen en nu met de kou van vanochtend er overheen wil ik het liefst mijn bedje in. Zo gezegd zo gedaan.

Pappa is al gaan zeilen. Ik bel Maryse even om een teken van leven te geven. Alles gaat goed, ook met Conan! Zou af en toe even willen dat Conan om de hoek kwam wandelen. Irma gaat naar de stad. Ik dommel wat en lees de krant eens uitgebreider. Premier Mibaki zorgt voor een verfrissende wind in het land. Hij wil de corruptie aanpakken. Hij gaat zijn privé vermogen openbaar maken, zo dienen ook andere overheidsfunctionarissen dat te doen voor meer transparantie en controle op steekpenningen. Er staan per 1 oktober a.s. sancties op……..

Een artikel over de ongelukken die met name met Maluku’s gebeuren. Is het gek? Deze Toyota’s zijn in slechte staat van onderhoud, overvol beladen en capriolen uithalende chauffeurs. Neem daarbij de slechte staat van de weg. Het artikel plaatst dit alles in het perspectief van de al maar groeiende bevolking. Het zal alleen maar verergeren als geen maatregelen worden genomen op alle fronten.

Verder een artikel over HIV. Met name door chauffeurs wordt dit verspreid. Er zijn al circa 2,5 miljoen mensen besmet. Ik zie de waarschuwingsborden langs de weg, maar tegelijk ook de beruchte truck stops. Hier schijnt veel prostitutie plaats te vinden. Ook het terrorisme komt aan bod. De recente aanslag en de vijfjarige herdenking van de bloedige aanslagen op Amerikaanse doelen. Toeristen blijven uit angst weg. Ik begrijp dat niet helemaal.

Ook veel berichten over berovingen, geweld en moorden. Het is helaas een crimineel land. Opvallend zijn de grote overlijdensadvertenties met kleurenfoto en een vrij uitgebreide levensloop of dankwoorden.

Het regent sinds een uur of twee, het schijnt hier normaal te zijn. Dat is geen goed vooruitzicht voor de komende fietsdagen. ‘s-Avonds eten we wat aan de overkant van het hotel. Ook in deze stad is het niet verstandig bij donkerte over straat te gaan.

Het eten smaakt me matig. We gaan vroeg slapen.

Donderdag 7 augustus 2003

Vroeg op. Hoewel ik nog niet ben hersteld toch maar gaan fietsen. In de ontbijtzaal staat de radio zo knetterhard, zoals bijna overal in Kenia met TV of muziek. Wonderwel willigen ze mijn verzoek in. Het gaat zachter.

De stad uit is een kriem. Door de regen is het rommelig, modderig. Het verkeer, vooral maluku’s, scheren rakelings langs ons heen met grote vaart. Ze halen ook tegemoetkomend in. Niet fijn zo’n overvolle bus recht op je af met soms lading die aan de zijkant hangt. Het is grijs en dat bevordert het plezier niet en het slechte wegdek met de gaten werkt ook al niet bevorderlijk voor mijn maag. Tegelijkertijd houden we het tempo erin om ‘s-ochtends zoveel mogelijk kilometers te maken.

We rollen Napratif binnen na heel wat heuvels te hebben beklommen. Een stoffige boel en een drukte van belang. Een echt plekje om te eten is er niet, behoudens de best place in town, maar dit zit op de 1e etage met allemaal steile trappetjes. Niks voor de fietsen. Via dirt roads komen we bij een in aanbouw zijnd iets. Het is koud, ik voel me niet 100% en regen hangt in de lucht. Ze hebben ook wat eenvoudige kamers. Wij zijn de enige gasten sinds een week. Nog geen kwartier binnen barsten de buien los. Een goeie keus. We scrabbelen wat en eigenlijk is het heerlijk zo met z’n tweeën in een gat als dit. Het hotel is wel zeer gastvrij. Ze brengen een op kolen gestookt kacheltje en een kip wordt voor ons vol zorg geroosterd. Hij smaakt goed. Het bed is spijkerhard. Om een pijnlijke rug te voorkomen stoppen we preventief de thermarest matjes eronder. Ik slaap wonderwel goed.

Dag afstand: 52,13 kilometer

Vrijdag 8 augustus 2003

Alweer een liefdevol ontbijt. We nemen afscheid van deze gastvrije mensen. Het is lekker vroeg. Dik 80 kilometer voor de boeg.

Kleiige modder gooit roet in het eten. De dirt road naar de weg is een glijpartij en het hoopt zich op onder de spatborden en bij de remmen. Ik probeer m’n fiets er doorheen te trekken maar de wielen blokkeren gewoonweg. Met latjes en plassen water halen we het ergste weg, maar de fietsen zien er niet meer uit en lopen nog een tijdje aan. Naarmate het droger wordt rollen steeds meer keitjes van mijn fiets af. Het weer klaart wel wat op maar het fietsen gaat zwaar. Heuvel op, heuvel af. Het zou toch vooral dalen worden?? Niet dus.

Irma’s gezicht loopt aardig in het rood en haar blik is niet echt vrolijk. Het is zwaar. Zeker. Of we dalen loeihard of klimmen zwoegend naar boven. Geen route om lekker in een ritme te komen. We pauzeren even bij een bar, mannen zitten al vroeg flink aan het bier maar voor ons hebben ze wel koel water. We ploeteren door. Bij het afdalen zijn naast de Maluku’s, de gaten in het wegdek levensgevaarlijk. Wanneer we op de hoofdweg naar Kisvarin komen wordt het feest gecompleteerd met zwaar verkeer. In Mbale rusten we en eten wat. Het is pas 13.00 uur maar het voelt alsof we al een dag achter de rug hebben. Ik verwacht om 14.00 uur regen, zoals ons voor dit gebied gezegd was, maar het blijft uit, we zitten teveel in de invloedssfeer van het Victoriameer.

Nog twee flinke klimmen en zoef we duiken naar beneden naar het Victoriameer beneden ons. Het is aangenaam warm met blauwe lucht en zon. We buigen via de drukke hoofdader af naar het Sukethotel. Het is een aardig gesitueerd hotel. Het moet allure uitstralen, maar het is uit een andere tijd. Het ziet er allemaal vervallen uit. Niettemin, het uitzicht is fraai en het zwembad een verfrissing na 80 kilometer fietsen. En……, het bier smaakt goed.

We raken aan de praat met een Nederlander. Hij is gepensioneerd, maar werkt via de PVM (platform voor managers) in verschillende landen voor kortere periodes. Hij is voor twee weken in Kenia en adviseert boeren in georganiseerd verband over omzetvergroting door bij voorbeeld andere producten te telen zoals honing of zijde. Dit brengt veel meer op en is veel minder arbeidsintensief. We zagen al veel honing verkocht worden langs de weg zonder een bij te hebben gezien. Klopt, de bijenkasten staan ver in het land. Het is soms vervelend werken voor hem. Mensen komen niet opdagen of nemen het niet zo nauw met de tijd. Het is Afrika. De Afrikanen die hij spreekt beamen het ook. Hij is het met me eens dat vooral de vrouwen hard werken. Zij oogsten de koffie en thee, verkopen waren langs de weg of op de markt en dragen het gezin. Het valt ook hun op dat zoveel mannen niet werken. ”Tja, onder iedere boom met schaduw vertoeven zo’n zes à 7 man…………”

Ook hij vertrouwt de missiewerkers met de bijbel in de hand niet, vooral de Amerikanen. Het is voor mij ongelooflijk hoeveel kerken er zijn en hoe de kerk geïntegreerd is met teksten en gospelmuziek.

Net nog zat ik te internetten. Gospelmuziek galmde rond. Internet bracht alleen goede berichten van pappa, Govert en Maryse. Nederland zit midden in een hittegolf, Conan amuseert zich uitstekend en maakt nieuwe vrienden met de buurmeisjes.

Monique, de vrouw van Menno, stuurde een mailtje om na de vakantie met mij en Irma af te spreken. We eten nog wat en gaan pitten. De band die op het terras beneden speelt, speelt zo oorverdovend hard. Het houdt me uit mijn slaap. Ongelooflijk dat een hotel dat zo plant.

Dag afstand: 80,46 kilometer

Zaterdag 9 augustus 2003

Het eerste licht van de dag maakt me wakker. Met de herrie nog vers in m’n oren bekijk ik het Victoriameer. Fraai met alle zeilbootjes. Ontbijten, douchen, fietsen de lift inwurmen, uitchecken en wegwezen. De weg tussen Insumu en Nericho is geen pretje, het is een van de hoofdwegen. We willen een stuk fietsen en dan een truck regelen. Via de Ringroad rijden we door slums. Tja, de andere zijde van zo’n stad. We kopen wat water en komen op de hoofdweg naar Kericho. Inderdaad druk, met veel zwaar verkeer, al is het zaterdag. Toch komen we lange tijd geen truck tegen en rolt 22 kilometer asfalt onder de banden door.

Daar staat er een in een grote plas. Staat z’n auto te wassen. Het duurt even maar we mogen mee. “If you pay fuel” 300 Ush. Da’s echt niets. De fietsen vinden een goede plek onder de huif. Wij zitten op de reservebank en hebben nog net wat uitzicht vanaf de bank. Het duurt ca. 1,5 uur voordat we in Kericho zijn. Wel een houten kont gekregen van de enorme klabakkers die de auto maakte door het slechte wegdek.

In Kericho raken we in het Tea Hotel verzeild. Oude glorie, maar nog steeds fraai. Een buiten aan de rand van de theevelden. We lunchen wat, het is fraai weer en wandelen door de theevelden. Als ik een blaadje doorscheur komt er niets van aroma vrij. Een man loopt voorbij. Hij zegt dat de bladeren een jaar lang in een speciale ruimte worden gedroogd. Verder weet hij niet veel.

‘s Middags schrijf ik wat in m’n dagboek. Kennelijk is ook een kerkelijke groep neergestreken. Ik zie wat socioblanken en Keniaanse kinderen rondlopen met een of andere Christ-tekst op hun T-shirt. Vreselijk, ze weten niet beter. Ook langs de weg staan talrijke kerken van allerlei met name Amerikaanse religieuze organisaties. We borrelen en dineren. Vrijwel iedere dag eten we Chicken Marsala. Kip is altijd vers en dit gerecht smaakt doorgaans prima. Laat alle patat en andere gerechten maar lopen. Een Keniase keuken bestaat niet. Tegen half tien sluiten de ogen zich.

Dag afstand: 22,58 kilometer

Zondag 10 augustus 2003: KERICHO – SORIK

Half acht op, ontbijten, een warme douche en fietsen. De eerste 20 kilometer voeren door theevelden. Een prachtig gezicht onder de blauwe lucht. De blaadjes van de theestruiken kleuren helemaal gifgroen. Eigenlijk zouden we een theefabriek willen bezoeken, maar zo werkt dat in Kenia niet. Dit kan alleen op schriftelijk verzoek. Raar, het is juist een goede methode toeristen (met dollars) te lokken en Kenia te promoten.

Veel mensen vertoeven nabij de plantage. Hele “nieuwbouw”-dorpen zijn erbij gebouwd om de werkers te accommoderen.

De weg is in uitstekende staat. Dit heeft een groot nadeel. Auto’s en bussen scheuren met grote snelheid langs ons heen. Bijna schampt een auto Irma. Brrrr! Niet aan denken. Vaak hoor ik de galmen van religieuze bijeenkomsten. Zeer vroom. Steeds meer. Met wat klimmen en dalen rijden we een prachtplaats binnen met een “restaurant” ergens op een derde etage. We slepen de fietsen mee nar boven en rusten wat. Deze tent heeft veel klandizie. Het is een komen en gaan. Tegelijk biedt het fraai uitzicht op het hele marktgebeuren.

De kilometers naar Sorik gaan snel. Onderweg spreken we politieagenten. Ze raden ons af tot aan Masai Mara te fietsen. Er is teveel bos en teveel mensen die slecht willen. Het is beter een truckje te nemen. Het valt ons ook op dat mensen minder vriendelijk zijn. Zelfs wat agressief. Irma had een vervelende vent aan de fiets hangen bij een klim. Hij wilde een foto van hem en begon over de mooie fiets. Het schept een vervelende sfeer. Sorik is niet veel beter. De hotels die er zijn, zijn in slechte staat en bij de best place in town hangen overal Afrikanen uit de ramen te hangen en ons aan te staren. Het voelt niet goed. We rijden naar het politiestation. Ze raden ons aan nog 9 kilometer door te rijden waar een aardig logement is. Dit klopt ook met ons boek. Terwijl we praten zie ik de gevangenen achter het tralies. Geen prettig gezicht. Er zal hier wel eens het een en ander gebeuren.

We rijden door. De weg vertoont enorme gaten en de laatste meters gaan best zwaar. Het is een aardige plek, eenvoudig, maar prima. Het is drie uur. Een Tusher smaakt goed. We plannen de komende dagen. Masai Mara is het wildreservaat van Kenia. Alle dieren en roofdieren komen hier voor. Het zal geen goedkope trip worden. Maar ach, het is vakantie en volgende week heb ik mijn stropdas weer aan. Morgen willen we een truckje regelen en op de bonnefooi naar accommodatie gaan.

De kok heeft een hele lekkere Chicken Marsala klaargemaakt. Goede chapati’s, Tusher erbij. Prima. We gaan vroeg pitten. Omdat de douche er niet aantrekkelijk uitziet en het ook al kouder is liggen we wat “plakkend” onder de dekens. Komt morgen wel goed.

Dag afstand: 64,04 kilometer

Maandag 11 augustus 2003: SOTIK – MARA SAFARI CLUB

Vroeg op, een simpel ontbijt. Ik zie twee pick-ups staan. Dat zou de makkelijkste manier zijn. De eigenaar wil het niet. De auto’s zouden niet in goede conditie zijn. Ze bellen een vriendje. Even later komt hij voorrijden met een goed uitziende pick-up. Het onderhandelen begint. Hij vraagt Ksh 10.000. Veels te veel en we dreigen dan ook te gaan fietsen. Ksh 4.000 rolt uit de bus. We laden de fietsen in en kruipen zelf op de bankjes in de laadbak. De weg vertoont flinke gaten. Het vereist soms wat gymnastiek zitten te blijven. Bijna stoot ik mijn hoofd aan het frame van de huif. In Bomet is het zoeken voor de driver. Er gaat een dirt road naar Masa River.

Een helse tocht begint. Geen steen ligt gelijk. Er is geen duidelijk spoor. Het is hard werken voor de chauffeur en eigenlijk is de auto er niet op berekend. Toch trekt hij hem er goed doorheen. We komen veel zijwegen en een aantal splitsingen tegen. Steeds vraagt hij de weg. Onze billen zijn al behoorlijk hard en blauw. Op aanraden van en local neemt hij een zijweg. Al snel wordt de weg helemaal een ramp. Soms kantelt de wagen vrijwel en een paar keer raakt de bodem de grond. Bam, weer een steen tegen de bodem. Ohoh, wie had zo’n weg verwacht. Wat een drama voor ze. Inmiddels is de driver ook de weg kwijtgeraakt! In de verte zie ik de Savannah, dus ver kunnen we niet zijn. Plots stopt de driver. “We zijn er”. Ik geloof er weinig van en ook Irma staat erop dat hij ons bij de Mara Safari Club afzet.

Hij protesteert wat maar weet dat er geen andere weg is. Ons zo in het niets achterlaten, dat gaat niet. Ik merk dat hij geërgerd is. Hij rijdt woester en wilder. Wij hebben onze blik op oneindig staan en weten dat we nabij rust zijn. Yes, een bordje, 4 kilometer. Ook komen we een Jeep tegen van de Club. Hij dirigeert ons naar de gate. We rekenen af met de driver, geven hem een tip voor alle ellende. Fietsen naar een mooie safaritent en schuiven aan voor de lunch. Een prachtig resort aan de rand van de Savannah met elektrisch hek omringd.

Het is tegelijk een compleet andere wereld. Mensen worden vanuit Nairobi ingevlogen, doen een paar safari’s en vliegen weer terug. Of zij ook Kenia kennen zoals wij het hebben gezien vraag ik me ten zeerste af. Game drive. In de Jeep rijden we de Savannah in. Het is 16.00 uur en dus nog warm. De meeste dieren zoeken de beschutting van de bushes. Wel zien we veel impala’s, gazellen, wilde beasts (gnoes), antilopen en verscheidene vogels. Het is nog warm. De roofdieren tukken in de bosjes onzichtbaar voor ons. Onrust over de bakkies. Een luipaard is gesignaleerd. We spoeden ons er naar toe dwars over de Savannah heen. Een glimp vang ik van hem op. Ik zie hem door de bosjes voorbij gluipen. Wauw, wat een beest. Ze zijn schuw en komen weinig voor in het Masai Mara. De bomen, waar ze graag in vertoeven zijn klein hier. Even later zien we een groep leeuwen. Ze luieren nog. Het schijnt dat een leeuw maar vier uur per dag actief is. En vaak zijn het de hyena’s die de prooi vangen en de leeuwen die het afpakken. Hyena’s zien we ook nog uit hun holen kruipen. Een prachtige zonsondergang maar spetters en al snel een volle bui. Snel wordt het doek over het dak van de jeep gespannen. De paden met cottonsoil veranderen in zeepbanen. Keya, onze driver heeft er wel lol in. Het is inmiddels behoorlijk afgekoeld. Binnen in de bar is de open haard aangestoken. Mmm lekker warm. De Tusher smaakt goed. Het eten is wel buffet, maar goed. Ondanks dat het kamp 50 tenten telt voelt het niet druk aan. Gelukkig maar. We zoeken onze tent op. Een heerlijk bed en met het barkende geluid van de nijlpaarden vallen we na een warme douche in een diepe slaap. De douche was helemaal zanderig van ons.

Dinsdag 12 augustus 2003

Een bons als wake-up call, morning coffee in de tent, even een heerlijk moment en 6.30 uur de Jeep in voor de morning game drive. De zon moet nog opkomen, maar kondigt zich al aan met een warme oranje gloed. Wild in overvloed, gazellen, impala’s, giraffes. Wauw, een leeuw komt op 10 meter voorbij geslopen. Wat een kracht straalt hij uit en wat licht de zon hem mooi op………   de koning van het dierenrijk. We maken een lange tocht naar een uithoek waar een cheeta zich ophoudt met drie jongen. We vinden haar, de welpjes dartelen en spelen. Ik zou ze willen oppakken. Moeder doet mee, maar let op. Ze zocht juist het open veld om overzicht te houden. Leeuwen kunnen de welpen doden of prooien confisqueren.

Olifanten, wel 20. Wat een machtig gezicht. Met hun slurven slopen ze de bossen en harken veel groen naar binnen. Ook zie ik ze drinken. De slurf vol water, vervolgens giet hij het in z’n mond. Sommige hebben enorme slagtanden. Het is een geslaagde morning drive. We ontbijten stevig met Spanish omelet, koffie, worst, bonen en tomaat en doen vervolgens de late morning drive. Een korte, met een bezoek aan de hippo’s, krokodillen die roerloos aan de kant liggen. Het schijnt dat zij op vier maagvullingen per jaar kunnen overleven. Hoe meer ze eten, des te groter ze worden. In Masai Mara leven enkele Rhino’s, neushoorns. Deze zijn zeer bedreigd. Er is een sanctuary voor ze ingericht. Ze doen het redelijk. We kunnen tot zeer dichtbij komen. Ik vind ze veel van hippo’s weghebben, maar hippo’s zijn er in overvloed.

Een kudde olifanten passeert ons nog. Imposant. We lunchen en rommelen wat. De dag gaat snel want om 15.30 uur vertrekken we alweer voor de afternoon drive. Keya weet welk dier van de big five we nog missen, de buffel. Hij rijdt ons er feilloos naar toe. Het kwintet is compleet! De leeuw, het luipaard, de rihno, de buffel en de olifant. We have seen them all!

We zien nog leeuwen, het wordt al bijna gewoon. De zonsondergang is fraai. Niet gehinderd door regen, hoewel het wel in de lucht hangt.

Het Mara Safari Camp is een “professor” rijk. Het is een oudere Engelsman met lange baard en hij geeft voor het eten een lecture. Het is wel interessant. Hij vertelt best veel wetenswaardigheden. Het is ook leuk dat het op een gevoelige plaat valt, we zijn immers al even op pad in Masai Mare. Hij beroept zich veel op Darwin en rept veel over dat er wetenschappelijk over dit of dat nog geen eensluidende theorie is. Of hij wetenschapper is weet ik niet. Morgen gaan we met hem op pad voor een voettocht in het park. Hij haalt nog wel even de migratie aan. Een natuurfenomeen waar geen verklaring voor is. Alle grazers trekken dan noordwaarts bij gebrek aan graslanden in Tanzania. Met name de wilde beesten hebben een sensor voor het vallen van regen. Ze kunnen dat op vele mijlen afstand waarnemen. Kennelijk weten ze dan dat noordwaarts gras groeit. Miljoenen zebra’s, gazellen, impala’s en vooral wilde beesten crossen rivieren hetgeen spectaculair moet zijn. Leeuwen en krokodillen liggen op de loer voor een eenvoudig maaltje! Hij heeft ook wel een aardige uitspraak over de wildebeesten. “God saw what was left and created the wildebeast”. Hier hou ik wel van. Very British. We dineren en zoeken de warmte van de bedjes op.

Woensdag 13 augustus 2003

Wake up call, morning coffee, het wordt al haast gewoonte. Met de “professor” worden we door Keya in de Savannah gedropt. Twee parkwachters met jachtgeweren en twee Masai met speren escorteren ons. De Masai hebben een neus voor wild. Ondanks dat het de 13e is hoeven we volgens de professor niets te vrezen. “If we spot a lion just stand still, the Masai will take over”. Hij wijst ons vooral op de plantenwereld en sporen van dieren. Er zijn struiken waar geen vlieg of insect bij in de buurt komt. “We haven’t a scientific theory on this, it must be some chemical reason”. Leeuwen rusten eronder, verstoken van insecten. Hij toont ons het rusten van insecten met dichtgevouwen vleugels.

Het is een fraaie wandeling met het spannende van leeuwen, olifanten en luipaarden. Namens de regering heeft hij onderzoek gedaan naar het aantal verschillende soorten vogels. Het zijn er meer dan tachtig, meer dan van Alaska tot Los Angeles…….. Ik vraag naar zijn achtergrond. Hij werkte in zijn twintiger jaren voor het British Museum for Nature, maar ging al snel in Kenia werken. Ik betwijfel zijn status. Ik denk dat hij een gevorderd amateur is die de wandelingen verzorgt en het avondprogramma, dit alles tegen kost en inwoning…..

We praten over de op handen zijnde migratie en willen bij hem lospeuteren of het de moeite waard is langer te blijven. Ongelooflijk, ondanks 44 jaar hier heeft hij de migratie niet met eigen ogen gezien. We krijgen geen eensluidend antwoord. Het is op handen………..

Aan het ontbijt bespreken we onze mogelijkheden. We zijn nu zo dichtbij en het zou jammer zijn dit te missen. We moeten er wel twee fietsdagen voor opgeven. We hakken de knoop door. We blijven nog twee nachten en huren morgen een driver naar het Masai Mare Game Reserve. Wie niet waagt, wie niet wint. Overdag relaxen we. Zwemmen wat, spelen scrabble en pakken toch nog maar een afternoon game drive. Business as usual. Het begint al snel tijdens de rit te regenen. Fraai is wel de cheeta met haar welpen aan een vers gevangen gazelle. Moeder pendelt erop los. De welpen zoeken onder de Jeep beschutting tegen de regen.

‘s Avonds nemen we een flesje wijn bij het eten. Mmm, wat is dat toch een lekker vocht. Het bier verbleekt erbij. Naast het buffet wordt heerlijke gemarineerde beef gegrild. Om de vingers bij af te likken.

Vallen onder het getik van de regen in slaap. Regen hier is goed voor de kansen op de migratie.

Donderdag 14 augustus 2003

Een stevig ontbijt en voor achten rijden we met Keya weg. Kennelijk zijn er geen “doorgaande” wegen, want de Jeep baant z’n weg over modderpaden, steenslag en  dwars door de Savannah. Een leeuw loopt recht op ons af en brult flink. Door het maken van geluid hoopt ze signalen op te vangen van haar groep. Ze is ze kwijt.

Het weer is fraai en hoe dichter we bij Masai Mara komen hoe meer wilde beesten we zien. Zou de migratie dan al begonnen zijn. Keya vermoedt van niet. Er is nog teveel gras hier en het heeft te weinig geregend. Na een kolonie leeuwen rijden we over een door Masai afgebrande Savannah.. Ze doen dit om niet eetbaar gras te verwijderen. Onderweg komen we een aantal nederzettingen tegen. Ze drijven zelf veel vee. De professor vertelde ons dat de Masai over het algemeen rijk zijn. Ze bezetten de landen en ontvangen veel geld als pacht van het toerisme. Sommige leven nog primitief, anderen hebben “westerse” banen zoals straaljagerpiloot.

Een cheeta met drie oudere jongen. Ze zit vlakbij onze Jeep, ik kan haar bijna aanraken. Vaak denk ik aan Conan, vooral bij de leeuwen wanneer ik de dierenmanieren gadesla.

We maken een stop bij het governors camp en zetten koers naar de plek waar altijd de river crossings plaatsvinden. Er zijn veel zebra’s en wilde beesten. Als we aankomen lijkt een crossing aanstaande. Zebra’s staan vlak bij de rivier met in hun kielzog vele wilde beesten. Zebra’s flankeren de stoet. Het is onverklaarbaar dat zebra’s vaak het voortouw nemen en de flanken beschermen. De risico’s zijn groot. Krokodillen loeren vanuit het water op hun kansen en leeuwen kijken vanaf de kant toe.

Opeens stuift de stoet van het water af. Een enorme stofwolk markeert de paniek die kennelijk is ontstaan. Ja, wanneer de stofwolk is weggedreven zien we het, een vrouwtjesleeuw heeft ze bang gemaakt en ze ervan weerhouden over te steken. Jammer. Het spektakelstuk is over en niet tot leven gekomen.

Volgens Keya zijn de aantallen niet groot en is haast niet te verwachten dat een tweede crossing zal plaatsvinden. “They are scared now”. We lunchen gewoon in het veld. Een hippo wandelt voorbij. Hij heeft het niet op ons gemunt.

Het wachten begint weer. Er staan wel wat zebra’s, maar de wilde beesten zijn meer landinwaarts getrokken. Even verder lijkt wat te gaan gebeuren. Wat zebra’s verdringen zich bij het water, maar ze steken niet over. Een trek van wilde beesten op de andere plek lijkt gaande, maar bij aankomst gebeurt en toch weer weinig. Het is al tegen vieren en we moeten nog zo’n twee uur rijden. Tijd om te gaan. Jammer, de climax is uitgebleven. Ik kan me wel een voorstelling maken hoe het er aan toegaat. Het is echt van wie durft als eerste. Is de eerste gegaan, dan volgt de rest.

Toch lijkt er wat aanstaande op de andere plek. Zebra’s verdringen zich bij het water. Krokodillen cirkelen in het water rondjes. Gaan ze, ja, nee, nee, ja……….. Pats, een grote krokodil hapt uit het water zo een zebra het water in. Een gevecht ontstaat, de zebra probeert naar de overkant te zwemmen, wordt onder water getrokken en vervolgens verdwijnt de zebra. Heel even zien we zijn vier hoeven boven water. Einde zebra. Wat een spektakel en wat een macht. Zo gaat het dus….! Toch begrijp ik het niet. Er is nog voldoende gras en dus geen reden te crossen. Toch gebeurt het. En weer. De zebra’s verdringen zich weer bij het water om over te steken. Wel, niet, wel, niet en pats, weer wordt er een gepakt door een krokodil. Het werk van de natuur. Ongelooflijk, wat een spektakelstuk en fascinerend.

We moeten terug. Onderweg zien we nog een leeuw een zebra openrijten. Met kracht scheurt hij het arme beest kratsjjjjj. Een slechte dag voor de zebra’s. Ik heb wel meer respect voor dit dier gekregen. Het zijn toch de durfals die bij migratie de kolen uit het vuur halen.

Rond 18.30 zijn we terug. Borrelen en praten na over het fascinerende einde. Het is absoluut de moeite waard geweest. Het voedt ook mijn gedachten om eens op een foto reis te gaan naar mooie natuurverschijnselen. Het is niet alleen foto’s maken, het is observeren, kijken, beleven. Wauw. Wat zijn er toch veel fraaie dingen te doen op deze wereld.

Onze laatste nacht. We douchen al het stof van onze lijven af en vallen in een diepe slaap. Ik heb veel gedroomd deze vakantie. Iedere nacht wel wat anders. Enkele dagen geleden droomde ik dat pappa en mamma in Rotterdam waren. We wisten alle drie dat het eigenlijk niet kon, gedrieën bij elkaar zijn. Tegelijk was het ook echt mamma die ik zag. Ik had een nieuw schilderij gekocht en mamma bemoeide zich er al mee waar het opgehangen moest worden zonder het schilderij gezien te hebben. Dromen kloppen niet, deze ook niet, mamma zou zo niet zijn, nou, een beetje dan. Het maakte me de volgende ochtend niet verdrietig, ik was best wel blij mamma weer even bij me te hebben.

Wat me wel verdrietig maakt is dat mamma dit allemaal niet meer kan beleven. Ik denk ook terug aan mijn fietsreis in Laos. Maandagnacht zes uur, mamma met brede lach haalt me op van het vliegveld. Een heerlijke warme thuiskomst. Het zal nooit meer zo zijn.

Vrijdag 15 augustus 2003

Een ontbijt. We bepakken de fietsen en staan klaar voor een lift naar de bewoonde wereld. De fietsen in de Jeep gaat niet makkelijk. Enkele banken moeten eruit. Het is maar 35 kilometer maar het gaat langzaam over de dirt track. Gelukkig staan de fietsen goed. Die overleven het gebonk wel. De Savannah hebben we achter ons gelaten. Dit is weer de mensenwereld. Kinderen zwaaien naar ons maar houden direct ook hun handjes op en roepen om het hardst “sweets, sweets”. Verpest door toeristen die niet weten wat ze doen.

Hop, het asfalt op. Kennelijk zeer jong, het wegdek is echt perfect. De driver moet naar Navok, 60 kilometer verder. We besluiten mee te liften. Tegen enen zijn we in Navok. We drinken bij een pompstation wat en gaan op zoek naar vervoer naar Nairobi, zo’n 150 kilometer verderop. Het lukt moeizaam, maar terwijl het wat begint te regenen zie ik een fraaie pick-up rijden. We raken aan de praat. Even later komt hij met een andere pick-up aan. Ze poetsen de auto schoon voor zover mogelijk. De fietsen vinden een veilig heenkomen en there we go. We stoppen nog twee maal om de fietsen nog beter vast te maken. De weg is heel bumpy. Een stuk van 10 kilometer is bijna niet te berijden. Toch schiet het wel op. Twee uur later en 100 kilometer verder rijden we op de weg waar we zo’n drie weken geleden op gefietst hebben.

In de klim naar boven wordt weer helemaal duidelijk waarom autorijden zo gevaarlijk is. Inhalen, op de andere weghelft om gaten te ontwijken. Op de highway naar Nairobi is het nog erger. Ik wil graag geloven dat je het ‘s nachts niet moet doen.

We nemen intrek in Holiday Inn. Meer comfort en een veilige plek voor onze spullen is wel prettig.

We douchen ons schoon en drinken een borrel in de tuin van het hotel aan het zwembad. We zijn echt weer terug in de bewoonde wereld. TV staat aan, muziek klinkt uit de boxen en mobiele telefoons rinkelen te pas en te onpas. We duiken er vroeg in.

Zaterdag 16 augustus 2003

Vroeg op. Lekker ontbijt met muesli en yoghurt en gefilterde koffie. We bellen KLM om stoelen met beenruimte te reserveren. We halen de dozen op bij het Impala Hotel en slepen ze over de weg heen. Mooi, kennen de fietsen ook een veilig heenkomen voor de vlucht. Da’s wel zo prettig.

We lopen de stad in naar het Nationaal Museum. Wat een bende overal. Geen steen ligt recht, overal rotzooi en de huizen gaan schuil achter strenge bewaking. Het zal wel nodig zijn hier.

Het Nationaal Museum is aardig. We zien veel terug van onze fietsreis. Met wild, de landschappen, de ontstaansgeschiedenis. Een fotoreportage over mensen die leven in het Noorden bij Tirhana vind ik het meest indrukwekkend. Het zijn keuterboeren die hun verhaal vertellen. Armoede, slechte leefomstandigheden en geweld zijn terugkerende elementen. Ze bezitten allemaal koeien, geiten en/of schapen die ze vaak moeten bewaken met geweren tegen naburige stammen. Het hoogste goed is één of meer vrouwen en veel kinderen krijgen. Voor iedere vrouw moet aan haar familie een behoorlijke bruidsschat worden betaald. 20 koeien is niks………

We lunchen bij het fameuze Norfolk Hotel en lopen naar het echte centrum toe. Wat hoge gebouwen, wat luxere winkels. Aardig om te zien, maar het stelt weinig voor en heeft geen charme. Een taxi brengt ons naar een shopping centre, maar al snel zoeken we de rust van het hotel op. De vakantie zit er op, morgen vliegen en weer thuis!