Donderdag 24 mei 2007: Rotterdam – Memphis
Paul ontmoet ik op Schiphol. Al lang waren we dit van plan, de Blues ervaren in het geboorteland, de USA, de Mississippi Delta om preciezer te zijn. In Nederland hebben we de basis al gelegd. Talloze keren op North Sea Jazz, de Blues Gigants-night met Susan Tedeschi, Robert Cray, Kebmo en Buddy Guy. Bijna zes jaar geleden liep onze trip naar New York de mist in door Al Queda, nu houdt niemand ons tegen.
Een comfortabele vlucht met North West en individuele videoschermen met een schier oneindige keus aan muziek zet ons over de Atlantische Oceaan. Douane door, auto uit het rek bij Hertz en karren maar. Memphis Down Town is ons doel. Het is broeierig weer maar in onze airconditioned Pontiac Grand Prix 3.5 V6 merken we daar weinig van.
Memphis is zwart en arm, althans dat is mijn eerste indruk… Run down buildings, ingeslagen ramen, dichtergespijkerde panden en down town overrompelt niet. We nemen intrek in een even sfeerloos motel. Met $ 65 lijkt dat een goeie deal op loopafstand van Beale Street, de ranzigheid nemen we op de koop toe.
Met zeven uur tijdverschil is het half acht ’s avonds. Beale blijkt het Volendam voor de Blues te zijn. Veel neon, overal bands die routinematig hun songs en ‘klassiekers’ afdraaien en vooral veel toeristen. We eten wat, proosten op een soepele en snelle heenreis, slenteren Beale af en zoeken onze mandjes op.
Vrijdag 25 mei 2007: Memphis
Vroeg op, douchen en wegwezen. Ontbijtje bij Starbucks in een nog verlaten Shoppingmall, veel anders is er niet. Om negen uur ’s ochtends laat een bandje de gitaren al schellen in het atrium, wel geinig, er is nog weinig publiek… We zien de rivier de Mississippi, breed en nog in functie voor het vrachtvervoer maar van een aantrekkelijke boulevard in Memphis hebben ze niet gehoord, de economie zal er wel niet naar zijn.
In Midtown moet het leuker zijn. We pakken de Pontiac en cruisen door Memphis. De stad is lelijk maar met een scherp oog vol leven. Op Union Avenue passeren we een immense gitaarzaak. We rijden de garage in. Het pand spreekt tot de verbeelding. Ik zou er wel willen wonen en m’n loftdromen waarmaken… De collectie valt volgens Paul tegen. Het zijn allemaal obscure merken voor aardige prijsjes. Dat ervaar ik wel vaker in Amerika. Ze maken de mooiste en meest innovatieve producten, maar het gros van de winkels etaleert grauwe middenmaat, alleen de serieus gespecialiseerde zaken kunnen mijn verwachtingen overtreffen.
We tuffen door wat woonwijken heen. Geen Wassenaar, wel herkenbare beelden uit films en televisieseries. Na enkele gegoede straten volgen al snel weer de mindere. Cooper Street in Mid Town blijkt aantrekkelijk te zijn. Bij een gezellige koffietent winnen we informatie in. Mary is buitengewoon behulpzaam. De bookshop om de hoek is klein maar verrassend goed gesorteerd. We eten een sandwich aan de overkant. Een goeie tent, bomvol, ook de brandweer komt even aan voor een burger. Het publiek is heerlijk Amerikaans. Dik, kauwgom, baseballpetten en alles doen ze met de auto.
So do we today! Shangri La blijkt geen mooie platenzaak, maar ze hebben wel heel veel en brengen eigen krantjes uit voor de muziekscene. Overal hangen gesigneerde platen van grootheden aan de muur. Paul speelt wat gitaar bij Taylor’s Guitars. Op een te kopen T-shirt staat de kennelijke frustratie van de uitbaters geprint: I spent the whole day at Taylors talking about guitars but only bought this T-shirt for 10 Bucks! Alfred Youngblood Heart woont hier vlakbij en komt regelmatig over de vloer.
Rijdend door Memphis proef ik steeds meer de sfeer van de songs die hier en de omliggende staten zijn geschreven. Marc Cohn met Walking in Memphis is daar het mooiste voorbeeld van. In een café internetten we en plannen onze reis. Woensdag met de Greyhound naar St. Louis, donderdag met de Amtrak naar Chicago, de komende dagen de Mississippi Delta. Tickets zijn snel geregeld.
We eten bij Tsunami in Mid Town, heerlijk niet-amerikaans. ’s Avonds nog even Bealestreet en daarna tukken.
Zaterdag 26 mei 2007: Memphis – Clarksdale
Vroeg op. Irma gebeld, fijn elkaars stem te horen. Op naar Mid Town. Niets is open, dan gelijk maar door naar Graceland. Pancakes en een korte blik op dit pelgrimsoord. Zo indrukwekkend is het allemaal niet en het komt me wat verlopen over, een bezoek aan het woonhuis van Elvis laten we aan ons voorbij gaan. Op zoek naar de Highway 61.
De Highway 61 is niets meer en niets minder dan een doorsnee Highway, niks bijzonders aan… We verlaten de outskirts van Memphis, een arme stad. Het doet me soms sterk denken aan mijn fietstocht in Kenya.
Tucuma barst van de casino’s. Grote resorts waar mensen even kunnen dromen in een andere wereld te zijn terwijl ze ondertussen een hoop centjes verder zullen zijn. We hebben de Old Highway 61 gevonden. Dat rijdt rustiger en landelijker. Het is broeierig warm en wat bewolkt. Landbouw, graan, maïs, het land is zo plat als een dubbeltje. Hier gebeurde het vroeger, de slavernij, het ontstaan van de blues… Rechtsaf, de Highway 49 op, voor een detour naar Helena in de staat Arkansas.
Helena, ooit rijk en welvarend is compleet vervallen. Hier wonen alleen nog zwarten. Het lijkt wel of er net een zware oorlog is geweest. Niets is heel, ik waan me in Afrika. Het dorp verrast ons met een gospelfestival. Ik prik de Pontiac in een rijtje blik en we gaan op verkenning uit. Een deur staat open, rehearsels voor het festival, een gospelkoor onder begeleiding van drums, Hammondorgel en bas. Wauw, wat een geluid en wat een dynamiek. Ik word er stil van met een rilling over mijn rug. Op het podium op een open veld wisselen de acts elkaar snel af. De Heer staat centraal, maar dat ontneemt bij mij niet de lust er van te genieten. Wat een power…
We lopen Mainestreet in. Verlaten, vervallen met links en rechts wat leven. In het enige eettentje dat Helena rijk is eten we catfish. De zus van de eigenaresse werkt ’s nachts in het casino. Een collega van haar had de vis gevangen en voor een paar dollar verpatst. Het schoonmaken had haar wel wat tijd gekost. Overdag is ze juf op een school hier in Helena. Gelukkig schijnt Helena weer wat op te bloeien.
Vlakbij de auto ervaar ik bij een rehearsel nog eens zo intens de gospel. We slenteren nog wat door het dorp, fotograferen wat en zetten koers naar Clarksdale. In een platenzaakje The Catshead koop ik een cd van T-Model Ford. Bijna tien jaar geleden zag ik hem met Paul optreden op North Sea Jazz. Van arme komaf, beroepscrimineel, links en rechts toegetakeld door schot- en schampwonden, waarschijnlijk (!) 75 jaar oud maar met veel aanzien in de bluesscene…
De Shack Inn zit helaas vol, de Riverside Inn is het andere alternatief voor bluesliefhebbers. Hier hebben alle grootheden geslapen. Van buiten ziet het er niet uit. Rat, de eigenaar, runt het hotel sinds 1944. Nooit personeel in dienst gehad, hij doet alles zelf en is Mississippi nog nooit uitgeweest. Wat een verleden draagt hij met zich mee, hij kent alle mannen! De kamers zijn wat shabby en het sanitair niet echt schoon, maar we doen het. 55 Bucks handje contantje.
Ook Clarksdale heeft betere tijden gekend maar is wel groter dan Helena. Langs de snelweg zijn alle bekende ketens inmiddels neergestreken. We eten wat bij Silvermoon, op aanraden van Rat, een van de weinig nog redelijke tenten. ’s Avonds naar een Jukejoint. Reds is de naam van de club. Van buiten ziet het er niet uit en van binnen eigenlijk ook niet. Met een biertje in de hand op een krukje luisteren we naar Terry Harmonica Bean, akoestisch met mondharmonica.
Bij terugkomst rond middernacht is Rat nog op. ‘Feel at home, when you stay, you stay, when you go, you go. When you stay, you pay!’ Er is nog een gast, een jongen uit Georgia, die met een beurs een fotografisch perspectief maakt van het hedendaagse leven in de Delta. Lijkt me fraaie klus. Een dorp goed leren kennen, het vertrouwen winnen van de bewoners om vervolgens de sferen vast te leggen in rake portretten…
Zondag 27 mei 2007: Clarksdale
Weer goed geslapen. Zeven uur wakker. Qua ontbijt kunnen we niet verder komen dan een Dutch Appelpie lauw uit de oven bij Burger King vergezeld van slootkoffie. Het is eigenlijk toch te erg voor woorden…
Ik kom tot de conclusie dat de Delta niet aantrekkelijk lijkt: broeierig klimaat, armoede, zwart, vervallen, eindeloze landbouw. Voor de mainstream toerist is Graceland een must, maar verder zal hij of zij de Delta links laten liggen en bestempelen als niet interessant.
Maar schijn bedriegt… de Delta leeft weldegelijk, het geeft zich alleen niet snel prijs, ze vraagt de reiziger op zoek te gaan naar de blues en oog te hebben voor de omgeving. Het landschap is weliswaar niet interessant, maar ik vind de vervallen gebouwen stillevens op zich. De verrassingen in Helena en de Jukejoint gisteren zijn ervaringen die ik niet snel zal vergeten. Dit staat niet in de boekjes!
We rijden door Clarksdale. Traditioneel bleek het spoor de scheidslijn te zijn tussen zwarte en witte wijken, arme en rijke buurten. Ook Clarksdale laat eenzelfde beeld zien. Het kleine run down centrum biedt prachtige plaatjes. Ik probeer ze te pakken te krijgen met mijn camera. Sommige delen van het dorp zijn compleet verlaten, ghosttowns. Ik open de deur van Roxy. Met dit theater komt het niet meer goed, het dak is ingestort, er heeft brand gewoed. Iemand moet toch het eigendom hiervan hebben? Kennelijk is het voor de eigenaar rationeler de boel te laten overgroeien en verpauperen…
Bij Reds is ’s ochtends al leven. Vannacht zijn ze tot half vier doorgegaan. Een halflege whiskyfles staat als getuige nog op de bar. Vanavond speelt Big Jack Johnson met band, we mogen weer komen.
Tegenover een andere bluesclub zien we Terry! Hij heeft geslapen in zijn van op de voorstoel. Net als ons wil hij naar het optreden van Jimmy Duck Holmes in Groundzero vanmiddag. Ik koop een cd-tje van hem, ook hij moet leven. In Groundzero schuift hij bij ons aan tafel aan. Hij heeft een zwaar leven. Op werkdagen vertoeft hij als meubelmaker vijftig uur per week in een fabriek. In het verleden heeft hij met T-Model Ford gespeelt, destijds nog als mondharmonicaspeler.
Het is een zeer geslaagde reis, nu al! Iedere dag ontvouwt zich als vanzelf. Paul en ik hebben dezelfde mindset. We genieten van hetzelfde en zoeken hetzelfde hier. Het is ook heel leuk elkaar weer eens langere tijd te zien. We praten veel. Deze reis is eigenlijk ook een soort twintigjarig jubileum van onze vriendschap, al is dat niet de intentie geweest deze reis te maken.
Voor mij is het ook weer een ontdekking van Amerika. Inmiddels ben ik voor de twaalfde keer de plas overgestoken. Normaal vertoefde ik langs de goudkust in Californië, de prachtige landschappen van de Rockies of de stedelijke dynamiek van New York en LA. Nu op het arme platteland zonder fiets…
Het optreden van Jimmy Duck Holmes is fraai. Een akoestische set van een goed uur. Jimmy is nog een van de weinige vertolkers van de Bentonia Blues, blues in de traditie van Skip James en Jack Owen. Jimmy heeft nog les gehad van Jack. Zijn platenproducent is er ook, Broken Hunger Records uit St. Louis. Op zijn T-shirt staat ‘this ain’t no way of making a living…’ Ik wil het wel geloven, hij zal het wel naast zijn normale werk doen.
Tegen drie uur staan we buiten. Mijn ogen moeten wennen aan het felle zonlicht. We pakken onze spullen om flexibel te zijn in de besteding van de verdere dag en gaan rijden. Tutwiler, daar moet de blues pas echt ontdekt zijn. Op het station. Iemand tokkelde een liedje en W.C. Handy pikte het op… De trein rijdt hier al lang niet meer. Ik begin er aan gewend te raken, ook hier alleen zwarte bevolking maar ik vind de mensen vriendelijk, ik voel me hier op mijn gemak.
In Cleveland is niet zo veel te doen. We spreken een vrouw van een Bed and Breakfast in een prachtig Victoriaans huis. Ze is er inmiddels mee gestopt. In Shelby zit ook een Jukejoint, even vaag als Reds. Maar een avondprogramma met een soulband klinkt ons niet aantrekkelijk in de oren. We besluiten terug te rijden naar Clarksdale en ons te laten verrassen door Big Jack Johnson in Reds. Rat van de Riverside Inn ziet ons weer graag komen. ‘Same room, be home!’ Qua eten is er weinig keus, dan maar de Pizzahut en koffie bij de Mac. Het valt me op dat deze tenten viezer zijn dan in Nederland.
In Reds viert Big Jack Johnson zijn homecoming in Clarksdale. Inmiddels gelauwerd met de WC Handy-Award. In tegenstelling tot Terry Harmonica Bean heeft Jack het wel gemaakt. Hij speelt in Amerika en Europa. Vlak voor we de Riverside Inn verlieten zagen we een gastje met twee drumsticks het voetbalveld verlaten… Met piratenmuts op is hij de drummer van Big Jack Johnson! De bassist heeft wat problemen met de versterker. Na een break wordt een ‘nieuwe’ binnengereden, een oud beessie, maar dan begint het concert ook echt.
Big Jack Johnson speelt heerlijk en wat een verschijning is deze man. Lopen gaat hem niet zo goed af, maar zittend op de versterker laat hij ons genieten van zijn gitaarspel en met tempo gespeelde blues. Geweldig, ik droom weg en ervaar de ambiance intens. Mensen dansen, de tent zit goed vol. Gelukkig regent het niet, het dak van Reds schijnt zo lek als een mandje te zijn.
Maandag 28 mei 2007: Clarksdale – Jackson
Memorial Day, een vrije dag voor de Amerikanen. Ik vraag me af wat ons vandaag weer te wachten staat. Op papier een rustige dag…
Na een melige appeltaart en dito koffie dalen we zuidwaarts af. De Pontiac snort tevreden op de cruise control. Dockery Farms, die hadden we gisteren gemist, nu niet. Charlie Patten heeft daar gewerkt, een van de leermeesters van Robert Johnson. Een prachtige geconserveerde site, nu buiten gebruik.
We zetten koers naar Avalon, hometown van John Hurt. Op zoek naar zijn begraafplaats. Het landschap wordt steeds fraaier. Meer bomen en volwassener gewassen. Via een gravelweg en een bospad… Yes, uiteindelijk vinden we links een kleine begraafplaats tussen de bomen. Een heel eenvoudig graf waar John Hurt begraven ligt. Wat een rust gaat ervan uit, echt een laatste rustplaats. Mooi.
Eerst even tanken. De meter gaf nog 50 miles to go aan maar na start van de motor is de meter naar nul gezakt met het sign low on fuel… Gelukkig zit niet ver van het pad af een eenvoudige pomp, de tank zit weer vol, we kunnen verder of liever gezegd terug naar het John Hurt museum.
Locals begrijpen niets van de pelgrimage naar het graf en museum van John Hurt maar wijzen ons wel de weg. Het museum, zijn vroegere onderkomen, is dicht. Het stelt niet veel voor, het staat in de tuin van een nichtje van hem, zij bewaakt de erfenis van John Hurt. Ieder jaar schijnt hier een festival ter ere van John Hurt te worden georganiseerd.
We zetten koers naar Greenwood. Daar aangekomen valt ons op hoe welvarend Greenwood is in vergelijking met bijvoorbeeld Clarksdale. Geen winkel is open behalve het Blues Museum. Een fraaie verzameling langspeelplaten, foto’s en memorabilia rondom Robert Johnson. De verzamelaar is een particulier die ook de rechten blijkt te hebben geclaimd op de muziek van Robert Johnson, er waren geen erfgenamen. Hij heeft Eric Clapton en Bonnie Raitt succesvol voor het gerecht gesleept om royalty’s te ontvangen over het gebruik van de Robert Johnson-songs. Volgens mij is dit een gewiekste zakenman geweest die het museum als dekmantel gebruikt voor zijn zakelijke hardheid. ‘Hij gaat toch zo zorgzaam met de erfenis om…’
Na een burrito bij Taco Bell dalen we verder zuidwaarts af richting Jackson. Bij Bentonia stoppen we om naar de Jukejoint van Jimmy Duck Holmes te kijken. Het is een plaatsje van niks. Aan het spoorplein vinden we zijn club die niets meer voorstelt dan een uit de hand gelopen schuur… Jimmy zit voor zijn eigen Jukejoint rustig een sigaretje te roken. We raken met hem aan de praat. Eens per maand treedt hij hier op. Voor de komende twee maanden is hij iedere zaterdag geboekt op festivals, hij noemt het een periode van vakantie. Hij kan het combineren, hij werkt op een school en de kinderen zijn twee maanden vrij.
Paul krijgt wat les van Jimmy, de ontrafeling van het geheim van de Bentonia-blues. Een prachtig moment! Wederom, dit staat niet in de reisboeken. Hij vraagt ons onze namen op zijn de muur van zijn Jukejoint te zetten, zoveel mensen van buiten de Mississippi komen hier niet langs. So we do! Hij geeft ons nog wat aanwijzingen voor Jackson. ‘Don’t go to the bad neighbourhoods, it is really dangerous there. Take a motel at the Interstate, then you will be safe. Blues club 930 is a good one.’
We kunnen weer een prachtige ervaring bijschrijven. Straks op het North Sea Jazz festival zal ik toch anders naar de artiesten kijken. Ook de muziek uit deze regio zal voor mij altijd anders blijven klinken. De vakantie verloopt boven verwachting. We rollen van het een in het ander of dwingen we hier geluk af?
De waarschuwingen van Jimmy over Jackson zijn niets te veel gezegd. We rijden even door Historic District en dat blijkt helemaal fout. Een ghosttown, we worden vijandelijk bejegend door de enkele neger die hier loopt. Twee blanken in een grote Pontiac, wegwezen hier. Ook een fameus hotel met een rijke historie blijkt compleet vervallen, zelfs de ramen op de vijftiende verdieping zijn compleet aan gort geslagen. Een rare stad.
Twee straten verder zit 930. We spreken een blanke bewoonster, ze laat de hond uit. Ze bevestigt onze ervaring van net. ‘Don’t go there, it is only two blocks from here, but one street can make a difference here.’ Ik schrik er toch van, net als in Los Angeles. Wat een tegenstelling met het platteland van de afgelopen dagen waar alles veilig lijkt en meer sociale structuur lijkt te zijn door familiebanden en de kerk. De stad is gevaarlijker, al kan ik me de verleiding om geluk in de stad te zoeken wel voorstellen. Op het platteland is men toch beter af denk ik.
Een hotel langs de Interstate is zo gevonden. We rijden terug naar 930. In afwachting van een optreden eten we daar catfish. Ik vraag de dame of het inderdaad die grote vissen met snorharen zijn. Yes! Worden ze hier in de Mississippi gevangen? ‘No, this one comes from the supermarket.’ De act is waardeloos, gitaar en keyboard met voorgeprogrammeerde drums, het eten trouwens ook, het druipt van het vet. We houden het snel voor gezien en vertrekken. Tja, een optreden kan ook eens minder zijn.
We hebben zin in koffie, maar een Starbucks blijkt hier hard to find. Dan maar een oploskoffie op de kamer. Snel droom ik weg. Weer een bijzonder fraaie dag. Zo’n ontmoeting in Bentonia geeft zoveel doorzicht.
Dinsdag 30 mei 2007: Jackson – Memphis
’s Ochtends een Best Western ontbijtje. Ach, ik ken het. We rijden nog wat door Down Town. Het is geen appealing stad. Jackson heeft nog een lange weg te gaan.
Vandaag rijden we terug naar Memphis. De eerste mijlen rollen snel onder ons door. In een wegrestaurant een kop koffie. Ik blijf me verbazen over wat mensen rond de klok van half elf wegstouwen. Vet, vet en nog eens vet en vervolgens weer wegkarren met de auto. We vervolgen onze terugreis, Jimmy door de speakers, cruise control op 65 miles. Het is een groen gebied met veel bebossing en zwevende roofvogels.
In Grenada stoppen we. In het vertrouwen dat er meer moet zijn dan de bekende ketens rijden we naar het centrum. We worden beloond. Cajun-gerechten, maar het voelt Europees aan. Klopt, de tent is eigendom van een Engelsman, met rode neus…
De dag staat minder in het teken van de blues, maar heeft wel weer zijn eigen rijkdom. We praten veel over zaken die ons in het leven bezighouden, onze vriendschap en ervaringen in het leven. We kennen elkaar al twintig jaar, de vriendschap is zonder tussenpozen met ieders eigen ontwikkeling meegegroeid. Het is ook grappig Paul weer eens intensiever mee te maken. Onveranderd, geen biertje teveel, altijd opgewekt, bewust leven en niets zonder reden… Allebei voelen we het als rijkdom elkaar zo te ontmoeten in eenzelfde passie. We hopen nog lange tijd van leven te hebben om dit nog eens te herhalen met een grijze kam en waarschijnlijk nog wel eens eerder ook! Nieuwe gezichtspunten? Toch wel, Paul is meer met religie en filosofie bezig dan ik eigenlijk wist.
We rijden verder. Ik had nog een CD van Willy Nelson bij mijn bagage gestoken. Ook hele fraaie muziek. In Memphis vinden we snel de weg. Met een coupon uit een blaadje sluiten we een goeie deal bij een hotel. Auto terugbrengen naar Hertz, een Mexicaans restaurant en ’s avonds nog maar eens Bealestreet in met een bezoek aan de club van BB King. Een professionele band, ze spelen goed, maar het voelt als amusement, geen oprechte band. We missen de Delta, de ruige bands, de Jukejoints… Beale is voor toeristen, niet voor ons!
Woensdag 31 mei 2007: Memphis – St. Louis
De wekker brult om zes uur. Oef, wel vroeg. Snel ontbijt bij Denny’s en op naar Greyhound aan de overkant. De bagagecontroles slaan nergens op, het is zo lek als een mandje. Busvervoer is voor de armen als ik de medepassagiers zo zie.
Het landschap is wederom niet imponerend, de vijf uur zijn zo voorbij. Onderweg zie ik dat pappa heeft gebeld zonder een bericht achter te laten. Even flitst door mijn hoofd heen dat er iets met oma zou zijn en bel naar Driebergen. Niets aan de hand! Wat ben ik met een simpel telefoontje toch dicht bij huis.
De entree van St. Louis is zeer fraai. Redstone buildings, warehouses herontwikkelt tot lofts. Fraaie industriële plaatjes onder donkergrijze wolken. Taxi naar het centrum, dealen met een hotel en we staan middenin down town met de middag en avond nog voor ons. We lopen een heel eind naar Soutard, een oudere wijk die volledig gerenoveerd en vol leven is. Twaalf blokken brickstone houses met in iedere straat een kroeg. Zeer charmant, haast Engels, de kroegen zitten halverwege de middag stampvol met stamgasten.
We eten een hamburger op een terras. De serveerster is een hittepetit met een kort rokje. Een van de stamgasten met een rood doorlopen gezicht klampt een gesprek met ons aan. Hij heeft in Irak samengewerkt met de Nederlanders, ‘ooooh the Dutchiees!’ Meer kan hij niet vertellen. Hij duikt zo zijn nest in om vannacht de dienst in te kruipen. Iets met ‘communications’ doet hij hier. Het brengt de oorlog in Irak en de impact op mensen wel heel dichtbij. Als ik zo’n vent zie vraag ik me af wat Amerika daar eigenlijk doet.
Blues leeft niet in St. Louis. Wellicht wel als we er dieper in zouden duiken, maar het blijkt in ieder geval niet uit de lokale krantjes. We eten heerlijk on-Amerikaans in een prachtig restaurant. Loft-achtig, ik zou er wel weer willen wonen, schitterend met dito keuken! We vinden een aardig concert van twee zussen die covers heel fraai performen.
Zowel Paul als ik moeten nog wat wennen aan de omschakeling van het platteland naar de grote stad. We pakken een taxi terug, net wat veiliger. St. Louis was zeer wel de moeite waard, een goede tussenstop op weg naar Chicago. De blues hebben we hier niet gevonden, maar de stad zelf maakte veel goed. Wel merken we dat mensen hier neerkijken op de Delta. Het is waar dat St. Louis een echte stad is, Miles Davis groeide hier op, maar mijn herinneringen aan de Delta neemt niemand me meer af.
Donderdag 31 mei 2007 : St. Louis – Chicago
Wederom vroeg op. Heerlijk geslapen, ontbijten en een taxi naar het station. Op de een of andere manier tref ik bijna altijd Ethiopiërs als chauffeur in de USA (of veel Ethiopiërs zijn taxichauffeur). Hij is blij in Amerika te kunnen leven, ‘a second life that I could start, as long as you keep straight on the road here.’ Het station stelt werkelijk niets voor. Treinen is voor de armen…
De treinreis is leuk maar landschappelijk niet aantrekkelijk. We praten wat, bel Irma. Irma heeft haar laatste dag op het werk gehad. Nu een maand vrij met een fietstocht naar Genève voor de boeg, we treffen elkaar in de Elzas maar hebben zondag nog lekker een dag samen. In de restauratiewagon lunchen we. Tegenover ons een vrouw met een klein mannetje onderweg van Texas naar Pennsylvenia. Haar man is met de huisraad en de twee honden onderweg. Verhuizen, zo gaat dat. Een Amerikaan pakt sneller zijn boeltje op dan een Europeaan ooit zal doen.
Chicago begroet ons met druilregen. Pas in de taxi krijgen we echt het gevoel in een hele grote stad te zijn. Gehaast, gejaagd, druk. Vanuit Nederland heb ik een jeugdherberg in het centrum geboekt, een goed alternatief voor de hele dure hotels. Snel de straat op. We lopen State St. af. Wat een stad, de grandeur van New York. Het leeft hier volop. Overal overvolle restaurants, happy people, welvarend. Borders blijkt een eindeloze boekenzaak, wat een collectie. Ik zie een prachtig boek van Basquiat dat ik nog niet heb. Die gaat mee naar Nederland. Ik vul mijn collectie van CD’s van Herbie Hancock aan.
We slenteren nog wat rond en strijken neer in een Franse Bistro. Ze schenken een heerlijke Rhonewijn. Hmmm, heerlijk die Franse diepgang. Wijn vanuit de tenen van een druivenrank. Ja, Europa heeft ook heel veel te bieden, maar Amerika voelt voor mij als contemporary. Qua kunst, qua straatbeeld, qua way of life, het is niet te ontkennen.
Door een prachtig verlicht Chicago lopen we een kleine vijf kilometer zuidwaarts naar de bluesclub van Buddy Guy. ’s Avonds is de stad nog veel mooier. Een heerlijke stroll. Buddy Guy heb ik al een paar keer in Nederland zien optreden. Een levende legende met nog legendarischer optredens. Zijn eigen club in Chicago was vooraf al een must. Zelf treedt hij alleen nog op in januari van ieder jaar op zijn eigen podium. De rest van het jaar geeft hij ruim baan aan andere bluesbands. Ik ben benieuwd wat vanavond ons gaat brengen.
Toevalligerwijs treedt Phil Guy op, de broer van Buddy! Als we binnenkomen is de band al aan het inspelen. De club verrast me, niks fancy club, het is meer een Jukejoint. Na twee nummers betreedt Phil het podium. Net zo’n clown als zijn broer inclusief lekker jankende gitaar. Wat een avond, het is net of hij met wat vriendjes in een garage staat te spelen, het plezier straalt er vanaf. Wauw, wat een geluk hebben we weer.
Plots staat Buddy Guy zelf op het podium!! Hij joked wat met een net bedachte song voor een meisje, ze is vandaag jarig. Wat een performer, hij heeft het, zijn uitstraling pakt iedereen. Phffff, dat ook vanavond nog beleven. Hij moedigt zijn broer aan en spoedt terug naar de bar. Phil maakt er vanavond een feestje van, het spettert er vanaf. Al snel blijkt dat er meer blueshelden uit Chicago ons vergezellen. Phil trekt ze een voor een op het podium. Lekker jammen, de band volgt moeiteloos. Een held wil niet. Phil lokt hem alsnog: ‘We’re gonna get ….. on stage.’
Compleet voldaan en nog beduusd van het bluesgeweld wandelen we terug naar ons stapelbed. Wat een avond. Al snel komen we tot de conclusie dat dit de bluestrip voor ons afmaakt. Meer hoeft niet, al hebben we nog enorm zin in een dagje Chicago morgen.
Vrijdag 1 juni 2007: Chicago
Een wat onrustige nacht, niet van de metro die bovengronds door de straat raast, nee, het zijn mijn kamergenoten. Tegen vieren kwam een gast de kamer op en nam het niet zo nauw met respect voor de slapenden… Het ontbijt echter is prima, het weer gelukkig ook.
Vandaag gaan we de benen eens testen. Eerst naar Millennium Park met een gebouw van Gehry, het valt wat tegen in vergelijking met gebouwen die ik van hem al gezien heb. Een sculptuur van Anish Kapoor maakt des te meer indruk. Een Jeff Koons-achtige ‘boon’. De stad spiegelt er prachtig in met steeds andere vergezichten.
Een cappuccino waar anders dan bij Starbucks. Ik heb wat met hun formule en bewaar natuurlijk goede herinneringen aan de realisatie van de koffiebranderij voor hen in Amsterdam. Ik voel me heerlijk. Ik heb mijn poriën wijdt opengezet deze week, ze zijn helemaal volgezogen met prachtige ervaringen, indrukken, een zeer inspirerende reis. Blues zal niet meer hetzelfde klinken. Het platteland, de stad, we hebben deze vakantie raakgeschoten en onze verwachtingen zijn op een enorme manier overtroffen. Daarnaast, onderling was het wederom perfect. Geen spoor van slijtage, een bevestiging van een jarenlange vriendschap with many years to come.
Een eindeloze platenzaak met alle artiesten in blues en jazz op voorraad. We nemen er uitgebreid de tijd voor. IT-records in Rotterdam is aardig maar valt hierbij in het niet. De zaak straalt een sfeer van liefhebbers uit. Het stapeltje CD’s dat ik uit Amerika mee naar huis ga nemen groeit weer serieus verder…
We wandelen door. Chicago is enorm! Naarmate we noordelijker komen laten we de skycrapers achter ons. Chicago wordt een dorp, kilometer na kilometer, het blijft fascineren met prachtige doorkijkjes, curiosazaakjes, oude gebouwen, loften en zijstraten met prachtige bomenrijen afgewisseld met zijstraten vol ijzerwerk van vluchttrappen, ook zeer fraai.
Na een broodje doen we het Southern Folk Center aan. Leuk gesprek met de verkoper in de muziekwinkel. Even verder treffen we een gigantische gitaarwinkel aan. Ze lijken haast wel alles te hebben. Paul speelt er goed op los.
We drinken een biertje. We hebben hetzelfde gevoel over de vakantie, dezelfde beleving, ook in Chicago. We gaan niet voor de toeristische hoogtepunten. Nee, liever de stad op straat beleven, opsnuiven. Ik ken maar heel weinig mensen die het ook zo doen. De trein brengt ons in drie kwartier terug naar down town. Een bovengronds spoor, dat is leuk voor de ogen! We lopen terug naar de Legends. Een akoestische set van Fruteland Jackson. Het concert beklijft niet, maar het eten is heerlijk, Cajun van het zuiden.
We hebben nog een avond en ochtend te gaan maar voelen ons eigenlijk al meer dan voldaan. Borders en Macy’s bieden wat shop-plezier. Het schitterende maar zware boek van Basquiat sleep ik dan toch maar mee. In Macy’s loop ik tegen een schitterende kofferset aan. Dat was ik langer van plan. Over de koffer moet ik nog even nadenken, maar de kleine koffer voor handbagage neem ik alvast mee, heerlijk die wieltjes, geen gesjouw meer.
Het barst hier van de kroegen, packed with happy people. Met moeite vinden we in een leuke tent twee krukjes. Met een sigaartje in de hand blikken we nog eens terug. Het was geweldig. Op het gemak wandelen we in een klein uurtje terug en gaan pitten.
Zaterdag 2 juni 2007 : Chicago – Amsterdam
Toch maar weer vroeg op. Ontbijtje, de straat op, nog een uurtje of twee, drie, dan moeten we naar O’Hare voor de terugvlucht. We splitsen even op, dan kunnen we allebei nog even onze inkoopjes doen. Ik ga weer naar Macy’s en koop dan toch maar de koffer met wat accessoires. Wel lekker, want van de kunstreizen kom ik altijd terug met een enorme stapel nieuwe boeken, gekregen en gekocht. Zo was het in Berlijn, in Madrid en recent nog in Brussel. Dit jaar volgen nog Basel, Berlin en London!
Voor Irma probeer ik een leuke shawl te vinden, maar dat lukt niet. Wel zie ik een prachtig schaaltje van Ron Arad in staal. Oef, wat mooi, ik zie ons de zondagmiddag al borrelen met olijfje en Turks brood met heerlijke olijfolie om te deppen. Op de kookafdeling kan ik me gelukkig beheersen. Wat een verzameling Calphalon, Viking en Kitchenaid bij elkaar…
Terug bij de herberg reorganiseer ik mijn bagage en haal de tags en labels van de koffers af, de CD’s haal ik uit hun folie, de Nederlandse douane heeft niets te schaften met mijn aankopen. Het treintje naar O’Hare is snel gepakt en ruim op tijd arriveren we. De incheck verloopt zeer chaotisch. Ik snap het niet, KLM vliegt toch iedere dag op en neer, dan moet er toch systeem inzitten, Amerika is toch geen apenland? De security is al net zo’n gedoe.
Het is inmiddels half vier. We hadden gedacht nog even een hapje te kunnen eten zodat we straks in de lucht meteen de ogen kunnen sluiten. Maar er zit hier niets! Dan maar een klef broodje. In de lucht is het eigenlijk nog best gezellig samen een borrel te drinken. Snel daarna dommel ik weg en word wakker met IJmuiden in zicht.
Zondagochtend zeven uur, Irma en Denise met Emy en Noortje staan ons op te wachten. Ook weer heerlijk! De reis zit erop. Ik geef Paul een hand, we have found the blues!