19 december 2001: Amsterdam-Bangkok-Hanoi
Gehaast kom ik thuis. Pak uit, vakantie outfit aan. Tassen op de fiets, rennen naar de trein. Ook in de trein word ik nog gek gebeld. Straks in het vliegveld laat ik alles achter me voor een paar weken, heerlijk!
Op Schiphol zie ik Fons. Pappa zei het gisteren al tijdens een lekker en gezellig diner bij Foody’s. Als je Fons ziet begint je vakantiegevoel! Fiets in een doos, inchecken. KLM zeurt, ze willen de overbagage betaald hebben. ZEIKERDS! Het vliegtuig is geeneens vol. Allerlaatste maal KLM. Douane, sigaren, whisky en het vliegtuig in. Weg!
Van de vlucht merk ik weinig. Pas bij het ontbijt met Bangkok in zicht ontwaak ik. Goh, Bangkok. Tien jaar geleden met Peter de start voor mijn eerste Aziatische fiets-avontuur. Een paar uur later brengt Vietnam Air ons in oosterse sferen naar Hanoi. In het hotel drinken Fons en ik nog een borrel en vallen als blokken in slaap.
21 december 2001: Hanoi
Half acht ontwaak ik. Simpel ontbijt. Fiets uit de doos. Alles is heel aangekomen. Een heerlijk gevoel ontstaat. Fietsend door Hanoi! Overal scheuren brommers, scooters en motoren langs me heen. Ik ga mee met de stroom. Regels bestaan hier kennelijk niet, het verkeer wordt geordend door lef. Dat hier geen ongelukken gebeuren is ongelooflijk. Geld halen en op naar de ambassade van Laos voor een visum. 50 $ lichter sta ik een half uur later buiten, een paar indrukwekkende stempels rijker. Gelukkig, vooraf vreesde ik dat dit wel eens veel tijd zou kunnen kosten.
Hanoi is gebouwd rond 20 meren. Dik drie miljoen inwoners, Franse invloed is duidelijk merkbaar. De stad maakt een gezellige en sfeervolle indruk op me. Na even aan het Hoan Kum Lake verpoosd te hebben is de oude stad het volgende doel. Nauwe straatjes vol koopwaar. Het lijkt haast of de straten naar gilden zijn geordend. Schoenen, kleding etc. Iedere straat heeft zijn specialisme.
Het mausoleum van Uncle Ho is wel bewaakt maar dicht. Het ziet er saai (communistisch) uit, verlaten straten, streng bewaakt. Als fietsers zijn we hier duidelijk niet gewenst. Staande op de brug over de Red River waan ik me op het platteland, niet in een miljoenenstad. Het straatbeeld blijft fascinerend. We eten weer wat, rusten uit op de kamer en duiken tegen zessen weer de stad in.
Even e-mails lezen. Yes, een nieuwe afspraak met Starbucks, direct als ik terug ben!
Het eten is smakelijk. Heerlijke salade, palingsoep, duif, kleefrijst, vis, slang. Heerlijk en wat een kruiden. Nog een borrel op de kamer, een sigaartje en weg ben ik weer!
22 december 2001: Hanoi – Chra Huong
Acht uur wakker. Ontbijten, fietsen optuigen en rijden! Hier begin de vakantie echt. Vergeleek ik het verkeer in Hanoi gisteren al met een kartbaan, nu is het helemaal een heksenketel. Het wemelt van de tweewielers met motor, overal komen ze vandaan. Links, rechts, van achteren of gewoon van voren. Wie het eerst remt moet de ander voor laten gaan. Via de sub-urbs mogen we na 20 kilometer links af slaan naar Van Dinh. Een leuke weg met veel minder verkeer. Ik geniet volop. Het is lekker weer, zonnetje, aarzelende blauwe lucht, verkoelend windje in de rug en een zoevende fiets. Aan de horizon doemt het Karst-gebergte op met haar mysterieuze stompe vormen.
Het straatleven bruist volop. Overal zijn mensen bezig met handelswaar, ambachten en spelen de kinderen. Mooie mensen, kleurrijk en vriendelijk. Iedereen zwaait naar ons. In My Duc eten we vast bij een tentje. Mie, verse groente, “vers” vlees. Het smaakt goed, pittig. biertje erbij.
Nog dik 10 kilometer trappen we door naar Chra Mony, de plek om een Pagode te bezoeken. Door wel vijf man worden we aangesproken om toch vooral hun hotel te nemen. Eenvoudige kamer maar met terras. We slepen de stoelen naar buiten en genieten even van de zon en de rust.
Tegen half vier nemen we een roeiboot richting de tempel. We varen eerst het Karst-gebergte in. Heel fraai. De Pagode zelf is mooi gelegen, in het dorp is zelf weinig te beleven. We doen wat inkopen en eten bij een stalletje. Fried rice, goed voor de fietsen. Tiger erbij. Van een Amerikaans stel horen we “oh, zijn jullie de fellows”. Kennelijk zijn we de Talk of the Town! Verder is er niemand in dit dorp! Ik drink een goeie borrel op Paul en Heidi, ze trouwen vandaag!
23 december 2001: Chua Huong- Ninh Binh
Vannacht een paar keer wakker geworden van geritsel in de kamer. Moet ongedierte geweest zijn. Op de één of andere manier slaapt dit minder lekker. Half acht echt wakker. Vanaf het terras een prachtig uitzicht op het Karst-gebergte. De eerste boten varen al weg in het opkomende zonlicht.
Ik ontbijt met wat mie, een goede basis voor de dag. Het eerste stuk is terug naar My Duc, ongeveer twaalf kilometers. Bij de afslag stop ik even om de route te bepalen bij een stalletje. Eenden liggen met opgeknoopte poten te wachten op wat komen gaat. En het vereist nogal wat gebarentaal om de juiste benzine voor de brander te bemachtigen.
Het eerste stuk leidt langs steengroeven. Vrachtwagens rijden af en aan met grote rotsblokken die langs de weg tot grind vergruisd worden. Bedrijvig, maar voor de fietser ongezellig. Met alle geweld persen de te grote trucks zich door de andere weggebruikers heen. Maar dan, het wegverkeer verstomt, een enkele motor en fietser. Het is prachtig. Mooie omgeving, schitterend weer, schilderachtig landleven. Mais wordt gedroogd langs de weg, op het land wordt gewerkt. Ook zo grappig, honden laten me volledig met rust. Dat was in Zuid-Amerika wel anders.
Voor we het weten is het half twaalf en eten we wat in een tentje langs de weg met dik 50 kilometer in de benen. De hele keuken wordt zowat leeggehaald. Kleefrijst, eitjes, groente, omelet, sla. Het smaakt allemaal prima. De weg is van goed tot matig. Vaak prima asfalt. Het blijft prachtig fietsen. Hier kom ik voor, op en top vakantie!
Overal waar we komen, klinkt het enthousiast “Hello”. Ergens langs de weg doen we een tukkie. Het verkeer wordt weer drukker, we komen weer dichter bij de H1. Weg is de rust. Het is weer strijden om een plek op de weg. Nog even een biertje bij een stalletje voordat we daadwerkelijk nog een 10 kilometer de Hi op moeten.
De H1 is een heksenketel. En de dierenbescherming moet hier maar eens langskomen. Levende varkens achter op de brommer of volledig in kippengaas of gewoon onder een snelbinder, 4-hoog kippen gestapeld achter op de fiets, hetzelfde met eenden, ja, daar is Nederland maar geleuter bij.
We vinden een mooi hotel. Verder heeft Ninh Binh weinig te bieden. Het eettentje is al even saai. Hoe ook, vandaag was een schitterende tocht.
24 december 2001: Nin Binh – Sam Son
Een goed ontbijt met hot lemon legt de basis voor de dag. Goed hotel, we krijgen nog wat water mee. We vervolgen onze weg. Het is wel druk met de vrachtwagens. Al het gebeuren op de weg maakt dit goed. De fietsen volgepakt met van alles: muziek, kippen, eenden, of planken 3 meter breed. Je kan het zo gek niet bedenken of je ziet het. Bij een stalletje tegenover een uitgaande school drinken we wat en eten wat koekjes. We staan in volle aandacht van de kinderen. Als ik foto’s maak is het enthousiasme compleet. We vervolgen onze weg. Mensen begroeten ons enthousiast, ze fietsen met me op. Stellen de standaard vragen “what’s your name?”, “how old are you?”
Rusten doen we bij een stalletje en fietsen door naar Thank Hoa. In alle drukte fietsen we naar de strandplaats Sam Son. Het ziet er stil en verlaten uit. Een paar dames dirigeren ons naar een hotel direct aan de “boulevard”. Het is allemaal simpel maar prima. Ze komen al direct met de menukaart. Het komt me allemaal opdringerig over. ‘s-Middags lees ik wat op het strand met de Zuid-Chinese zee voor me. Doe een tukkie en voel me helemaal weg van Nederland. ’s-Avonds proberen we een geschikte eettent te vinden, maar het lukt niet echt. Dan maar het stalletje van de dames. Ik verwacht er niets van, de kaart is indrukwekkend, maar ik zie maar twee pitten. Al snel val ik van de ene verbazing in de andere. Ook een groep Vietnamezen eet er. Een brommer stopt en van de dames zet een bak vol met levende krabben neer. Nou, doen dan maar. Cooked, fried, al deze krabben vliegen de pannen in en kleuren al snel rood. Heerlijk, met een simpele dressing. Niet meer, niet minder. Er komen langoustines voorbij. Dit kunnen we niet voorbij laten gaan. Daar gaat de brommer weer! Heerlijk, wat een feestmaal. Verser dan vers, zo uit de zee!
25 december 2001: Sam Jon – Vinh
Bijna vergeet ik dat het Kerst is. Een opkomende zon boven de Zuid-Chinese Zee. Ik ben in een andere wereld. Vandaag staat een lange fietstocht voor de boeg. 150 kilometer. Vlak, dat wel, maar het is toch een behoorlijke afstand. Ontbijten doen we met cake langs de weg en nemen een landweg om wat af te snijden. Prachtig, zon, mooie landbouwvelden, mensen aan het werk. Het wegdek is slecht, daarom zijn er ook geen vrachtauto’s, na 15 kilometer is het over met de pret. Asfalt, de Highway1, het verkeer buldert weer langs. Het weer betrekt wat, het is een grijze dag. Kop koffie langs de weg en doormalen. De lunch is lekkere gebakken kip en omelet, noodle soep, een biertje, dat gaat er wel in. Net daarvoor hebben we nog een ongeluk gezien. Een tanker op zijn kant. Mensen zijn er op afgelopen om de olie op te vangen. Chaotische taferelen. Dat we ‘s-middags een tweede ongeluk zien, verbaast me en toch ook weer niet. Iedere dag vallen er 100 doden in het verkeer. Ze rijden als gekken, vooral de vrachtwagens en bussen. Nu is een vrachtwagen van de weg gereden. We malen door. Kilometer na kilometer onder een bedrukte lucht. Gedachteloos haast vliegen de kilometers onder me door.
Het is een lange “rit”. Soms slapen mijn vingers en strek ik mijn rug en ga iets verzitten. 110, 120, 130, bij 140 maken we nog een korte stop en rijden met het heksenketelachtige verkeer links in. 154 geeft mijn teller aan. Het hotel aanbevolen door de gids en een Vietnamese die gisteren ook lekker zat mee te eten. Het is fantastisch. Schoon, uitzicht op de stad. Onder een warme douche voel ik me weer schoon. Het regent buiten. De stad is wel groot, maar nieuw na de bombardementen van de oorlog. Ze hebben Oostblok-architecten ingehuurd. Dat is te zien, aftandse kleurloze blokken. Eten doen we in het bijbehorende restaurant. Een teleurstelling, de smaak is afgestemd op de Westerling. Vermoeid val ik in slaap.
26 december 2001 Vinh – ergens in de bergen
Half acht wakker na een lange nacht. Snel ontbijten en naar de Central Market. Een levendige boel maar ook schrikken hoe met dieren wordt omgegaan. Eenden boven elkaar met de poten aan elkaar gebonden. Honden met de poten op de rug, bek dichtgesnoerd……..Voor de rest veel kleur met alle groenten en fruit.
Via internet probeer ik berichten op te halen. Mam heeft me wat gestuurd als Word-document. De computer heeft de grootste moeite dit op te halen en op het laatste moment werd de lijn verbroken. Meer dan een uur heeft dit gekost. Niks dus.
Gisteren heb ik de kilometers op een rij gezet en tot de conclusie gekomen dat we naar Laos gaan afbuigen. Dan kunnen we precies al onze doelstellingen in gestaag tempo halen.
Onder een wederom bedrukte hemel koersen we in de drukte Vinh uit. Na 20 kilometer even wat eten en richting Laos. Het landschap is niet echt fraai, het weer al evenmin. Na 80 kilometer is het mooi geweest. We komen in een dorp wat niet op de kaart staat met toevallig een guesthouse. We hadden geen slaapgelegenheid verwacht (we zouden wel zien!). Borrel, sigaar, video terugkijken. ‘s-Avonds lopen we door een verlaten dorpsstraat met hier en daar een lichtje en een teken van leven. Langs de weg kunnen we nog iets eten en gaan slapen na nog een CD’tje van Mark Knopfler te hebben gedraaid. Morgen Laos.
27 december 2001: Ergens in de bergen – Can Treo
Het weer is wederom bedrukt. Jammer, want landschappelijk moeten de komende dagen prachtig zijn. Klimmen in het Karst-gebergte in rust zonder al te veel verkeer! Qua ontbijt valt er weinig te beleven. Een soort rijstwafel gevuld met noten en karamel. Ach, best smakelijk, een basis voor de dag. Fons maakt altijd koffie met zijn “Koker”, een illegaal stukje gereedschap in Nederland. Al vrij snel wordt het klimmen. Moest ook wel, de bergen op het grensgebied zijn meer dan 1.000 meter hoog. Het klimmen duurt voort. Het biedt steeds meer zicht, maar het begint te miezeren……. Jammer, zo valt er weinig te genieten.
Af en toe stoppen we. Het trekt zelfs helemaal dicht. En we raken door en door nat. Als ik fiets ben ik warm, maar als ik even stop of de weg iets afdaalt, brr, wat koud. We komen bij de grens. Het weer wordt er geen stuk beter op. Toevallig vinden we een kamer. Pakken dan maar. Wel een kort dagje, maar dan hebben de benen wat rust! De baas is blij met z’n vangst.
Al snel zitten we met droge kleren met hem in de keuken. Mie, groenten, eieren en een soep, het gaat er snel in. Hij brengt direct de drankfles op tafel. Ongelooflijk sterk. Volgens mij is dat een verborgen probleem in Vietnam, overal wordt een glas sterke drank aan ons aangeboden, soms doe ik een glaasje mee, maar om 11.30 uur valt me dat wat zwaar! Zo ervaren ben ik niet.
Op de kamer heeft Fons al snel de stereo aangesloten, zo maken we onze eigen gezelligheid. Met dertig klim-kilometers in de benen doen we allebei een tukkie. ’s-Middags kopen we de volledige lokale voorraad eten op. Pinda’s, mie, bier, koekjes, de middenstand beleeft een topdag! Iedereen staat erbij. Vooral mijn fluorescerende windjack steelt de show!
Op de kamer goochelt Fons met de brander en weet er een stevige hap uit te halen. De kamer en hele omgeving is troosteloos. Maakt ons niets uit. Met muziek op de achtergrond, sigaar en whisky onder handbereik, wat lezen, wat schrijven, wat prutsen aan de fiets of uitrusting, wij komen de avonden altijd gezellig door. Volgens de eigenaar schijnt de zon in Laos, dat is nog maar 4 kilometer. Ben benieuwd, morgen zal eerst nat en klam starten, want de kleren drogen niet met dit weer. Vroeg pitten.
28 december 2001: Can Treo – ergens langs de weg
Zeven uur worden we weer wakker. Het heeft de hele nacht geregend. Het mist buiten nog enorm. Natuurlijk waren de kleren nog nat. Inpakken en op het laatste moment doe ik m’n klamme goed pas aan. Windjack er overheen en de kou in. Na een kilometer komen we bij de grens. Veel vrachtwagens en bussen. Een enkele westerling. We zetten de fietsen neer en vervoegen ons bij de ambtenaar. Boem, weer een stempel erbij en klaar. Buiten wordt nog wel twee maal gevraagd naar mijn paspoort. Bij de fiets onder het afdak is het spekglad. Bijna glij ik uit. In het niemandsland is het een glibberzooi. Nog steeds regent het, ik ben doorweekt. Kennelijk is zowel Vietnam als Laos niet bereid de weg te onderhouden. Rillend van de kou probeer ik zo goed mogelijk mijn fiets op het rechte spoor te houden. Ook bij de ingang van het douanegebouw van Laos is het spekglad. Voor de verandering vul ik weer eens een formulier in, boem, boem, en de boel is geregeld. Het wegdek wordt beter, het weer niet. Het afdalen verkleumt me. Opeens, een zonnestraal, dwars door het wolkendek heen, een warme gloed. Even, heel even. Maar het weer verandert. De regen en mist maakt plaats voor een voorzichtige zon en blauwe lucht. Na 20 kilometer fietsen heeft de warmte ons weer omarmd. Heerlijk, de kleding is zo weer droog.
Langs de weg vinden we een mooi plekje. De mensen zijn schuchter en zien er doorleefder uit. We fietsen door tot Lan Sao. Eten wat bij een dorpeling (er is niets anders!) en knallen door. De lol in het fietsen is er helemaal. Blauwe lucht, zon, een heerlijke bries en een werkelijk prachtige omgeving. Bergen op de achtergrond, platteland. De bouw van de nederzettingen is anders. Alles staat op palen. Waarschijnlijk tegen ongedierte en overstromingen in het natte seizoen. De mensen zijn heel vriendelijk. Qua verkeer is er bijna helemaal niets. Heerlijk om te fietsen.
De dorpen zijn dun gezaaid en volgens de reisgids komt er niets meer op onze route voor de komende 150 kilometer. We zien wel. In een dorp prachtig gelegen langs een rivier stoppen we. Bij een EHBO-post vraag ik of we kunnen blijven slapen. Via via komen we bij mensen thuis terecht. De hele familie rukt uit. Opa, oma, kinderen, kleinkinderen. In het dorp koop ik wat bier. We hebben op de veranda prachtig uitzicht op de rivier en een ondergaande zon. Al snel laten ze ons met rust en kan ik wat schrijven, luisteren we naar de wereldradio. Beatrix zagen we in het eettentje plots als wereldnieuws verschijnen op de t.v. als eerste nieuws. Zou er wat zijn gebeurd? Nee hoor, het eerste nieuws is onderzoek van FNV naar de wantoestanden bij de NS! Geen nieuws dus, de bruiloft kan gewoon doorgaan!
‘s-Avonds eten we met de mensen mee. Het licht gaan snel bij ze uit. Al om zeven uur zoekt de eerste zijn mandje op. We drinken nog een borrel en gaan ook vroeg het mandje in. We slapen in de woonkamer.
Zaterdag 29 december 2001: Ergens langs de weg – Ergens langs de weg
Ik had gedacht dat ze wel heel vroeg zouden opstaan. Half zeven, De mensen slapen dus bijna 12 uur. We pakken de fietsen in en rijden om kwart over zeven weg. Het weer is wederom prachtig. Goh, wat een vooruitzicht hier nog zo’n twee weken te fietsen. In een dorpje 10 kilometer verderop kopen we wat broodjes en eitjes. Fons heeft de brander weer zo in elkaar. Koffie, gebakken eitje, mooi plekje langs de weg. Het is wel flink klimmen geblazen. Soms echt supersteil. De bergen rondom zijn wel prachtig. We komen in een limestone gebied. De toppen van de bergen zijn heel grillig, heel puntig. Ook passeren we een grote krachtcentrale zomaar in het niets. De klim gaat door. Soms passeren ons grote vrachtwagens met boomstammen die omhoog kruipen, maar altijd nog harder dan wij gaan. Op de top is het prachtig. Een schitterend vergezicht met overal limestone. Een heerlijke afdeling. Het gaat er hard aan toe. Maar de bochten zijn heel scherp, opletten geblazen dus.
Hierna gaat het wat op en neer. Op een mooie plek “lunchen” we. Meer dan koek, chocolade, en water is het niet, maar het vult goed. Een kort tukkie en weer door. In de dorpen reageert men iedere keer enthousiast. Bij een tentje drinken we even wat en gaan weer door. Het blijft prachtig fietsen. Mooie lucht, zon, wind. Bij een zoals de Amerikanen zeggen een “Junction” moet wat te doen zijn. Hoewel niet op de kaart is daar best een aardige plaats, met goede eettentjes en een GuestHouse. Hoewel het nog vroeg is, is de keus snel gemaakt. Op z’n Indonesisch (met een mandi) kan ik me wat opfrissen. Zwart ben ik van het opwaaiend stof, zweten en zonbescherming.
Langs de weg voor onze kamer drinken we een borrel en vermaken wat kinderen. Simpel met een ballon en “gekke bekken” trekken. Wat kunnen deze kinderen toch met heel weinig veel lol hebben, dat valt me ook op in de dorpen. De wereldradio vertelt op een heftige storm na weinig nieuws.
Vanavond is het feest in het drop. Een band, gokken, waarzeggers (volgens mij), het hele dorp is uitgerukt. De band slaat zo knetter hard te spelen dat niemand er naar luistert. Er kan gegeten worden. Saté, vis, groente, drie eieren geregen aan een sateprikker (ra ra hoe kan dat!). Het is volle maan. Terwijl ik daar rondloop mijmer ik wat – ik zie de kinderen waarmee ik vanmiddag heb gespeeld in de draaimolen. Eigenlijk is leven toch overal hetzelfde. Werken, eten, slapen, spelen. In essentie is er geen verschil. Wij hebben het alleen zo veel overdreven luxer en zijn veel minder gewend. Echte armoe heb ik in Laos nog niet gezien, de binnenlanden ben ik niet echt in geweest natuurlijk. tegelijkertijd, de levensverwachting ligt laag, medische voorzieningen zijn er niet of zeer beperkt, tja, toch hele grote verschillen.
30 december 2001: Ergens langs de weg – Pausan
Voor achten rijden we weg, onder een heerlijke ochtendzon. Na 20 kilometer een korte break. Even koffie, nog wat energie en doorgaan. Vlak voor Panadin komt de Mekong in het vizier. Groots, breed langzaam stromend. In Panadin vinden we een heus restaurant. Heerlijk gegeten. Ik verbaas me over de prijs, 50.000 kip, 2,5 dollar voor twee personen. Half één en door. Fons neemt halverwege nog een duik in de Mekong. Het is over drieën als we in Pausan aankomen. Een kennelijk nieuw Guesthouse. Prima. Koud bier, heerlijk borrelen met 100 kilometer in de benen genietend van de zon. Ik neem een douche, rommel wat, drinken een borrel op het terras. Wereldradio. We pakken de benenwagen naar het centrum van Pausan. Niet al te groot, qua eten valt het tegen. Gauw naar de kamer, borrel. Slapen!
31 december 2001: Pausan – Vientiane
Vandaag proberen we zoveel mogelijk richting Vientiane te komen. Meer dan 150 kilometer, we zien wel. Zonder ontbijt trappen we de eerste 20 kilometer vol. De omgeving is echt platteland, niet al te inspirerend. Langs de weg maken we een kop koffie, ontbijten met rijstwafels, chips en koek. Ach, alles voldoet voor de energievoorziening.
Voor we het weten staan de eerste 55 erop, maar is het ook al 11.30 uur, tijd voor een stevige lunch in Ban Thaboh. Direct maar door al werkt het wegteken met de kilometers naar Vientiane niet echt bemoedigend. Het is 12.30 uur, nog 5½ uur licht. De etappe zal volgens de kaart vlak zijn, dus we moeten meer dan 20 km/uur kunnen halen. Dat betekent dus een dikke vier uur fietsen met weinig rust. Ik besluit maar eens een uur flink op de pedalen te gaan rammen.
Ik stop en moet lang wachten op Fons. 20 minuten later komt hij aan. De moed blijkt bij hem in de schoenen te zijn gezonken. Hij was liever in het guesthouse in Ban Thaboh gebleven. Had dat dan ter sprake gebracht dacht ik. Even voor de plaats kwamen we een Fransman tegen. Ook tegen hem zei Fons voor Vientiane te gaan.
We fietsen door en zien wel waar het schip strandt, maar het tempo ligt laag. Ik besluit maar bij Fons te blijven om iedere discussie te vermijden. Toch begrijp ik het niet helemaal. Als je keuze maakt moet je er voor gaan. We weten allebei dat er tussen hier en Vientiane geen overnachtingsgelegenheden zijn. Nou ja, dan benut ik de kracht die ik vandaag in mijn benen voel maar niet 100%. Ik zou het voor het donker wel redden. Ook voor z’n “middagtukkie” maakt Fons geen uitzondering.
Inmiddels is het al over vieren en is er nog ruim 40 kilometer te fietsen. In het donker Vientiane binnenfietsen lijkt mij uit verkeersveiligheidsoogpunt niet echt ideaal. Maar tegelijkertijd kan ik niet sleutel vinden om Fons tempo te laten maken. Het is niet z’n lijf, het zit tussen de oren. Even laat Fons zich nog inspireren door achter een boerenwagen te hangen, zodat hij haast geen windweerstand heeft. Zodra deze echter afslaat valt het tempo weer terug. Inmiddels begrijp ik wel dat Fons wel ervoor gekozen heeft door te willen fietsen naar Vientiane. De zon gaat onder, langs de weg zitten bij tentjes mannen dronken te worden. Ze willen dat we stoppen om mee te drinken. Volgens mij heeft dit niks te maken met oudejaarsavond, ik heb dit op andere dagen ook gezien. Omdat het tempo bij Fons toch laag ligt probeer ik nog een paar zonsondergangen op film vast te leggen.
Schemering en het wordt donker, nog 10 kilometer. Vientiane in, bij de T-splitsing links af naar het centrum. Ongelooflijk, de weg vandaag was redelijk en hier net op het moment dat wij het niet kunnen gebruiken zijn delen onverhard of gapen er vervaarlijke kuilen. Echt enorm druk op de weg zoals in Hanoi is het niet. Toch is het best kut om zo slecht verlicht rond te rijden. Dichter bij het centrum zijn wat gebouwen van importantie verlicht. Bij een groot hotel vraag ik de weg naar een aanbevolen hotel in het centrum. Het duurt even voor ze begrijpen wat ik wil, maar gelukkig blijkt het de tweede rechts, derde links, 1ste rechts te zijn. Fijn hotel. eindeloze douche, we hebben het gehaald. Bij een Chinees eten we een goede hap en op naar het Centrumplein. Niet dat het wat voorstelt, want Vientiane heeft maar 150.000 inwoners. Wel zijn veel Lao samengedromd om de klok te zien wegtikken. Het is nu tien uur, nog wel wat te gaan. Op een terrasje drinken we wat en ontmoeten Nederlanders. Twaalf uur ging niet vergezeld met knallen. We zoeken onze bedden op om de beentjes hun welverdiende rust te geven.
1 januari 2002: Vientiane
Vandaag een rustdag. Lichamelijk voel ik best dan ik gisteren wat heb gedaan. Links en rechts een spierpijntje en wat keelpijn. Zal wel kou gevat hebben. Na een ontbijt lopen we de stad in. Het maakt een rustige indruk. Ik ga even mijn e-mail berichten lezen. Gelukkig alleen goede berichten. Ik stuur een bericht naar pappa en mamma. Zullen ook wel blij zijn een levensteken te ontvangen. Starbucks ook maar een om de beste wensen over te brengen. Prompt krijg ik een bericht terug van Denny. Even rekenen, het is hier 9.00 uur, zes uur terug in Nederland dat is 3 uur, 9 uur terug is Seattle-tijd, ja tegen zessen, hij zal zo wel naar huis gaan om Oud en Nieuw te vieren. Wat is de wereld toch onder handbereik met een paar digitale lijntjes. Zelfs vanuit Laos!
Fons en ik lopen de stad door. Naar de Mekong door het centrum en naar de Boulevard met een heuse Arc de Triomph. Nou daar zijn ze zelf tenminste eerlijk over. In de verte lijkt het nog wat, dichtbij wordt het door de Lao zelf ook als een betonnen monster beschouwd wat niet af is. Fons koopt bij de Money Market nog wat “originele” Camel-kleding. Ik vind het net een Big-Jim outfit.
‘s-Middags zien we de wereld aan ons voorbij trekken. Heerlijk op het enige terras. Ook zie ik weer drommen van Europese jongeren die het Westerse leven niet in willen en onderduiken op de gringo-trail. Je ziet het direct. Hun kleding, hun gebleekte haren, vaak rasta of vlechten, rare baardjes, of andere plukken haar. En het rare is dat ik ze alleen maar zie waar Laos verwesterd is. Hier vloeit het bier rijkelijk, zijn pizza’s te koop en is het Lao-food aangepast aan de Westerse smaak. Ketchup erbij?
Leuk om te observeren. Wat voel ik me rijk met mijn fietsje. Ik ben ervan overtuigd dat dit een hele andere beleving geeft van een land.
‘s-Avonds eten we direct aan de Mehony. Het is aardedonker, dus er is niet veel te zien. Aan de overkant flikkeren de lichtjes van Thailand en licht een Wat op. Heerlijk vooruitzicht om aan het eind van mijn vakantie nog een paar dagen in Bangkok te zijn. Ik kijk of er nog reacties op mijn mailtjes zijn. Ja hoor, dat dacht ik al. Van pappa en mamma. Om half elf sluit ik mijn ogen.
2 januari 2002: Vientiane – Lam Agin
Ontbijten, inpakken, eten voor onderweg kopen, een bank plunderen (1.000.000 kip) en fietsen. Het weer is wat bedrukt. We kiezen dezelfde weg als dat we Vientiane ingereden zijn. Al snel zitten we tussen de rijstvelden. De natuur is niet echt inspirerend, maar het is wel weer heerlijk op de fiets te zitten. Eergisteren lijkt alweer een eeuw geleden. We eten wat bij een stalletje. Hoewel het woensdag is, heb ik een zondag gevoel. Veel mensen lijken zich vandaag te ontspannen. Het is een drukte om ons heen. Rustig eten lukt niet. De mensen willen met ons drinken.
We fietsen door en met wat stijve klimmetjes komen we bij een groot stuwmeer, de trots van Laos. Dertig jaar geleden aangelegd. Aan de oever vinden we een aardig guesthouse met uitzicht op het meer. Toen het onderliep hebben ze bomen etc. laten staan. Dit maakt het meer moeilijk bevaarbaar. Toen de communisten in de jaren zeventig aan de macht kwamen hebben ze de ontstane eilanden gebruikt als plek voor het opsluiten van prostituees, drugsgebruikers en andere ongewenste figuren. Zo ontstond een mannenkamp en een vrouwenkamp!
‘s-Avonds ontmoeten we een Engels stel. Hij is gepensioneerd, zij werkt in de filmwereld aan de grote producties. Dit gebeurt op projectbasis zodat ze er nu 3 maanden tussen uit kunnen. Hun huis hebben ze nabij Londen verhuurd aan Japanners. Een leuk gesprek. Rugzakken geleend van haar dochters. Ze maken zich allebei niet druk om het thuisfront. Ze zijn allebei gescheiden, dus de kinderen hebben altijd nog een ander thuis.
Deze vorm van reizen gaf ze ander perspectief op de vorm van leven. Met hun huis verhuurd kunnen ze eigenlijk leven als God in Frankrijk. Ze hebben nog twee maanden om na te denken. Ze genieten er in ieder geval volop van. Ik vertel ze dat ik een tijd een vriendin gehad heb die uit Engeland kwam en dat ik de tripjes om in Engeland te zijn wel mis. Ik hou van het Britse. “Waar woonden haar ouders dan?” In Leeds of nabij in Rawdon. Oh, daar woont ook een bekende van ons. Hij heeft de advertisementwereld in Londen verruild voor die van Leeds. “Oh, werkt hij bij Whitaker’s?” Nee, bij hun grote concurrent. Small world. We drinken nog een whisky. Fons heeft een nieuwe diskette erin gedaan met Tracy Chapman. Heel mooi.
3 januari 2002: Lam Agin – Vang Vieny
Vandaag een lange dag. Ik zie de zon mooi opkomen boven het meer. We ontbijten op het terras en slepen de fietsen over een steile trap naar beneden.
Een klimmetje als begin en het kilometervreten begint. Soms gapen de kuilen en de hobbels in de weg maar ik maal er over heen. Ondanks dat ik verkouden ben geworden voelen m’n benen en conditie goed. Ook mijn eetlust is dik in orde. Tot nu toe heb ik nog geen enkel probleem gehad. Langzaamaan wordt het gebied glooiend met soms stevige kuitenbijters. Soep met noedels, kip, bos ui, citroengras. Iedere keer weer heerlijk. Een Beerlao smaakt er goed bij. Op de één of andere manier heb ik er geen last van bij het fietsen. Het is iedere ochtend weer een heerlijk vooruitzicht en de snelheid na de lunch lijdt er niet onder. Na circa 70 kilometer zijn we aangekomen bij de noordkant van het meer. Met een zakkende zon levert dit prachtige straatbeelden op. De markt loopt nog, kinderen spelen. Hoewel hier een guesthouse is, rijden we door naar Vang Vieny, nog 25 kilometer.
Het Karst-gebergte doemt weer op. Prachtige vormen en schaduwlijnen met een zakkende zon. De stad wordt gemarkeerd door een verlaten vliegveld. De stad is erg toeristisch, eigenlijk alleen vanwege de mooie ligging in het gebergte aan de rivier. Langs de rivier kunnen we nog net een kamer krijgen. $ 35 lijkt veel voor hier maar is eigenlijk niks. Lekker schoon douchen en op naar het Sunset-restaurant. Ook dit is weer een ontmoetingsplaats voor “gevluchte” Westerlingen en reizigers. Twee oude Engels mannen, zeer karakteristieke, haast aristocratische koppen, en een Nederlandse mooie dame die in Singapore haar eigen galerie heeft, twee Joden uitgerust met complete Nikon foto-uitrusting en een Australiër type John van de Oude. Hij schuift aan voor praatje. Wel hoop lol. Hij heeft veel gereisd, over de 100 landen. Wil wel laten weten dat hij het breed kan laten hangen. De porties zijn niet overdreven veel dus we bestellen een tweede ronde. Na een kwartier vragen we hoe het ermee staat: The Cook has gone home! Lao moeten qua service en commercieel denken nog een hoop leren! De bar is 21.30 dicht tot verdriet van het Westen. Tijd om mijn nest in te duiken!
4 januari 2002: Vang Vieny – Kari
Vanochtend een wat latere ochtend. Acht uur op en halen een ontbijt. Het lijkt wel of er vannacht niets is veranderd. Iedereen heeft weer dezelfde positie ingenomen. Ook de club die allemaal in Singapore wonen. Het blijft me fascineren dat Westerlingen zo samenklitten. Allemaal voeren ze het hoogste woord en hebben een zekere uitstraling. Wat is dat toch? Het zijn natuurlijk vluchtige contracten in den vreemde maar vaak relaxte omgeving. Je kan ook het beste van jezelf laten zien uit de werkomgeving en de thuisbasis. Referenties vallen weg. Het meest boeien me de Westerlingen, jongens die na middelbare school of tijdens studie maar gaan reizen. Om de “dagelijkse sleur” te ontvluchten, niet te willen werken of studeren. Voor heel weinig geld kan men hier bijna leven als God in Frankrijk. “Wat van de wereld” zien is het argument. Met de Lonely Planet in de hand volgen ze de Gringo Trail. Ze worden vervoerd, ze worden mee uitgenomen in tours en overal zoeken ze elkaar weer op.
Iedereen moet doen waar hij of zij zin in heeft, maar noem het geen reizen. Tuurlijk zie je wat van de wereld, maar er zit geen avontuur in. Overal pizza of pannenkoeken eten, iedere avond bier met “vrienden”.
Net als vandaag ben ik dan altijd erg blij weer op de fiets te stappen. intensief te genieten van de natuur, het straatleven, lokaal eten in vreemde plaatsen waar andere mensen hooguit met de bus doorheen razen. Daarnaast vind ik het heerlijk om lichamelijke inspanning te leveren. Mijn lijf voelt weer heerlijk sportief aan. Wat kilo’s eraf, benen die iedere kilometer klimmen aan kunnen.
We vertrekken wat later. Het mooie landschap blijft, blauwe lucht, stralende zon, rustige weg. We klimmen, we dalen, af en toe even stoppen. Binnen no-time zet Fons een bakkie!
Kari is een langgerekt dorp. Het is een doorgangsplaats waar bussen stoppen op hun reis van Luang Prabang naar Vientiane of omgekeerd. Er is een restaurant. Eerst een Beerlao. Dat gaat er moeiteloos in. Ook hebben ze Pringles, hippe chips in een koker. Het valt me op dat in Laos heel veel Amerikaanse producten zijn te verkrijgen inclusief Coca Cola en Pepsi. Dit in tegenstelling tot Vietnam. Het is nog maar een kwestie van tijd dat de eerste McDonalds haar deuren zal openen.
De restauranteigenaar heeft een goed guesthouse gebouwd. In het logboek kan ik precies zien wie de gasten zijn geweest. Niet veel, steeds maar enkele en veel Nederlandse fietsers denk ik. We eten wat en drinken ‘s-avonds nog een biertje met muziek uit de MP-3. Lekker slapen.
5 januari 2002: Kari – ergens langs de weg
Vroeg op. Vandaag een zware dag. Veel klimmen, eerst 1.000 meter, vervolgens 400 afdalen, weer 1.000 klimmen en zo, nog eens 500 dalen en weer klimmen. We ontbijten met koekjes en koffie en fietsen in de mist weg. Het is koud en de zon laat zich nog niet zien.
Het stuk van Highway 13 geldt als een gevaarlijke route. De laatste jaren zijn er verschillende aanslagen geweest van rebellerende stammen. Geeneens berovingen, gewoon wrede aanslagen. In Vientiane zijn in 2000 nog 20 aanslagen geweest, deze route is nu streng bewaakt door het leger. De route geldt nu al 1½ jaar als safe. Als ik over zulke zaken vooraf lees twijfel ik vaak. Ik wil geen domme dingen doen, maar tegelijkertijd niet de braafste van de klas zijn. De ETA is toch ook actief in Spanje. Daarnaast, ik voel me hier safe. De mensen zijn zo aardig, enthousiast. Veel mensen vonden mijn reizen naar Zuid-Amerika maar gevaarlijk en risicovol. Dit is gebaseerd op vooroordelen. Er zijn gevaarlijke landen en steden, maar het overgrote deel, weg van de toeristische plaatsen, is eerlijk, open en heerlijk fietsen.
In de mist trappen we omhoog. Mijn tempo ligt hoger dan dat van Fons. Ik wacht af en toe op hem. Opeens brandt de zon alle wolken weg en breekt de lucht open. Heerlijk, met een verkoelende bries, genieten van het weidse uitzicht, een slok water.
Na 25 kilometer nemen we een break. Ik volg de bergtoppen en zie precies hoe ik straks moet klimmen. Hop, door. De percentages zijn 5, 6, 7%, goed te doen. In de dorpjes groeten de kinderen. Stukje afdalen en wat klimmen tot het dorp. Ook dit dorp leeft van de wegsplitsing. Een echte truckstop. Een verkoelend blikje fris en het wachten is op Fons. Van de andere kant arriveert een fietsend ouder stel. Hè, Vittorio fietsen, dat moeten Nederlanders zijn. Vittorio is het merk van Frans Groot. De andere ietwat eigenzinnige fietsenbouwer van Nederland. Beiden dik in de vijftig, maar allebei heel enthousiast. Leuk, ze besluiten ook even te stoppen. Ze hebben altijd al in Europa gefietst maar zoeken het nu verderop. Vorig jaar voor het eerst Zuid-Thailand, nu Noord-Thailand en Laos. En alles volgens het boekje. Buizen van het frame nog ingepakt met beschermende folie en een mes grijp klaar! Met genoegen zie ik het aan…..
Ze hebben veel tijd over en vragen me om suggesties. “Jullie zijn neem ik aan ook nog een tijdje in Bangkok?” Ja, wel als stop, maar niet in de stad. Dan is het heel simpel, pak een paar dagen Bangkok. Goh, wat een idee! Schitterend, dat ze daar zelf niet opgekomen zijn. Ook Fons schuift aan met een uur achterstand. “Bangkok? Je bent gek als je dat niet doet”. Ze fietsen door en hoor ze tegen elkaar zeggen “wat leuk, een perfect idee, goed vooruitzicht”.
We doen noodlesoep (lekker met tomaat, goed vlees en een soort worst) en rijden verder. Het is al half drie en er staan nog 50 kilometers met een vrij zware klim voor de boeg. Afdalen, maar ook alles weer terug klimmen.
Terwijl we klimmen zie ik aan Fons zijn houding dat hij geen zin meer heeft. Hij slingert over de weg, klimt langzaam. Alles gaat zonder kracht, ook bij het stukje afdalen trapt hij niet door. Ik wil niet dezelfde discussie als naar Vientiane meemaken en stop. Ik zeg dat we nu een keus moeten maken. In het dorp is een guesthouse. Simpel, dat wel, maar we kunnen blijven en morgen verder, of doorfietsen. Fons kiest ervoor om door te fietsen. Dat wilde ik ook, maar nu heb ik tenminste ook zijn commitment en geen discussie achteraf. Een afdaling volgt 7 kilometer lang, daarna direct een klim. Het is prachtig, de zon begint al aan haar reis naar Europa. De kleuren worden warmer. Maar ik maak me zorgen om het tempo van Fons. Alweer moet ik een half uur wachten. Zo halen we het niet voor het donker. Ik mag hopen dat hij zo niet z’n tukkie wil doen, want dan missen we weer een stuk van het nu schaarse daglicht. Gelukkig gaan we direct door, maar al snel ben ik hem uit mijn spiegeltje kwijt. Hongerklop is het niet, vermoeidheid ook niet. Het zit bij hem echt tussen de oren, gewoon geen zin meer! Bij mij vertaalt zich dat vaak in extra kracht. Ondanks dat ik het donker zie worden kan ik nog steeds erg genieten van de tocht. Het is een mooi landschap, warm verlicht door de bijna ondergaande zon.
Om half zeven, het is al bijna donker, stop ik in een dorpje. Het is nog 15 kilometer. Dit dorp moet eventueel slaapmogelijkheden bieden. Ik wacht op Fons, 20 minuten later is hij er. “ik nok ermee, ik ga ergens slapen langs de weg”. Ik zeg dat er drie mogelijkheden zijn: doorrijden, in dit dorp zoeken bij mensen thuis of inderdaad ergens langs de weg. Het laatste wil ik niet. We zitten op bijna 1.500 meter hoogte, het zal koud en mistig worden. Dan ben ik gelijk ziek. Daarnaast, het is onveilig gebied, dan zit ik liever in de bewoonde wereld. Voor beide andere opties sta ik open. “Dan maar doorrijden”. Ik weet dat het overal afgeraden wordt. We zitten midden in het opium gebied, waar Westerlingen ook aangezien worden als Amerikaanse spionnen in hun oorlog tegen de drugs. Maar ik laat me ook niet gek maken, ik heb nog alle kracht om de afstand in aardedonker af te leggen. Maar Fons is niet vooruit te branden. Hij slingert over het asfalt. Ik begrijp hem niet, rij in ieder geval recht in plaats van slingerend, dat scheelt al zo veel snelheid. Toch neem ik niet veel afstand. Het is veiliger nu in het aardedonker bij elkaar te blijven. Toch heeft het wel wat. Met mijn hoofdlantaarn op zitten overal vuurvliegjes, beleef ik de geluiden veel intensiever.
Het venijn zit in de staart, de weg blijft maar omhoog gaan. In het enkele dorpje waar we doorheen rijden zit iedereen binnen. De kieren licht uit de hutten verraadt leven evenals het geroezemoes.
Half acht, we zijn er!. De tent die onderdak zou hebben is nog open. Eerst een Beerlao. Van de warme noodlesoep kikker ik op, evenals van de Lao-koffie.
De bedden hebben hun plaats in een soort hokken. In mijn lakenzak heb ik de illusie in een schoon bed te slapen. Ondanks de herrie van een krakende radio vallen mijn ogen snel dicht.
6 januari 2002: Ergens langs de weg – Luang Prabang
Om zeven uur word ik weer fris wakker. Een koekjes ontbijt met een kop koffie en gaan voor de laatste etappe op de Highway 13 naar Luang Prabang. Een klein stukje klimmen en een lange afdaling. Hoewel de zon vanochtend al vroeg door kwam hebben haar stralen niet over deze bergrug kunnen reiken. Het mist hier en het is een ijskoude afdaling. Blauw kleuren mijn handen. De afgronden zijn bijna loodrecht. Het is zondag, maar ik zie de Lao alweer de dorpen uittrekken om naar hun werkvelden te gaan. Opium? Ik zie niets dan wilde begroeiing tegen de bergen aan. Wat ze daar nu kunnen hakken en doen, ik weet het niet.
Een lange klim volgt. Ik loop weer ver uit. In de dorpen zie ik dat deze mensen er anders uitzien. Het zijn Hill-tribes. Net als in het grensgebied is de armoe groter en zien de Lao er doorleefder uit. De reacties zijn er niet minder om. Nog eens een lange afdaling en we zitten in het Luang Prabang gebied. Nog een soep en de laatste 25 km. naar Luang Prabang.
Hoewel ik nog een volle week heb voel ik het eind van deze heerlijke tijd naderen. Heerlijk gefietst, vaak mooie omgeving, immer boeiend straatleven en wederom gezellig met Fons.
Ook kom ik verdacht dichtbij Noord-Thailand, waar ik 10 jaar geleden ook gefietst heb, destijds met Peter. Wat zijn er in die tien jaar een hoop leuke dingen gebeurd. Tegelijkertijd besef ik me dat ik ook tien jaar verder nog steeds op dezelfde manier op vakantie ga. Hoewel ik zeer luxe kan leven voelt het goed dat mijn vakantiebehoeftes niet zijn veranderd.
Vandaag, 6 januari is Denise uitgerekend. Toen, 10 jaar terug had ik op de avond voor vertrek naar Thailand nog een Jaarclub-avondje in Amersfoort. Paul vertelde me toen dat hij wel dacht dat hij wat met Denise zou krijgen. Tijd. Het vliegt voorbij, het lijkt lang en kort tegelijkertijd. Feit is dat in het momenteel meest gunstige geval 10 jaar 10% van je leven is.
Luang Prabang lijkt een groot dorp. Het is een Word Heritage Site, met name vanwege de verschillende architectonische stijlen die de stad herbergt en die de turbulente jaren hebben overleefd. Omdat de hotels vol zitten nemen we intrek in een guesthouse buiten het centrum. Een tuk tuk brengt ons naar het centrum. Meer blanken dan Lao. Er heerst een enorm relaxte sfeer. We struinen wat langs de Mekong, eten wat in een gerenoveerd koloniaal huis van Franse architecten. Ja, dit is een heerlijk gebied!
Bij het internet haal ik nieuwe berichten op. Maar liefst zeven, 2 van Starbucks. Rick Arthur wil in de week na mijn terugkomst overkomen om de agreement af te ronden. Maryse, in de Maryse-stijl. Paul die meldt dat aan het geboortefront nog geen nieuws is. Henk die naar Londen is verhuisd, Anita, de zus van Petra, viert vakantie in Thailand, een lang enthousiast verhaal (!). Tom, (handige vogel heeft natuurlijk via mijn werk mijn adres achterhaald!) voor de beste wensen en een uitnodiging voor zijn verjaardag. In korte berichten antwoord ik iedereen. Weten ze tenminste nog dat ik leef. Tegen elven vallen mijn ogen dicht.
7 januari 2002: Luang Prabang
Fons wil fietsen naar de Caves 25 kilometer buiten Luang Prabang. Hoewel ik graag zou gaan fietsen wil ik lekker op het gemak Luang Prabang doorlopen, wat fotograferen, neerstrijken op een terras langs de Mekong en lekker wat schrijven, drinken en relaxen. Vandaag is het maandag. De laatste week van mijn vakantie. Heel graag zou ik nog wat weken willen doorfietsen, het is zo’n heerlijke relaxte vorm van vakantie. Ik probeer mezelf altijd maar wijs te maken dat doordat ik maar een beperkt aantal weken vakantie heb ik deze zo intensief beleef. Maar zou dat met acht weken anders zijn? Ik vraag me dat af. Ach, het is geen straf om weer terug naar Nederland te gaan. Weer aan de slag, vrienden, heerlijk appartement, wat sporten, kunst. Genoeg redenen om ook met een goed gevoel weer terug te keren.
Ik wandel door de straten en geniet van het quiet life hier. Hoewel ik niet alle architectonische stijlen kan onderscheiden ademt het een sfeer uit van lang vervlogen tijden. Zittend op een terras maakt het me helemaal rustig. Hoe hectisch zal het straks soms weer zijn. Eén ding heb ik me voor het nieuwe jaar voorgenomen. De weekends worden weer van mezelf, tenzij er werkelijk redenen zijn een dag extra door te werken. Tijd die ik wil gebruiken voor kunst, zelf fotograferen, lezen en veel lopen en fietsen. In september merkte ik toen ik een weekend helemaal niet werkte hoeveel tijd ik opeens had en dat ik maandag veel frisser was.
Zittend op het terras van L’Auberge (ja, ja, Frans, overblijfselen uit het koloniale verleden) is het heerlijk een aantal uren te verpozen. Morgen de boot. Twee dagen varen, nog een dagje op vertrouwd en bekend terrein fietsen naar Chiang Rai in Thailand, Bangkok en echt terug naar Nederland. Ook weer gezellig om met mamma maandagochtend te ontbijten.
Tegen tweeën loop ik naar het afgesproken punt. Ik verwachtte eigenlijk al dat Fons niet op tijd zou zijn. Het is altijd verder dan je vooraf denkt. Het klopt. Ik lees lekker in de schaduw mijn dagboek tot nu toe. Wat gebeurt er toch veel in zo’n beperkt aantal weken.
Tegen drieën is Fons er. Zijn tocht was wat teleurstellend. De Caves heeft hij niet kunnen vinden en de tocht zelf was ook niet echt geweldig. Aan de Mekong drinken we een Beerlao en zien de zon ondergaan.
Omdat ik vanmiddag al Mekong-wier-salade gegeten heb, maakt het mij niet zoveel uit waar we gaan eten. Fons wil graag naar de barbecue, prima. Het is een mooi gerenoveerd huis en ademt op de binnenplaats veel sfeer uit. Eten is weer lekker. Drinken nog een Lao wine op de kamer. Echt lekker vind ik het niet. Net een soort cassis met alcohol. We gaan slapen, Morgen vroeg op voor de slow-boat
8 januari 2002: Luang Prabang – Bij de Thaise grens
Vijf uur op. Een kop koffie met Fons zijn dompelaar, in rommelen en op de fiets naar de Mekong. Prachtig gezicht in de ochtendrust, een stoet monniken die hun ronde maken om eten te verzamelen. De boten zijn nog net zichtbaar. Langzaamaan druppelen meer Westerlingen binnen. Geruchten gaan over de slow slow-boat en de fast slow-boat. De één zou er twee dagen overdoen, de andere drie. De snelle zou morgen pas vertrekken. Niemand weet het precies. Het vaarschema zoals opgeschreven bij het “navigation office” schept weinig duidelijkheid. Alles is Lao-schrift. 7.00, 7.15 7.45….. pas om 8.00 uur gaat het loket open. “No, only slow slow boat, tomorrow fast!”. Dit doorkruist al mijn plannen. Fons zegt simpel, dan maar morgen. Dit betekent dat ik bussen moet gaan regelen, allemaal de avond voor vertrek naar Bangkok. dit zie ik allemaal niet 123 gebeuren. Het kan wel, maar zet alles op scherp en draagt zo niet bij aan het vakantiegevoel.
Anders de speedboat proberen. Duur, risicovol, oncomfortabel maar wel veel sneller. Vanwege de herrie is het vertrekpunt verbannen 10 kilometer stroomopwaarts. De deal is snel rond. 1200.000 kip. Fietsen in de speedboat goed vast, helm op, zwemvest aan en knallen maar. De website van onze minister van Aartsen raadt het af. Terwijl we met dik 70 km/uur over de Mekong scheuren ben ik me bewust van de risico’s. De Mekong lijkt vol met rotsen. Eén inschattingsfout boem, en het is gebeurd. Verder niet nadenken, het is sensationeel maar zeer oncomfortabel. Tot Pakhung, over de helft gaat het relatief snel. Een keer tanken. 16 kleppen-Toyota motor achterop en roef, weg zijn ze weer. De rompen geschilderd in felle kleuren.
Na een kwartier begint het eerste gelazer. Wisselen van boat. Verdomme, de fietsen lagen net goed. Ik begrijp het wel, kan iedere boat weer terug naar zijn “thuishaven”, maar de fietsen lopen weer risico butsen en schrammen op te lopen, zo makkelijk gaan ze er mee om. Mijn fiets ligt met tassen onderop, Fons heeft zijn tassen eraf en zijn fiets ligt bovenop, met touwen fixeren ze het hoopje schroot! De klappen die de boat maakt zijn hard, zeker als één van de andere slowboats voorbij komt. Zie je wel, ze nemen meer mensen mee. Niks afhuren van je eigen boot, maar wat doe je er tegen. Dat maakt de boot nog meer als een dwangbuis. Van zitten wordt het steeds verzitten en vervolgens doorzitten. Vooral Fons heeft er stevig tabak van. Ik verkeer nog in de veronderstelling dat we al flink over de helft zijn. Even tanken en de boot brult weer door. De 16-kleppen Toyota laat zich continu horen.
Verdomme, ze willen weer de fietsen overgooien. Ik verzet me ertegen, maar Fons zegt dat de kapitein de baas is. Maar “last time” buldert het uit Fons zijn mond. Wat zo snel leek te gaan heeft uiteindelijk nog 7 uur geduurd. Bij zonsondergang komen aan met Thailand lonkend aan de overkant. “Je wil toch nog niet nu naar Thailand” klinkt het vermoeid uit Fons’ mond. Ik zou wel willen. Zowel qua accommodatie als eten zal het aantrekkelijker zijn. Maar het maakt me ook niet uit zolang er maar binnen zeer korte tijd een koud biertje voor me staat vind ik alles goed. Bij het eerste de beste “resort” slaan we af. We vinden een aardig hutje met warm water. Al gaat het allemaal langzaam en maakt de boel een wat verlaten indruk met alleen wat giechelende dames, het uitzicht op de Mekong en Thailand is aardig. Het bier is niet koud, van borrelhappen hebben ze nooit gehoord. Fons is uitgeteld. Het enige wat hij zei is dat hij in een Moslimstaat deze boot nooit had genomen. Die zijn niet te beroerd zich dood te varen en en passant wat Westerlingen mee te nemen. Zelf had ik hier nog niet aan gedacht in deze tijd van extremisten. Het eten komt zowaar op tafel, een koffie waarachtig ook. Fons duikt er om acht uur in, afgedraaid! Bij mij dreunen de motoren ook nog na. Ik schrijf nog wat, loop wat rond, neem nog een warme douche en sluit ook mijn ogen. Wat een dag…….
9 januari 2002: Bij de Thaise grens – Chiang Saen
Zeven uur. De mist trekt snel op. Strakblauwe lucht, warm zonnetje en Fons is weer helemaal terug. Ontbijten doen we wel in Thailand. Alleen het heilige kopje koffie met de dompelaar! We fietsen het dorp in op zoek naar de douane. In een achteraf steegje blijkt het pontje naar Thailand te liggen. Het stempelen gaat snel. Fietsen in de boot, even gas en we stappen in het zand van Thailand. Hele groepen staan bij de douane voor vertrek naar Laos, natuurlijk veel Nederlanders! Gelukkig staat voor arrivals geen rij. Boem, boem, boem en ik heb een visum te pakken voor een maand. Jammer genoeg kan ik die maand niet volmaken! Even geld wisselen. Oef, links rijden. Even let ik niet op. Da’s wennen. Dit is geen automatisme direct. In een weldadige zon ontbijten. Geen gebarentaal, gewoon toast, jam, yoghurt, koffie, nog een koffie. Maar eens een potje gaan fietsen richting Chiang Saen, een plaats waar ik met Peter ook ben geweest.
De eerste dertien kilometer zijn flink klimmen, daarna volgt een weldadig meanderende route stroomopwaarts de Mekong op. Ik weet niet wat het is, maar Thailand bevalt meteen weer goed. Het is heel gecultiveerd. Drie strepen op de weg, goede bewegwijzering, vriendelijke mensen, wel meer auto’s. Je merkt gewoon direct dat Thailand tientallen jaren voor ligt vooral op Laos maar ook Vietnam. Is dat gek? Nee de reden ligt voor de hand. Oorlog, bommen en ellende. Maar een andere factor lijkt me toch zeker ook de systemen. Ik denk dat het communisme weinig gebracht heeft. Tegelijkertijd denk ik dat de mensen in deze landen dezelfde ondernemersdriften hebben. Ook in Laos en Vietnam is ruimte voor ondernemen, maar tot hoever mogen ze gaan. Als het systeem zegt nee worden deze lieden dan nog gemotiveerd onverdroten voort te gaan, terwijl daar geen beloning tegenover staat? Wat dat betreft heeft het communisme gefaald. Laos en Vietnam hebben inmiddels meer vrijheden tot ondernemen gegeven, maar ze stellen de uitwassen van Thailand als voorbeeld hoe het niet moet. Tja.
Hé, een fietser, een Nederlander ook op een Koga, et als Fons, alleen met vering. Hij is 43 en doet dit voor het eerst. Hij vindt het een geweldige ervaring. Als hij ook nog eens onze verhalen hoort ziet hij het alleen nog maar meer zitten. Tot nu toe was alleen Europa zijn gebied. Altijd leuk, deze korte ontmoetingen met collega-fietsers. In Chiang Saen zijn we snel na nog wat gegeten te hebben langs de weg. Singha heet het bier hier nu. Veel koppiger en 6%!
Weer komen we fietsers tegen. Een gozer van de Canarische Eilanden. Hij is op een wereldtrip en al 10 maanden onderweg en een Duits stel die zoals echte Duitsers betaamt maar zeer matig Engels spreken. Ik kijk op het achterhoofd van de wereldreiziger. Een jaap van bijna 10 cm. In Chiang Mai hebben ze hem groggy geslagen met een bierfles en zijn walkman gejat. Het gebeurt dus ook hier. Hij verhaalt over zijn avonturen in Turkije (wolfshonden) en Pakistan, waar volgens hem de nationale sport stenen naar fietsers gooien is!
We vinden een bungalowtje iets buiten het dorp. Slecht onderhouden en niet schoon, maar à la. Fons stookt de boiler flink op voor warm water. Opeens rookt en walmt het als een gek. Kennelijk is de boel oververhit geraakt. Het water blijft stromen. We maken ons er niet druk om. Op de “veranda” borrelen we lekker. De huisbaas heeft het er druk mee. Er vormt zich een enorme plas. Ook zij krijgen het water niet stop. Een paar keer reden ze op de brommer naar het dorp om buizen en loodgietersbuizen te halen. Het is wel komisch, iedere keer als ze langslopen moeten ze onder de verlengsnoer van Fons doorlopen.
‘s-Avonds vermaken we ons in de lokale rock scene. Eerst muziek bij het eten. Twee Thai met gitaar, hippe haardracht en volledige Hero-look met zonnebril en kleding proberen op tapes mee te spelen en te zingen. Het komt wat armoedig en zielig over. We zijn zo ongeveer de enige gasten op wat Thai na. We raken verzeild in de Sun Bar, een loods met knetterharde versterker waar dezelfde jongens weer spelen. We nemen wat whisky en houden het tegen twaalven voor gezien. Dit was onze bonte avond! Morgen vangt mijn terugreis echt aan. Ik val in een diepe slaap.
Donderdag 10 januari 2002: Chiang Sean – Chiang Rai
Alles loopt deze ochtend gesmeerd, zoals eigenlijk de hele vakantie al. Zeven uur, inpakken, ondertussen een kop koffie, acht uur rijden we weg. Er is echter een verschil met de andere dagen. Vandaag gaan we allebei een andere kant op. Ik fiets nog 15 kilometer mee naar The Golden Triangle. Tien jaar geleden met Peter was dat een hele mooie tocht en een heel mooi punt. Nu is de hemel bedrukt en valt er zelfs een klein spatje regen te betreuren. Het Drielandenpunt is helemaal vercommercialiseerd. Volledig ingesteld op bussen vol toeristen “take your pictures, buy your T-shirt”. Ik wil dezelfde foto maken als tien jaar geleden, maar zelfs dat is niet meer mogelijk. Het ontbijt smaakt westers lekker, Pancakes!
En dan ga ik. We geven elkaar een stevige hand. Het was een goeie tijd met elkaar is het enige wat we tegen elkaar kunnen zeggen. Meer kan ik ook niet zeggen. Ik heb een brok in mijn keel. Fons volgens mij ook. We hoeven ook niet veel te zeggen. Het is weer een goede vakantie samen geweest. Ik rij weg. Fons zijn video snort, ik zwaai nog twee keer en weg ben ik. Raar. Ik gooi mijn fiets in de zwaarste versnelling en maal over de wegen. In de toeristische route heb ik geen zin, ik neem de verkeersdrukte op de snellere route voor lief. Ook vorig jaar in Puerto Montt was het een gek moment. Fons zei toen twee dagen nodig gehad te hebben om weer een beetje lol in de vakantie te krijgen.. Hij vreesde dat dat nu weer zou gaan gebeuren. Hij rijdt naar Mae Sai. een grensplaats met Burma, de enige officiële grensovergang met Burma trouwens. Geweldige sfeer daar weet ik nog. Het is ‘s-avonds een perfect decor voor Clint Eastwood en veel geweren! Ik was graag meegegaan.
Voor ik het weet heb ik bijna 90 kilometer op de teller en heb ik ingecheckt bij een hotel in het centrum van Chiang Rai. Ik herken het allemaal nog wel van toen. Klokkentorens, de eettentjes. Terwijl ik door de straten loop zie ik twee, drie gezichten die ik ook in Laos heb gezien. Grappig, iedereen volgt toch wel dezelfde route, alleen de wijze van transport is anders!
In een zaakje vind ik precies wat ik nodig heb. Bubbelfolie, tape en een pen. Ik rommel wat op mijn kamer, orden de spulletjes voor de vlucht en ga eten. Destijds had ik van Oma de Kok geld gekregen om iets leuks van te doen. toen heb ik dat besteed aan eten in een echt Thais garden-restaurant. Nu smaakt het weer goed. Toevallig stapt Eric ook binnen. Hij schuift aan en we wisselen fietservaringen uit. In een zeer toeristische bar drinken we nog een paar Mekong-whisky’s en zien veel Westerlingen in gezelschap van Thaise dames voorbij schuiven. Het is toch eigenlijk slavernij wat die mannen doen. Je koopt je een vrouw voor een paar weken. ‘s-Nachts slaap ik onrustig. Ik heb geen wekker en heb geen vertrouwen in de wake-up call van het hotel. Ik laat het licht en TV aanstaan om morgen vroeg wakker te zijn voor de vlucht naar Bangkok
11 januari 2002: Chiang Rai – Bangkok
Al om 5.00 uur ben ik wakker. Weinig uur slaap, maar ik moet nog naar de luchthaven fietsen, de fiets goed inpakken en iets van ontbijt organiseren en ik wil gewoon op tijd zijn.
Een douche, spullen in juiste tassen en ik probeer nog een ontbijt te versieren. In het half donker krijg ik nog net een paar toast, koffie en jam. De fiets de lift in en ik sta buiten. Zes uur, nog aardedonker in de stad. Ik hoor alleen wat geknetter van een enkele brommer, verder is het stil en schaars verlicht. Ik fiets weg maar vind de fiets niet helemaal lekker sturen. Wat blijkt, band zacht! Dat is me nog nooit gebeurd en moet dat nu. Gelukkig is er maar iets lucht uit en kan ik er goed mee fietsen. Het is maar 10 kilometer dus dat overleeft de fiets wel. Al snel ben ik buiten het centrum en sla rechtsaf naar Chiang Rai International Airport. De weg er naar toe is breed zonder enige verlichting en een paar kilometer lang. Groots allemaal voor die paar vluchten per dag. Internationaal? Wie zal het zeggen.
Het gaat allemaal hard in Thailand. De Airport wordt nog schoongemaakt. Verder is er geen kip. Ik rol mijn rollen bubbelplastic uit en ga op mijn gemak mijn fiets goed verpakken. Vooral de framebuizen en de bewegende delen zijn tere punten die snel schrammen oplopen. Alles is bedekt. Het is al licht en er komen wat passagiers binnen. De security doet moeilijk. Ze willen dat ik al mijn tassen van de fiets ga halen om te scannen. Daar heb ik geen zin in. Ik bied ze aan dat ze alles mogen inspecteren. Ja hoor, daar gaat mijn hele tasinhoud door de scanner. Een sticker op het zadel met checked en klaar zijn ze. Is dit waterdicht? De fiets? De lieve dame achter de incheckbalie vraagt zich bezorgd af of de lucht wel uit de banden is. Mag ze zelf voelen als ze me niet geloofd. Heeft ze direct zwarte vingers!
Ik reken uit dat ik alweer voor de 7e keer land op Bangkok. Grote Airport. De fiets pik ik ongeschonden op. Een kilometerslange buis doorloop ik om van de domestic terminal naar de international terminal te komen. Fiets naar Left Luggage, ik loop nog even naar KLM voor herbevestiging van de ticket en vraag om meer beenruimte. Zal moeilijk worden. Waarschijnlijk worden de stoelen al vergeven in Taipei. Bangkok is maar een tussenstop.
Hotel. Ik heb me voorgenomen mezelf eens te gaan verwennen met een top hotel. Ik wil nog veel zien van Bangkok, maar ook nog even lekker ontspannen voordat ik weer aan het werk ga. Mijn oog is gevallen op het Peninsula tegenover the Oriental met een pontje naar de overkant. Eerst maar eens proberen via een hoteldesk. Ze beweren dat die kortingen kunnen bedingen. Terwijl ik naar de één loop schermt een ander met een bord van 50% discount, 150$, excl. ontbijt. Ik vraag of er nog wat mogelijk is. Nu, dit zijn de prijzen. De discount-wuiver probeert me naar een ander hotel te lokken. Kennelijk krijgt hij daar een hogere commissie. Ik ga het zelf maar eens proberen “no lower price, direct hotel more expensive”!
160$ klinkt het lief door de telefoon. Ik zeg er niet lang over te willen praten. 130US$ per nacht inclusief ontbijt. “Yes I talked to manager, it’s on”. Terwijl ik ja zeg besef ik dat in een keer een klap geld uitgeef. Ach, in NY geef ik 100US$ uit voor een recht toe recht aan hotel. Alles is relatief maar natuurlijk ook absoluut.
Een taxi rijdt me Bangkok in. Goh, wat een andere skyline. Tijdens het vliegen zag ik al precies waar de smog-line liep. Is nu vaak file. Binnen een uur rijden we de hotel-avenue op. Direct stormen twee in smetteloos wit gestoken portiers op me af en plukken de tassen van me af. “Welcome, it’s our pleasure to serve you the best”. Ik check in, alles met een glimlach. Soms vergeet ik dat hier alles voor me gedaan wordt. Niets hoeft meer zelf. Ik zal wel een komische verschijning zijn in m’n niet helemaal meer schone kleding.
Etage 26. Lift omhoog, deur open, wow, het lijkt wel een appartement. Riante living, hal en badkamer. En wat een uitzicht. Ik wil de gordijnen helemaal opendoen. Dat lukt niet. Ach natuurlijk, dat gaat elektrisch. Wow, hier heb ik van gedroomd. Bangkok aan mijn voeten. Alle luxe straalt me tegemoet. Een echt warm bad, ik plons er helemaal in.
CNN aan, waterproof afstandsbediening onder handbereik. Voor het eerst voel ik me helemaal schoon. Ik eet wat van het tropische fruit, sluit m’n spullen op in de safe en ga Bangkok in. Heerlijk met het hotelbootje naar de overkant en daar begint het echte Bangkok. De eettentjes, de geuren, de drukte. Al snel voel ik me bezweet. Tegen de 30°C, dat wil wel. Ik loop langs de rand van China Town naar Siam Square. Tien jaar geleden ben ik hier niet geweest.
In de Universiteitswijk zie ik studenten van college afkomen. Ook allemaal in uniform, dat verbaast me. Siam Square overdondert me. Overal shopping malls, skyscrapers, snelwegen, alle Amerikaanse ketens aanwezig. Ik loop het Discovery Center in. Het is gewoon Amerikaans, ik kan niet anders zeggen. Kleding, design-meubelen (Eames!), alles is er. Ook Armani is rijkelijk vertegenwoordigd. Ik vind iets waar ik al tijden naar op zoek ben, een mooi wit shirt. Ook in het blauw is hij fraai. Dan maar allebei en een T-shirt om wat beter te ogen in mijn nieuwe optrekje in Bangkok.
Met ijs in de hand loop ik naar Silom. Er is daar in de buurt een restaurant wat ik heb geselecteerd. Het is spitsuur. Het verkeer staat vrijwel stil. M’n ogen prikken van de smog. Het is een deken van dampen.
Ik pik mijn e-mails nog maar even op. Bij Paul nog geen nieuws op het babyfront, Henk en Petra hebben het naar hun zin in London. Denny en Rick van Starbucks zien allebei uit naar mijn terugkomst. Rick zal volgende week overkomen naar Nederland om het contract af te ronden. Ik heb hem per mail uitgenodigd voor een diner donderdagavond in Amsterdam. Hij gaat er graag op in. Heeft toch wel wat, Alexandertje die de vice-president van Starbucks mee uit eten neemt. Uit alles merk ik dat hij gefascineerd is door mijn reis naar Laos. Dat voel je bij mensen. Hij wil er veel van weten. Ik zie de laatste onderhandelingen met vertrouwen tegemoet. Donderdagavond wordt vast gezellig.
Pappa heeft ook nog een mail gestuurd. Hij heeft wat research gedaan van mijn speedboat tocht in Laos op de website van van Aartsen. Wat is het leven zonder risico’s. Je moet ze niet direct opzoeken, maar soms ook niet teveel nadenken. Ik mail nog even terug. Prompt loop ik een straat verder tegen een filiaal van Starbucks aan! Nou, vanavond maar een kop koffie halen. In de straat waar het restaurant moet zitten zie ik alleen een verlicht reclamebord van Buccarat. Nadere bestudering leert me dat ze verhuisd zijn, een kilometer verderop. De benenwagen doet zijn werk. Het eten is heerlijk. Royal Thai Cuisine. Lang geheim bewaard gebleven recepten voor het Koninklijk Huis. Vooraf een heerlijke saté. Als hoofdgerecht een gegrilde eend met basil en chili. Vooral de basil blaadjes fascineren mij. Ze zijn knisperend gebakken. Heerlijk, de rijst koelt af. De rode wijn is wat te warm (Zeikerd!)
Ik loop terug tussen de stalletjes door. Alle fake-merkkleding wordt hier verkocht. Westerlingen struinen er tussen door. T-shirt met “The Golden Triangle” over hun te dikke buiken. Bij Starbucks koop ik een grote cappuccino en bewaar het bonnetje. Kan ik lekker Rick en Danny mee stangen!
Ik laat me terugbrengen met de tuk tuk naar mijn hotel. Bangkok heeft me weer omarmd. Wat een stad. Moving, kolkend, zacht, spicy! Voor mij een wereldstad. Aan de pier van mijn hotel loop ik weer de wereld in van luxe. Wel gek hoor, want de bedelaars, verminkten en armoe zijn me vandaag niet ontgaan. Een schril contrast.
“Helle Mr. Ramselaar”. Tja, service tot in de perfectie! Aan de rivier zit ik nog heerlijk een paar uur aan het terras. Sigaartje, Mekong whisky, wat schrijven and see the world pass by!
De boten op de Chroa Praya River blijven af en aan varen. Aan de overkant zie ik het Oriental, ook daar doen mensen zich tegoed aan rijkdom en luxe.
Terug op mijn kamer is Bangkok sprookjesachtig verlicht. Ik denk dat dit hotel het beste uitzicht geeft. De staf heeft mijn kamer gereed gemaakt voor de nacht. Bed opengeslagen, TV naar het bed toe gericht, alles gezellig gedimd verlicht, sloffen naast mijn bed. Alles klopt. Ik neem nog een heerlijke douche. De gordijnen laat ik open, Bangkok wil ik letterlijk aan mijn voeten hebben!
Zaterdag 12 januari 2002: Bangkok
Kwart voor acht loopt de wekker af. Even weet ik niet waar ik ben. Ik zie een skyline van een stad. Bangkok, daar ben ik! Zwemmen, dat zou ik gaan doen! Acht uur lig ik in het water en trek mijn banen. De zon komt achter het Oriental op. Terug op mijn kamer een krachtige douche en op naar het ontbijt. Ik vermoedde het al, het ontbreekt aan niets, al doe ik het wel gezond! Bruin brood, muesli, appelcompote, vruchten, koffie en de Morning Post. Ik lees een artikel over Buthan. Moet ook fantastisch zijn.
Op mijn kamer organiseer ik de spulletjes voor de dag en neem de pont naar de overkant. Even later vlieg ik in de Skytrain twintig meter boven Bangkok. Stunning view, zouden Amerikanen zeggen. Het geeft inderdaad een hele andere kijk op Bangkok. Ook fraai, niet twee sporen naast elkaar maar boven elkaar. Op Siam Square loop ik naar het Thompson huis. Een nederzetting van een roemruchte Amerikaan die vrij snel in Thailand settelde en het merk tot een begrip heeft gemaakt. Hij heeft Thaise architecturen bij elkaar gebracht door simpelweg oude huizen in Thailand te laten afbreken en weer op te bouwen in Bangkok. Hij is ook verzamelaar van kunst. Het is een rustpunt in de stad. Mooie tuin, naast een Klongh, schitterende aaneengeschakelde huizen. Hier kan ik me alles bij voorstellen. Verzamelwoede, droomhuis realiseren. Maar onder mysterieuze omstandigheden verdwijnen in de jungle van Maleisië met een maand later je zus vermoord, dat zie ik liever anders.
Voor pappa en mamma koop ik een mooi zijden stropdas en shawl. Ik vind precies die ik hebben wil. Zelf zou ik deze das ook zo kopen. Nou maar hopen dat ze er hetzelfde over denken.
Tijdens de bezichtiging hoorde ik af en toe een boot met veel geweld en motoren voorbij komen. River Express? Ja, precies de kant die ik op moet. Ik spring met de Thai aan boord en met veel golven speert deze boot zich door de nauwe vaarwegen. Spatschermen benemen me mijn gezichtsveld. Dan maar staan. Iedere meter is volgebouwd, overal is wel activiteit. Dat alles hier reilt en zeilt, ongelooflijk. Kennelijk werkt de macht goed. Bij het Democracy Monument hangen veel grote portretten van de koning.
Bij The National Gallery zie ik een mooie tentoonstelling van Vanishing Bangkok. Zwart-wit fotografie met treffende beelden, de zelfkant, hanengevechten. Sommige foto’s zijn erg treffend. Jammer genoeg is er geen boek van.
De andere tentoonstellingen vallen tegen. Ik weet niet wat het is of wat ik erbij moet voelen, dan houdt het snel op. Langs de oevers van de Chao Praya loop ik naar een markt vlak bij het Museum Nationaal. Ik weet nog van toen dat daar heerlijke stalletjes zitten. Dat klopt. Fried Noodles, lemongrass, dried shrimp, peanuts! Het smaakt als toen. Singha erbij, wat een vakantie. Ondertussen zie ik vanaf mijn kantje de boten voorbij varen. Wat een bruisende stad. Even overweeg ik de tempelcomplexen te bezoeken. Ze zullen niet veranderd zijn en staan nog scherp op mijn netvlies. Ik pak de River Express, spring met de Thai mee op de boot, spring er een paar haltes verder weer vanaf.
China Town. De taal en sfeer zijn anders, de mensen zijn lichter van kleur. Via nauwe steegjes loop ik langs pakhuizen, winkels, stalletjes. Propvol, soms geen doorkomen aan. Overal handel. Soms kijk ik naar boven. Alleen al de elektriciteitsdraden fascineren me. Wat een wirwar. Dat iedereen thuis zijn lichtknopje om kan draaien. Zou er iemand weten hoe het nog allemaal zit? In Nederland zou het niet mogelijk zijn.
Via de River Express en de shuttle van hotel ben ik terug op de hotelkamer. CD aan van Tracy Chapman. Had Fons bij zich goeie plaat, ook maar gekocht. Warm bad, foto’s maken van het uitzicht. Dingdong. Roomcheck. Everything OK? In het Oosten weten ze wat service is.
Ik strijk neer in het restaurant aan de Chrao Praya van mijn hotel. Nog maar één avond lekker Thais eten. Ik ga all the way. Eerst sateh met saus op een bananenblad. Daarna een werkelijk verrukkelijke salade van garnalen in spicy lime juice. Goddelijk. Niet van die kleine, heerlijke grote volle. Ik lik mijn vingers erbij af, samen met een Chileense Chardonnay, het leven kan slechter. Als hoofdgerecht groene curry, nou maar weer met garnalen.
Ondertussen heb ik heerlijk de tijd om te schrijven, rond me heen te kijken, te genieten van de drukte rond de rivier, wat een ontspanning. Als toetje een Thais assortiment. Koken kunnen ze, ik heb trouwens de hele vakantie heerlijk gegeten. Ook de stalletjes langs de weg zijn vaak niet te versmaden geweest. Ook denk ik terug aan de verse krabben en langoustines in Vietnam. Tegen elven zoek ik mijn kamer op. Nog een keer de view. Het is genieten. Over enkele uren zit ik weer met stropdas achter mijn bureau, me druk te maken over van alles en nog wat. De gordijnen laat ik maar weer open.
Zondag 13 januari 2002: Bangkok – Amsterdam
Acht uur wakker. Heel even weet ik net als gisteren even niet waar ik ben. Ik trek wat banen in het zwembad en waag me op het terras aan een lekker ontbijt. Bangkok Morning Post erbij. Gek dat een zondagskrant hier wel van de grond komt. Wij Nederlanders kunnen dat niet. Het smaakt weer voortreffelijk. De koffie is hier onder druk gezet, wat een verschil.
Ik ruim mijn spullen op en check uit. De rekening is niet weinig, maar dat wist ik. Ik ga varen. Fraai het zondagse leven te zien vanaf het water. Soms krotten op palen dat je denkt: wanneer zakt de boel in elkaar. Verscheidene Wats, soms een luxe huis, kinderen die zwemmen in de bruine drap, mensen die vissen. Mooi detail zijn de brievenbussen. Zou de PTT dit ook voor elkaar krijgen in bijvoorbeeld A’dam. Ik denk het niet. Vanavond laat vlieg ik.
Ik pak nog een keer de River Express Taxi, loop nog wat door de stad, pik mijn bagage op en strijk neer in het Oriental met zicht op het Peninsula. Daar op de 26ste heb ik geslapen. Ik merk dat ik tussen de dagjesmensen zit. Even wat drinken in dit fameuze hotel. Het zit er op!