1991 Noord-Thailand

Zondag 9 juni 1991: DRIEBERGEN – CHIANG MAI

Na twee hectische dagen sta ik vandaag, 9 juni 1991, volledig klaar voor een zes weken durende trip naar het Verre Oosten.

Met de familie Vermij, mamma en Maryse (die zal over anderhalve week het luchtruim verkiezen en wil alvast het sfeertje proeven!) rijden we in de bus naar Schiphol. Het inchecken verloopt soepel (géén extra charge voor het overgewicht van de fietsen) waarna we nog met z’n allen een laatste kop koffie drinken. Ik loop de douane door en voel dat de vakantie echt begint.

Ruim vier maanden zijn we er mee bezig geweest. Na de klapper van vorig jaar voelden we wel weer wat voor zo’n lang uitdagend avontuur. De zinnen werden gezet op de Grand Canyon in de Verenigde Staten. Het bleek echter in de zomer een te hete bestemming met temperaturen van veertig graden en meer. Thailand kwam al snel bovendrijven na uit verschillende hoeken positieve geluiden gehoord te hebben.

Alles leek rond: Tickets boeken, de juiste mensen spreken, spulletjes in orde maken, prikken halen en lezen, veel lezen. Een totaal andere wereld, een totaal andere cultuur, een andere taal, andere godsdienst. Daar mag en niet onvoorbereid naar toe gaan. Het mysterieuze Verre Oosten. Bijna alles staat haaks op onze westerse cultuur……… Maar……. De vakantie kreeg een extra dimensie erbij wat het geheel spetterend maakte.

Peter had weer eens een doortastend telefoontje gepleegd met China Airlines, een Taiwanese maatschappij. Voor een spotprijs konden we naar Bangkok (Thailand) retour vliegen. Zo bleef er financiële ruimte over om de reis uit te breiden met Indonesië.

Drie weken Thailand met een fietstocht in het Noorden en natuurlijk een bezoek aan Bangkok, gevolgd door een tocht op het nog niet voor massatoerisme ontsloten Indonesische eiland Sumatra langs rijstvelden, vulkanen, rubberplantages, jungle en Lake Toba. De vakantie wilden we afsluiten met een dikke week Java.

Met deze voorgeschiedenis stap ik samen met Peter een nieuwe Boeing 747 (de befaamde jumbojet) in voor een vlucht van elf uur en een kwartier. Om kwart over drie stijgen we op en laten Nederland zes weken voor wat het is.

Een aangename reis begint. De superslanke in bloemenjurkjes gehulde stewardessen serveren de eerste van de vele ronden eten en drank. Al snel vliegen we boven een dik wolkendek. De benen kunnen we goed kwijt en dat is best belangrijk voor een lange vlucht als deze.

Alleen het berglandschap van Turkije is goed zichtbaar, voor de rest is het wit en grijs. Boven Iran vliegen we de nacht in. De lichten worden gedoofd, iedereen moet gaan slapen. Voor de wakkeren wordt een speelfilm afgedraaid. Ik heb in geen van beide zin en loop door het vliegtuig of gluur naar buiten de immense leegte in. Goh, hier werd een paar maanden geleden nog gevochten. Gekke wereld…….

Maar ook de slaap maakt zich van mij meester. Niet lang….. Het is half zes Thaise tijd wanneer wij ons ontbijt voorgeschoteld krijgen.

In Nederland is het pas half één ‘s nachts. Met een slaperig hoofd en een vermoeid lichaam door de vooral boven India voortdurende schokken als gevolg van turbulentie (invloed wervelstromen Bangladesh?) denk ik aan de komende dag. Landen op Bangkok, lopen naar Domestic Airport, ticket kopen, misschien wel wachten, vliegen naar Chiang Mai, guesthouse zoeken…….. Hoeveel uur zal dit allemaal wel niet in beslag gaan nemen? Thailand wordt zichtbaar. Het lijkt net Nederland. Beneden zie ik alleen maar akkers, bruine rivieren, wegen, veel groen en her en der wat bebouwing. Ik kan het nauwelijks bevatten dat ik 10.000 km verderop ben. Toch is het zo!

China Airlines zet ons veilig neer op de landingsbaan van de immense luchthaven Don Muang van Bangkok.

Het is half acht ‘s ochtends wanneer we het vliegtuig uitstappen. Een warme zeer vochtige lucht komt ons tegemoet met een geur van rotting in zich. Heel even maar want al gauw bevinden we ons tussen de muren van de heerlijk fris gekoelde aankomsthal.

De fietsen zijn geheel ongeschonden tevoorschijn gekomen. Dit is toch wel een geruststelling. De vakantie is immers rondom “het fietsen” heengebouwd!

Buitengekomen met onze bikes nog in het karton verwelkomt en moesson-regen ons. Ja de regentijd zal de komende maanden het weerbeeld in Thailand bepalen. Maar moet het nu precies wanneer wij naar de Domestic Airport moeten lopen.?

Schijnbaar! Echter geen nood. Al gauw komt een shuttle-bus voorrijden. Drie Thai (van Thai!) springen eruit en leggen de fietsen bovenop elkaar over alle banken heen. Peter en ik passen er nog maar net bij. Door de tropische bui heen worden we naar Domestic Airport gebracht. Ze hebben schik en helpen ons dan ook graag bij het uitladen.

Geld opnemen, tickets kopen, het is allemaal snel gebeurd zodat we om tien uur (Nederland 5.00 uur!) in een Airbus-300 zitten van Thai ………as smooth as silk!

Zo’n achthonderd kilometer moet afgelegd worden, een afstand vergelijkbaar met Amsterdam-Genève. Een dan te bedenken dat dit geintje niet meer kost dan 1.650 Baht (1 Baht = ± 8 cent). Krap f 130,- voor een enkeltje met zo’n bijzonder goede maatschappij. Nee, dit kan in het Westen niet!

Binnen een uur rollen de wielen over de landingsbaan van Chiang Mai Airport. De fietsen worden voorzichtig via een lopende band het vliegtuig uitgeleid. Zoveel zorg hebben we ons niet kunnen voorstellen.

Na onze handen gewassen te hebben (moet zo vaak als mogelijk in de tropen!) liggen onze fietsen in de aankomsthal op ons te wachten. Ik scheur het karton eraf en maak m’n raspaardje snel in orde. De eerste thaise kilometers kunnen gereden worden. De “verbazing” van het op een ander werelddeel zijn is minder dan vorig jaar maar de nieuwsgierigheid is des te groter!

Oh ja, links rijden! Even opletten. We rijden meteen (verkeerd!) een woonwijk in. Bijtgrage honden vergezellen ons op de weg terug. Enorm zwetend rollen onze banden over het bezande asfalt Chiang Mai binnen. Tuk Tuks en motorfietsen scheuren rakelings langs ons heen.

Net buiten de stadsmuren binden we een uitstekende Guesthouse “Chatree”. Ruime schone kamers, een safe en ….. Een zwembad!

Het is half twee wanneer we op de bedden neerploffen. Binnen tien minuten zijn de ogen gesloten. Een dag van nu al meer dan 24 uur eist haar tol. Aan het einde van de middag duiken we een heerlijk verfrissend zwembad in. Al het zweet wordt van m’n lijf weggespoeld. De buitentemperatuur valt alleszins mee. Het is wel warm maar ondanks dat prima uit te houden. De douche is eveneens prima zodat we schoongewassen de straten van Chiang Mai in lopen.

Iedereen leeft op straat. Honden, katten, kippen, het loopt er allemaal doorheen. Overal staan stalletjes met vlees, drankjes, stokvis en fruit. Door de straten scheuren ontelbaar veel tuk tuks, samlors, pick ups, auto’s en motorfietsen. Geen stoep of straat ligt gelijk, vuil wordt gewoon opgestapeld en overal langs de straat zitten mensen.

Goh, gisteren zat ik nog in Nederland. Alles goed en degelijk geregeld, geld voor iedereen!

Ondanks dat het rommelig is maakt het totaal geen armoedige indruk op me. Eerder gezellig! Uitgestalde waren op de stoep, een bungelend TL-lampje, knetterend vlees op gloeiende kolen waar veel rook vanaf komt. Mensen kakelen luid in een voor ons onverstaanbaar taaltje. Ja, het heeft wel wat!

Genietend van dit alles lopen we het centrum van Chiang Mai in. Heerlijk buiten bij een aangename temperatuur ploffen we neer op de primitieve stoelen van een Garden Restaurant.

De eerste kennismaking met het door velen geroemde Thaise eten is fantastisch. Smaakvolle schotels werden ons gepresenteerd. De bediening spreekt alleen Thais en er zitten ook alleen maar Thai, een goed teken! De maaltijd wordt besloten met een overvloed aan fruit. Ananas, watermeloen, papaja en pomelo liggen te wachten om opgegeten te worden.

Voldaan keuvelend lopen we terug. Thailand heeft ons verrast. Een westers aandoend Don Muang Airport, een prima binnenlandse vlucht nar Chiang Mai, en degelijk Guesthouse, een leuk straatleven, heerlijk eten. Kortom, een soepel verlopen eerste dag. Ik heb dit niet durven hopen toen ik me een voorstelling van Thailand probeerde te maken. Maar goed, het is een eerste dag in een ontwikkelde omgeving.

Terwijl de krekels buiten dat typische tropische geluid voortbrengen, schrijven wij onze bevindingen op papier. Thailand here we are! Om elf uur vallen de ogen dicht.

Dinsdag 11 juni 1991: RUSTDAG IN CHIANG MAI

Pas om twaalf uur worden we wakker. Maar goed, dat mag ook wel na een dag van zo’n 36 uur. In het restaurant gebruiken we toast en een Asian breakfast, een heerlijke soep gevuld met groente, rijst, kip en een rauw ei.

We houden een tuk tuk (driewielige motormuis met dak) aan zodat de onderhandelingen kunnen beginnen. “Fourty Baht”, “Fifteen Baht”, gelach. “Twenty”. Dit is ons maximum. In noodtreinvaart worden we naar WAT Chiang Mai gescheurd. Dit is de oudste tempel van de stad. 1296 is natuurlijk een heel eind de geschiedenis in. Nou ja, op de eeuwigheid bezien stelt het niks voor.

Een vriendelijke Thai geeft ons interessante informatie over de tempel op het terrein van de Wat. Op onze sokken volgen we hem. Waar het om draait zijn twee Buddha-beeldjes met ieder een eigen verhaal. Hij blijft leuke dingen vertellen….. Buddha-beelden uit verschillende landen hebben ieder een andere vorm. Platter, boller, de houding is steeds hetzelfde maar de gelaatsuitdrukking van het gezicht verschilt. Hij probeert ons te winnen voor een jungletrip in het gebied rond Mac Hong Son waarbij vele hilltribes (stammenvolken) bezocht zullen worden. Hij werkt als vrijwilliger bij de stammen om ze een alternatief te bieden voor het kappen van de bossen. Leer ze gewassen verbouwen en de natuur zal intact blijven.

We bezichtigen de rest van de Wat maar moeten schuilen voor een tropische bui, een heerlijke verfrissing, want we zweten behoorlijk!

Voor we het weten raken we met een groepje “monks” aan de praat, althans zo lijkt het. Ze zijn gehuld in oranje en bruine gewaden en spreken een paar woorden Engels. Een monnik ben je pas vanaf eenentwintigjarige leeftijd. Zij waren pas zestien en dus novieten.

‘s Ochtends vroeg trekken ze door de straten van Chiang Mai om voedsel te verzamelen. Thai beschouwen dit als een offer en delen dan ook veel uit. Het met de bedelronde opgehaalde eten is voor hun eigen lunch en ontbijt. ‘s Avonds eten ze niet. De dagen worden doorgebracht met lezen, meditatie en bidden.

Van iedere Thaise jongen (95% Boeddhist) wordt verwacht dat hij voor een periode het klooster in gaat. Minimaal drie maanden verblijven ze dan op een Wat. Het is tevens een eer voor de familie om een zon in het “klooster” te hebben en een goede manier om hem een betere educatie te geven.

Door de drukke rommelige en rokerige straten lopen we naar Wat Chedi Muang, de grootste Wat van Chiang Mai. Verscholen achter struiken lopen kleine kinderen allen gehuld in uniform naar school, beoefenen sport of spelen met elkaar.

Van de eigenlijke pagode is weinig over. Al jaren zijn ze bezig met restauratie maar dat gaat niet zoals in Nederland. Een jongen spreekt ons aan. Hij leert Engels om later gids te kunnen worden en vertelt ons van alles. Hier hou ik wel van. Op eigen initiatief vaardigheden ontwikkelen.

Terug in het hotel nemen we een verfrissende duik in het zwembad en vallen op onze bedden in slaap.

Tegen een uur of acht lopen we langs de stadswallen het echte centrum van Chiang Mai in, het nieuwere gedeelte. Overal op straat staan karretjes waar achter Thai lekkere dingen klaarmaken boven een heet vuur. Naast elkaar lopen kunnen we niet. De stoep is nooit vlak, altijd vol rotzooi en vaak erg smal. Soms zijn boompjes zo geknipt dat alleen Thai er onderdoor kunnen lopen.

De Night Market is sfeervol verlicht. Overal bungelen olielampen of hangen peertjes aan een snoer. Het doet me denken aan de Egyptische Bazaar in Istanbul. Bij een redelijk uitziend restaurantje eten we wat. Soepje voor, Thais gerecht met kip, yoghurt na. Het kost allemaal niets!

Inmiddels zijn we ook de weg kwijtgeraakt en mijn richtingsgevoel aan de hand van de stadswallen breng ons geen stap dichter bij het Chatree Guesthouse. Dan maar die door velen vervloekte driewielige stinkende motormuis. Het spel begint weer: “Fifty Baht”, “oh no”, twintig is meer dan zat! Schaapachtig gelach. “Twenty o.k.?” “Far, far!”. “Twenty o.k.!”

Een rookpluim achterlatend scheuren we door het centrum en komen terug bij ons oude vertrouwde adres. We schrijven nog wat en vallen onder de roterende fan in slaap.

Woensdag   12 juni 1991:   RUSTDAG IN CHIANG MAI

Na twee continental breakfasts genuttigd te hebben gaat Peter zwemmen en besluit ik Chiang Mai te verkennen. Langs de stadswallen loop ik naar het nieuwere gedeelte. Het is een heerlijk gekrioel in de straten. Stinkende auto’s, tuk tuks, motors en samlors, oude baasjes die farangs en Thai voor een hongerloon moeizaam vooruit fietsen. Ze hebben te weinig om een tuk tuk te kopen. Langs de weg staan stalletjes waaronder vandaan flinke rookpluimen komen. De vliegen springen van het vlees af wanneer ik langsloop.

Vooral in de kleine straatjes is goed te zien hoe Thai leven. De hutten zijn net geen barakken. Overal ligt troep en vuilnis. Honden en katten graven zich er doorheen om hun doorschijnende ribbenkast te verdikken. De palmen geven veel schaduw en overal waar ik loop is bedrijvigheid. Het heeft wel wat om zo als farang door de straatjes heen te lopen en ook het Thaise volk bevalt me wel. Ze slapen binnen en leven buiten. Buitenlanders laten ze met rust.

In de winkelstraten passeer ik eindeloos veel motorgarages. Rijen van Honda’s, Suzuki’s en Yamaha’s. Ja, ze moeten toch ergens vandaan komen! Zoveel rijden er op de wegen.

Met een volledig doorweekte rug en zweetstraaltjes over m’n gezicht loop ik na anderhalf uur terug. Peter staat te wachten!

Peter en ik bestellen een tuk tuk die ons naar het westen van Chiang Mai brengt. Vandaar uit nemen we de bus naar Pharat Doi Suthep, 1.080 meter in de heuvels boven Chiang Mai. Nou ja, bus, een afgedankte pick-up met overkapping en smalle met plastic overtrokken bankjes.

Via vele haarspeldbochten komen we boven. De chauffeur wil meer Baths hebben. Het driedubbele van het afgesproken bedrag. “Police, Police”. “Ja, dag!” Hij is er banger voor dan wij. We lopen naar de Wat op de top.

Schoentjes uit, lange broek (nou ja, soort hobbezak!) aan omdat we te toeristisch gekleed zijn, waarna we de pagode zelf mogen betreden. Overal waar ik kijk zie ik goud. Het ziet er zo perfect uit dat het bijna kitsch is.

Een tropische bui, het moest er eens van komen! Bij bakken komt het uit de hemel. Beneden vergrijst Chiang Mai volledig. Het duurt slechts een kwartier maar de Wat staat blank.

We volgen de driehonderddertig traptreden weer naar beneden. Thaise vrouwen verkopen musjes in te kleine kooitjes. Tien Baht per vogel om hem de vrijheid te geven. Je zal je geld zo moeten verdienen!

Terug in de pick-up naar beneden zitten ze tegenover ons. Luid getjilp op de achtergrond. Ze tellen hun geld.

De relatieve koelte van de bergen ruilen we in voor benauwende spits in Chiang Mai. De stinkgassen en de beklemmende hitte komen ons weer tegemoet. De scholen gaan net uit. Overal lopen jochies en meisjes in uniform. Ze hebben van die schattige koppies! Bussen volgepakt met schooltassen, een beeld dat in Nederland verdwenen is.

Op een overdekte markt volgestouwd met koopwaar ga ik op zoek naar fruit. De stank is haast niet te verdragen. Overal vliegen op bebloede vleeslappen, ingewanden, hersenen, spartelende vissen. Kippen verliezen hun kop. Als enige blanke loop is hier doorheen. Men een ananas en wat papaja baan ik me een weg door de massa. Peter staat buiten. Door blubber en afval, m’n weg is niet makkelijk.

Het is vier uur. Op m’n bed val ik als een blok in slaap. Pas om zeven uur word ik wakker. Maar tot nu toe verloopt de aanpassing prima. De hitte is te verdragen, de stoelgang is normaal en met de genomen rust is de jetlag snel verholpen.

In het restaurant van eergisteren krijg ik soep opgediend in een metalen pan met houtskool in het midden. De soep blijft zo warm. Met een lepel breng ik beetje voor beetje de soep over in een kleine kom. Heerlijk! Heet, het zweet breekt me uit.

Een nieuwe tropische bui barst los. Het maakt ons allemaal niet uit. We nemen een Coke en wachten. De regen blijft voortduren. Een tuk tuk scheurt ons door de onder water staande straten.

Bij de balie ligt fris gewassen en gestreken kleding op ons te wachten. Op de kamer reorganiseren we de fietstassen en gaan slapen. Morgen de eerste fietsdag!

Donderdag   13 juni 1991: CHIANG MAI – CHIANG DAO

De eerste fietsdag in de tropen! We staan vroeg op, ontbijten snel en lopen Chiang Mai in. Er moet een aantal zaken geregeld worden. Allereerst geld. Peter schrijft op de zolder van het postkantoor een girobetaalkaart uit. De ambtenaar controleert werkelijk alles. Watermerk, nummers, handtekening, het geschreven bedrag (voor hem onleesbaar), paspoort……. Het neemt een behoorlijke tijd in beslag. Ze ontvangt een stempel en we kunnen er weer een week tegen aan.

Een tropenpet, muggenolie en een klamboe……. In een dump vinden we alles. Met wat gebarentaal en thaise woordjes komen we aan alles en dat voor nog geen 200 Baht!

De tuk tuk scheurt ons terug naar het hotel waar wij de fietsjes optuigen. De tocht kan beginnen.

Met moeite nemen we afscheid van ons heerlijke hotel. Zwembad, schone kamers, douche, oh, het zal alleen maar minder worden.

Over drukke wegen in Chiang Mai banen we ons een weg tussen de tuk tuks, samlors, auto’s, krotten van vrachtwagens en natuurlijk de talrijke motorfietsen. Samen produceren ze zo’n enorme hoeveelheid stank en rook dat m’n ogen ervan geïrriteerd raken. Bangkok moet nog erger zijn, maar goed, daar hoeven we ook niet te fietsen.

Ook het consequent links fietsen kost me soms moeite. Vooral bij kruispunten en opstoppingen is het opletten geblazen. Als fietser beteken je hier niks!

Op de “Superhighway” drukken vrachtwagens en overvolle bussen ons bijna de berm in. Het is niet prettig fietsen, want de weg zelf is ook niet best. Stenen, gaten, glas en puin dat van vrachtwagens afvalt. Langs de weg leeft het volop. Vele schoffies proberen hun waar te slijten. De krotten even verderop zullen wel hun “thuis” zijn. Goh, ik bevind me echt in een totaal andere wereld op diezelfde draaiende bol.

Richting Phrao wordt de weg aanmerkelijk rustiger. Alleen stinkende vrachtwagens passeren ons nog met puin voor in aanbouw zijnde villa’s (jawel!) Ze trekken daarbij zulke stofwolken achter zich op dat wij al spoedig onder een roodbruine laag gruis zitten. We voelen ons meteen vies en dan nog met al dat zweet erbij. Brrrrrrr!

Bij een primitief stalletje kopen we kleffe broodjes en vervolgen onze weg. Alleen wat motorfietsen passeren ons nog maar. We zien de eerste rijstvelden en verbouw van knoflook, tapioca, uien en sojabonen.

Langs de weg staan allemaal krotten. Op een marktje in Macheo zitten mensen achter een kleed waarop hun door vliegen bestormde waar uitgestald ligt. De kippen, honden, katten en een enkele koe lopen er tussendoor.

We fietsen heerlijk met en vaartje van zo’n 25 km/uur door dit geheel heen. Het geeft ons echt het gevoel in Thailand te zijn. De akkers achter de krotten worden steeds beter zichtbaar. Samen met de beboste heuvels gehuld in wolken aan de horizon biedt dit een prachtig uitzicht.

Langs de weg vinden we een hutje. De hagedissen springen weg wanneer wij uit de zon plaatsnemen. Gutsend van het zweet prop ik een broodje naar binnen. Aan alle kanten druipt het naar beneden. Tijdens het fietsen koelt de wind af. Nu niet en dat merk ik!

Een Thaise familie stopt. We zijn een bezienswaardigheid. Rare fietsen, bleke lijven en enorm groot. Ze giechelen wat. Voor het eerst merk ik zelf hoe het is om niet met iemand te kunnen communiceren. Een gekke gewaarwording!

Na in totaal al 48 kilometer onder de warme zon gefietst te hebben slaan we bij een politiestationnetje links af. Het smalle geasfalteerde weggetje slingert door snel op elkaar volgende dorpjes.

Hier staat de tijd stil. Zouden deze mensen iets af weten wat er zich in de rest van de wereld afspeelt? Ze verbouwen hun eigen voedsel, moeten de fase van mechanisatie nog in. Misschien zijn ze wel gelukkiger dan ik.

In het niets passeren we een prachtige Wat. Zo mooi kleurig. Thai zijn aan het werk om de laatste mozaïeken in te leggen.

Soms gapen in het wegdek kuilen vol met blubber. Ik moet behendig fietsen om geen schade aan wielen op te lopen. Peter dendert er met de mountainbike wat makkelijker doorheen.

Een venijnige maar gelukkig korte klim moet overwonnen worden. Ik ontplof bijna. Ik ben drijf en drijfnat. De wind lijkt te zijn weggevallen. “Dit moet niet te lang duren!” De afdaling volgt snel, het zweet verdampt. Iedereen toetert naar ons, ze zwaaien, kinderen roepen, we worden echt aangemoedigd. Er verschijnt weer een grijns op m’n gezicht.

Ondanks dat de zon niet echt aanwezig is schijnt ze vanachter de wolken brandend in op onze bleke huidjes. Insmeren levert het volgende effect op: Over zweet en vuil breng ik een laagje aan waarvan ik denk dat het niet lang blijft zitten………

Chiang Dao is dichtbij want we zijn op vijftien kilometer aangekomen bij het Elephant Training Center. Hier worden jonge olifanten getraind voor het zware boswerk in de jungle.

We ploffen tussen honden en wat Thai neer op houten krukjes. We kunnen de verleiding niet weerstaan en nemen fris. Aan het eten wagen we ons niet. Dwars door de verlaten jungle trappen we onze laatste kilometers vol.

Chiang Dao stelt niks voor, een kleine plaats gebouwd rondom de hoofdweg.

We vinden (het enige) een “Out-of-Africa”-achtige kamer. Alles is van hout. Op de grote kamer staan twee bedden. De douche is vies maar wij voelen ons viezer. Onder het koude water spoel ik me schoon en voel me maar heel even fris. Al snel verschijnen de eerste zweetstraaltjes weer.

De maagjes beginnen te knorren. Buiten is het al aardedonker. Om de hoek vinden we een eetgelegenheid. We kunnen kiezen uit zes bakken met eten. Ik weet absoluut niet wat het is. Het liefst neem ik kip maar alles moet in gebarentaal. Op het laatst maak ik een vliegende beweging met de armen en schreeuw “tok, tok, tok”. Het wordt begrepen, maar nu wil ik het nog warm opgediend hebben. Ik wijs naar m’n bord en naar een pruttelende pan op een hoog vuur. Het vrouwtje kijkt me vragend aan. Uiteindelijk loop ik met bord en al naar het vuur.

Inderdaad, nu een kwartier kunnen we twee opgewarmde bordjes halen. Het vrouwtje heeft er lol in. Ik neem een hap en weet eigenlijk niet wat ik ervan moet verwachten. Het ziet er niet onsmakelijk uit hoewel er veel vliegen rondzwermen!

“Wat heb ik toch voor iets hards in m’n mond?” Hè bah!. Een kippenbot met huid en haar! Vlees kan ik niet ontdekken. Nou, morgen zal de verrassing wel in de pot liggen!

Op de kamer schrijven we nog wat. Met de muggenstift trek ik een streep op m’n matras en zeg tegen het mierenleger: “Tot hier en niet verder!” Buiten op straat is het lawaaiig maar ik val vermoeid in slaap.

Afgelegde afstand 90,5 km – Cumulatief 90,5 km

Vrijdag 14 juni 1991: CHIANG DAO – FANG

De dag begint om zeven uur al vroeg. De slecht afgestelde motoren knetteren door de straat. Het leefritme in het Oosten is anders. Tien uur erin, zes uur eruit.

Bij de buren nuttigen wij het ontbijt. Het is veel smakelijker dan gisteren het eten was.

Een heerlijke dag begint. Het zonnetje laat zich af en toe zien maar schijnt driftig op onze roodverbrande huiden.

De eerste twintig kilometer zit ik niet lekker op m’n zadel. Ik drijf van het zweet en voel dat de kracht van de vorige dag er niet is. Warmte, het eten van gisteravond of een kleine terugslag vanwege de aanpassing?

Maar ik eet wat en fiets de hele dag vrolijk verder. Het verkeer op de weg is bijna uitgestorven en we toeren door kleine dorpjes met gammele huizen op palen. De honden en kippen zoeken een veilig heenkomen! De mensen kijken ons lachend en soms verbaasd aan.

Bij een hutje langs de route 107 hebben we uitzicht op zo’n palenbouwval. De mensen slapen en het is een ongelooflijke troep! Ze hoeven eigenlijk alleen maar voor hun eigen eten te zorgen. Op de achterliggende akkers worden dan ook verschillende gewassen verbouwd. De kippen scharrelen wat rond en vinden hun voer zelf wel. Overal smeulen vuurtjes. Ook deze mensen verbranden hun vuil. Een zwijn sleept z’n buik over de grond.

Het landschap verandert langzaamaan in heuvels met dichtbegroeide jungle. Links van ons ligt de grens met Burma. Hier vindt veel smokkel plaats. Regelmatig cirkelt een militaire helikopter boven ons en langs de weg bevinden zich veel politieposten. Het is het gebied van de teakbossen en houtskoolbranderijen.

Tijdens het fietsen, op het klimmen na, hebben we geen of weinig last van zweten. Door het fietsen produceren we voldoende “wind” om het zweet te verdampen. Maar we hoeven maar even stil te staan en het gutst er van alle kanten vanaf! Na een kwartiertje is het ergste voorbij maar ik blijf me vies voelen.

“Men pai rai”. Maakt niet uit! Fietsen in Thailand is fantastisch! De omgeving is fantastisch, het fietsen zelf gaat best en de Thai reageren enthousiast. Nederland begint al lekker ver van me af te staan.

Af en toe stoppen we bij een stalletje, kopen wat, zweten uit en gaan weer verder. In het drukker bewoonde gebied voor Fang roept iedereen ons toe. Een pick-up volgepakt met in uniform gestoken schoolkinderen schreeuwen zo hard als ze kunnen: “Alo, Alo, Alo!”. Enig!!

De weg is stoffig en de meeste vrachtwagens trekken enorme zwarte roetwolken achter zich op zodat we ons weer net zo vies voelen als gisteren. We verlangen naar een douche!

In het eindpunt Fang vinden we een uitstekend hotel met propere kamers. De keus is niet moeilijk en een half uur later kijken we allebei weer fris de wereld in.

Fang is een plaats vlakbij Burma met veel smokkel. Het valt ons op dat er veel sterke drank winkels zijn. We eten ergens buiten wat en kopen een heerlijke verse ananas op de markt.

Twee maal deze avond heb ik m’n hoofd flink gestoten aan te lage deurposten. De bulten voelde ik groeien. Morgen zullen er wel korsten op zitten. Inmiddels hebben we het ritme te pakken. Vroeg erin, vroeg eruit. Ontbijt en lunch bestaan uit saai wit brood met wat jam. De ananas vormt een fris culinair hoogtepunt van de dag.

‘s Avonds gebruiken we vooral de goedgevulde hete soepen met rijst en kip. Het waterverbruik op een dag is enorm. Gelukkig kunnen we dit vaak gekoeld langs de weg kopen. Maar ook een koude Coca Cola is niet te versmaden! Om elf uur gaat het licht uit……….

Gereden afstand 80,3 km – Cumulatief 170,8 km

Zaterdag 15 juni 1991: FANG – CHIANG RAI

Wederom start de dag vroeg. Na een middelmatig ontbijt zoeven we met 25 km/uur naar Tha Ton. De zon schijnt onverbiddelijk, het zweet druipt, het geeft niet, want het fietsgedeelte zit er snel op.

Tha Ton is een grensplaats met Burma met, het wordt eentonig, veel drugssmokkel. Het is te merken. Net na de brug over de Mae Kok River op enkele kilometers afstand van de Birmese grens is een waar zwaar bewaakte grenspost met slagboom en al. Het ziet er allemaal mysterieus uit. Op de achtergrond liggen de in een blauwe zweem gekleurde bergen van Burma. Over dat land is zo weinig bekend net als met Laos, de andere buurman van Thailand.

Vanuit Tha Ton zullen snelle smalle boten ons over de snelstromende Mae Kok River naar de stad Chiang Rai brengen. We moeten wachten want pas om half een varen ze af.

Het is in de zon bloedheet. Maar in de schaduw met een zuchtje wind is het goed uit te houden. Een literfles water vindt moeiteloos z’n weg naar binnen. Ik zweet wat af op dit soort dagen! Langzaamaan druppelen meer “farangs” binnen. Het zijn vooral wereldreizigers die een aantal jaren van hun leven besteden aan een reis rond de wereld.

Half een! Het inladen begint. De “kano” is hooguit 2 meter breed bij een lengte van 15 meter. Achterop is een automotor gemonteerd met een lange, ver achter de boot hangende schroefas die bij ondiepte snel uit het water getild kan worden. De kano, zo zal ik hem verder maar noemen, raakt aardig vol. Vanwege de fietsen stappen wij als laatste in. Ik schrik even. Voor mijn fiets is alleen plaats op het kleine en smalle voordek. In een flits zie ik het al gebeuren. Fiets en al glijdt bij een stroomversnelling zo het water in…. of moet ik vertrouwen op de Thai?

Het eerste kwartier zit ik niet rustig en hou de bewegingen van m’n fiets goed in de gaten. Ondanks dat hij los ligt lijkt hij in balans! In evenwicht neergelegd denk ik en geniet vervolgens van de mooie omgeving.

Jungle, stammendorpen, Birmese bergen op de achtergrond en een bruine snelstromende river waar we werkelijk overheen schieten. Ja, dat ken ik alleen maar uit films.

We leggen aan bij een police checkpoint. Hun taak is de boot te controleren op drugssmokkel. Bergstamleden proberen ons opdringerig hun kralen armbanden te verkopen. In hun monden zonder tanden bungelen dikke joints als een heuse toeter. Tja, we zitten in het opium-gebied. Vanaf nu reist een volledig in uniform gestoken militair met ons mee gewapend met stengun en snelvuurpistool. Het heet een onveilige streek te zijn. In het verleden hebben hier serieuze schermutselingen plaatsgevonden.

De kano’s schieten over het water. Een nieuwe spannende minuut breekt aan. De stroomversnelling is zo sterk dat de kano tussen de vele rotsblokken door deint. Als de fiets dit overleeft haalt hij het! Inderdaad, ik heb me voor niets zorgen gemaakt……. De Thai wisten wat ze deden. Ondanks dat ik een houten kont heb gekregen is de tocht echt mooi. Waterbuffalo’s zoeken verkoeling in het viesbruine water. De oevers eroderen als gevolg van het als maar stromende water. Soms zijn de wortels van bomen geheel ontbloot. Overal langs de oever staan bamboestellages in het water om vis te vangen.

Af en toe staart een lid van een “hilltribe” naar de langsvarende “farangs”. Wat zou hij nu denken?

Bij een stammendorp wachten olifanten op werk. Na drie en een half uur vuren zit deze mooie tocht erop en stappen we in Chiang Rai aan land.

De fietsen hebben het allemaal prima overleefd. Net buiten het centrum van Chiang Rai vinden we een goed, goedkoop en voor Thaise begrippen schoon guesthouse. Samen met twee Engelse wereldreizigers die we ‘s ochtends in Tha Ton al ontmoet hebben gaan we een hapje eten in de stad.

We belanden in een eetgelegenheid vol vliegen, muggen, mieren, bungelend TL-lampje en een hoop Thai. Met wat gebarentaal krijg ik wat ik hebben wil. Het smaakt allemaal best al moeten m’n vingers ook hier regelmatig de mond in om botjes, veren, huid en kraakbeen eruit te vissen. Langzaamaan nemen de mieren bezit van m’n water en bedekken in steeds groter wordende getallen m’n kleren. Ach de Thai kunnen er tegen en dat zijn toch de mensen die hier wonen. Ik bezoek het land als “farang”.

Het is overigens heel gezellig met z’n vieren. Wat reizen betreft voelen we elkaar wel aan hoewel Nick en Dan heel anders leven en veel meer dan ons gezien hebben.

Voor mij is het tevens een goede gelegenheid om vragen te stellen over praktische probleempjes die zich bij langdurig reizen in het buitenland voordoen. Altijd goed om te weten hoe anderen dat aanpakken mocht ik zelf ooit nog eens voor een langere tijd weggaan.

Peter en ik babbelen nog wat na over de gesprekken met hen. We drinken nog een Coke en vallen als een blok in slaap. Een miezerig kleine ventilator probeert verkoeling te brengen.

Gereden afstand 28,6 km – Cumulatief 199,4 km        

Zondag 16 juni 1991: CHIANG RAI – MAE SAI

Ben’s Guesthouse bevalt prima! Ook het ontbijt, yoghurt, toast, jam en koffie. Ja, we zijn wel in Thailand hoor! Maar farangs schijnen niet zo’n behoefte te hebben aan Thais gerommel in de maag op de vroege ochtend. Wij ook niet!

Bij een lokale toko in het centrum van Chiang Rai kopen we water (heel veel!!). En een lichtgewicht wit brood. Ze hebben niet anders. Crackers zijn er wel maar dan in de smaken onion, cheese etc. Ook niet echt lekker!

Omdat het nog vroeg is (voor negenen) is de temperatuur nog niet op haar hoogtepunt. Het is rond de dertig graden. Goed fietsweer!!

Via drukke straten verlaten we Chiang Rai. Al snel raken m’n ogen weer geïrriteerd door het vele opwaaiende stof en de immer verbazende hoeveelheden uitlaatgassen. Milieu? Nooit van gehoord! Het zal ze een worst zijn. Ze leven van dag tot dag en ik kan ze best begrijpen. Behoud en verbetering van het milieu is noodzakelijk. We roken ons zelf op den duur uit. Maar of begrip en zorg voor het milieu in minder ontwikkelde landen snel veel aanhangers zal krijgen betwijfel ik. Dan zullen eerst heel veel andere problemen de wereld uitgeholpen moeten worden.

Naarmate we meer kilometers afleggen wordt de weg aanmerkelijk rustiger. Het is een aangename fietstocht. Links en rechts van de weg groeien prachtige planten en bloemen die wij thuis alleen maar in de huiskamer kunstmatig in leven houden. Verder overheerst het beeld van de afgelopen dagen. Akkers, hutten langs de weg en in de verte de heuvels van Burma. We fietsen naar het noorden naar de grensplaats Mae Sai. Onderweg stoppen we vaak. De af te leggen afstand is ruim 60 km. Dus dat valt allemaal wel mee.

We kopen twee gekoelde literflessen water en op de markt een grote ananas. Wat is dat heerlijk verfrissend. In de schaduw smaakt het allemaal prima. Het schoonmaken van de ananas wisselen we af. Dan heeft maar een van ons plakhanden!

Omdat de temperatuur inmiddels een flink aantal graden gestegen is drijven we van het zweet, ook tijdens het fietsen. Vroeg opstaan loont! De grote klap maken we in de vroege uren van de ochtend. De restant kilometers rijden we in de middag wel. Zo zien onze dagen er dan ook uit.

Bij het binnenrijden van Mae Sai komen we een begrafenisstoet tegen. Monniken gehuld in oranje gewaden trekken samen met andere Thai een “feestelijk” versierde wagen voort. Op de kar ligt de kist met daar bovenop een foto van de overledene. Achter de stoet rijdt een auto met luide onbestemde muziek. Al met al maakt het totaal geen treurige indruk op me. De monniken lachen vriendelijk wanneer ik een foto maak.

Al om twee uur zit de dag erop en staan we met fiets en al bij de grens met Burma. Alleen de Mae Sai River scheidt hier de twee landen. Maar het is meer dan een grens. De betrekkingen tussen Thailand en Burma zijn niet de beste. Waar Thailand onder leiding van de gewaardeerde koning Bhumibol probeert het drugsprobleem constructief te bestrijden is over Burma niets bekend. Burma leeft geïsoleerd. De sfeer bij de grensovergang is grimmig. Alleen Thai te voet en per fiets mogen Burma in. Auto’s wordt door middel van versperringen de doorgang verhinderd. Farangs mogen onder geen voorwaarde de grens passeren.

Twee kilometer langs de rivier in een uithoek van Mae Sai vinden we een guesthouse. Het is een huttendorp. Onze hut staat direct aan de Mae Sai River. Op tien meter van Burma, het heeft wel wat.

Terwijl Peter doucht zit ik op een bankje voor onze hut en laat de omgeving goed op me inwerken.

Aan de overkant op Birmees grondgebied ligt een primitief dorp. Naakte jochies zwemmen in de rivier. Ondanks dat ik me vies voel heb ik niet de behoefte een verfrissende duik in de rivier te nemen. Trouwens, het is ook verboden. Met een sleepnet wordt gevist, anderen baggeren met schepjes. Aan de overkant verplaatst een Birmees met zijn schort stap voor stap een enorme hoop zand.

Ik zie hoe een tropische bui zich ontwikkelt. Donkere wolken, bliksem in de verte, een steeds maar toenemende wind en dan….. De eerste druppels. Binnen een minuut dondert het naar beneden!

Na me heerlijk gedoucht te hebben schuif ik bij Peter aan onder een bamboe afdak juist boven de rivier. Er is al weer een week voorbij en het lijkt me leuk het thuisfront te informeren over m’n eerste ervaringen in de tropen.

Als we om zes uur bij de grensovergang komen om foto’s te nemen blijkt deze al gesloten. De straten zijn leeg, alle mensen zijn weg en de winkels zijn dicht. Het heeft iets weg van een ghosttown. Samen met de invallende duisternis geeft het een aparte mysterieuze sfeer.

In een goed restaurant eet ik heerlijke soep. Het zweet breekt me uit want ze is flink gekruid. Terug naar het guesthouse lopen we door donkere door Thai bevolkte straten. Door op de been zijnde militairen worden willekeurig mensen gecontroleerd op het bezit van drugs. Tassen moeten open en de hele inhoud moet eruit. Zo gaat dat dus!

In onze gezellige hut drinken we nog wat waarna Peter z’n klamboe met veel kunst en vliegwerk ophangt. De ogen vallen tevreden dicht. Morgen “The Golden Triangle”, we moeten vroeg op.

Gereden afstand 67,4 km – Cumulatief 266,8 km

Maandag 17 juni 1991: MAE SAI – CHIANG SEAN

De dag start vroeg om zes uur! Vroeg erin, vroeg eruit. Het is de sleutel voor een heerlijke dag. Vandaag gaan we een prachtige fietstocht maken in het gebied van “The Golden Triangle”.

Na een snel ontbijt verlaten we ons huttendorp en komen via kronkelwegen langs de Mae Sai River bij de officiële grensovergang met Burma. Het is weer druk. Bij de militaire post nemen we malariapillen in. Op de tong en wegslikken die troep. Smaakstoffen zijn slecht maar mogen van mij best in malariapillen verwerkt worden. Het is voor het goede doel denk ik maar!

Terwijl wij wat foto’s schieten houden de militairen onbewust toezicht op onze fietsjes. Er vindt hier veel drugssmokkel plaats. Een pakje is zo tussen onze spullen gestopt. Dan ben je schuldig. Kom daar maar weer eens vanaf. Nee, we kunnen niet voorzichtig genoeg zijn. We zijn voldoende gewaarschuwd.

Een prachtige tocht begint. Even buiten Mae Sai is de weg meteen onverhard. Het is inspannender fietsen. Het tempo ligt lager en ik moet goed opletten op kuilen in het wegdek. Peter dendert met de mountainbike overal vrolijk overheen.

Het landschap is fantastisch, echt heel mooi. Omdat we op een onverharde weg fietsen is er haast geen verkeer meer dat ons passeert. Geen stinkgassen, geen getoeter, heerlijk helemaal alleen met de natuur en enkele Thai die het land bewerken. Hier komen de toeristen niet en dit is te merken. We rijden door een vlakte met aan weerszijden akkers onder water voor de rijstgewassen.

Aan de horizon omringen ons de heuvels van Thailand, Laos en voor ons Burma. Het drielandenpunt is in zicht.

De zon schijnt fel en tegen de blauwe lucht liggen indrukwekkende wolken opgestapeld. Ook met het zweten valt het mee. De fris waaiende wind koelt ons heerlijk af. De enkele koeien langs de roodbruine gravelweg kijken ons stom aan. Ja jongens, wij genieten volop!!

Een venijnige maar gelukkig korte klim kondigt zich aan. Ongelooflijk steil. Zo heb ik het nog nooit meegemaakt. De eerste bult kan ik nog overwinnen met het kleinste verzet, maar driekwart de tweede ontplof ik. Ik moet afstappen en vind dit niet leuk. Maar bij de even steil naar beneden lopende afdaling ben ik het al weer vergeten.

We vangen een eerste glimp op van de Mekhong River. Ze scheidt de grens tussen Burma en Laos en later die van Laos en Thailand.

Het drielandenpunt zelf is natuurlijk een toeristische trekpleister met alle gevolgen van dien. Maar pal onder het bord “The Golden Triangle” hebben we een prachtig uitzicht op Laos en Burma en de samenkomende rivieren, want ook de Mae Sai River (de grens tussen Thailand en Burma) komt hier tot haar eind.

De zon schijnt volop maar met het windje rond de oren is het prima toeven hier. Het is echt genieten. De stromende brede bruine rivieren, de dichtbegroeide heuvels van de zo geïsoleerd levende landen Laos en Burma.

Een paar uur hebben we daar vertoefd. Water drinken, ananasje verorberen……. Het vroege opstaan heeft weer alleen maar voordelen.

Na 10 kilometers parallel aan de Mekhong River gefietst te hebben strijken we neer bij een soort uitkijkpunt over de rivier.

In Chiang Sean verblijven we in het guesthouse genaamd “Chiang Sean Guesthouse”! We hebben een soort hutje voor ons alleen. Ik douche me helemaal schoon. Zoals iedere dag laat al het stof en zweet haar sporen na. De hele dag door voel ik me klam en vies. Een douche is op het einde van de dag een absolute must! Dat kan in Indonesië nog lachen worden.

Tegen het einde van de middag lopen we naar het centrum om wat te gaan eten en te schrijven in onze dagboeken. De soep is heerlijk!

Terwijl wij schrijven barst een tropische bui los. Het klettert werkelijk naar beneden. Het brengt een aanmerkelijke verkoeling teweeg. In onze hut drinken we nog wat en gaan om tien uur slapen.

Gereden afstand 42,8 km – Cumulatief 309,,6 km

Dinsdag 18 juni 1991: CHIANG SEAN – CHIANG RAI

Om zes uur zijn we allebei al wakker. Vandaag staat de etappe Chiang Sean-Chiang Rai op ons programma. Omdat de tocht van gisteren zo mooi was, ja echt de mooiste van de vakantie (tot nu toe!) besluiten we vandaag een alternatieve route te rijden voor de drukke rechttoe rechtaan weg naar Chiang Rai. Voor die 20 kilometer meer moeten we rijkelijk beloond worden met weinig verkeer, prachtige vergezichten en rustieke dorpjes……

Op de markt van Chiang Sean doen we onze inkopen. Ik scharrel wat brood (altijd lichtgewicht wit, er is niets andere te krijgen!), jam en schoon water bij elkaar. In vergelijking met Canada vorig jaar en de Europatour alweer twee jaar geleden eten we over een dag genomen veel minder, mondjesmaat zelfs. Tien witte boterhammen, een verse ananas (koop je even op de markt voor 50 ct!), een paar liter water, nou dan hebben we het overdag echt wel gehad. ‘s Avonds goed gevulde soep of een Thais gerecht om de dag af te sluiten met real coke! De andere twee jaren was altijd wel wat lekkers in onze fietstassen te vinden en vraten we ons te barsten aan yoghurt, brood, chocola en energierepen. “Warmte maakt minder snel hongerig” blijkt inderdaad te gelden. Fietsen maakt echter wel hongerig! Nou ja…..

Onder een bedrukte lucht fietsen we evenwijdig aan de Mekhong River. Het eerste stommiteitje van de vakantie. We missen een afslag en boeten daarvoor met acht extra kilometers. Via een gravelweg vol met puntige stenen en keien komen we op de 1098, een smalle asfaltweg met aan weerszijden een roodbruine zandberm.

De rijstvelden voeren hier de boventoon. Leuk om te zien is dat de rijstvelden zich in verschillende stadia van groei bevinden. Samen met de heuvels van Laos op de achtergrond zorgt dit voor een aantrekkelijk geheel.

Gisteren was een mooiere dag. De lucht is nu bewolkt en af en toe valt een spat regen naar beneden. Maar zonder geronk van motorvoertuigen rondom ons heen fietsen we heerlijk met redelijke snelheid door het platteland van Noord-Thailand. De koeien liggen langs de weg, honden lopen vrij, Thai vlijtig aan het werk en moederkip zorgt voor haar kroost. Zo gaat dat!

De bewolking en tegenwind zorgen voor voldoende verkoeling. Bij een Police Check Point worden we door gewapende agenten gesommeerd te stoppen. “Nothing illegal?”. Ze voelen wat aan de tassen (we zijn vlak bij de grens met Laos) en wijzen ons de juiste weg naar Chiang Rai.

Op de 1173 passeren we simpele dorpen. Even laat het zonnetje zich zien en we zweten enorm. Een gekoelde fles water is dan goddelijk. Het lichaam (dat verwende westerse lichaam) vraagt er gewoon om. Nergens kunnen we iets vinden. Als ik dan eindelijk met veel gebarentaal duidelijk heb gemaakt wat ik wil vliegt de koelkast open: openstaande flessen met water. Nee, dit is niet te vertrouwen. Op een markt in een iets groter dorp vinden we alles. Die gekoelde fles vliegt naar binnen. Onder een afdak langs de weg maak ik een ananas op de Thaise manier schoon.

De dreigende wolken die de hele dag boven ons hebben gehangen beginnen onrustig te worden. De eerste spatjes, de rest volgt snel. Gelukkig kunnen we schuilen bij een of andere toko. Een Thai loopt zo vies te rochelen dat wij ons snel uit de voeten maken wanneer de tropische bui over is.

Tien kilometer voor Chiang Rai fietsen we voorbij een Post Office, een prima gelegenheid om eens naar huis te bellen. Met een vaag toestel zoekt een Thai contact met een centrale die Nijendal 3 zal bellen om een collect call geaccepteerd te krijgen. Uiteraard levert dit geen problemen op en heb ik een kwartier later mamma aan de telefoon. Vele duizenden kilometers verderop hoor ik haar stem vertraagd doorkomen vanuit een regenachtig (!) Nederland. Het is leuk elkaar even te spreken. Aan beide zijden gaat het prima. Eigenlijk wil ik zo veel vertellen. Soms wens ik “kom even langs dan zien jullie hoe wij hier leven”! Dat is uiteraard (nog?) niet mogelijk. Ze moeten het doen met verhalen, foto’s en indrukken op schrift.

Zeer vrolijk fietsen we verder. Naar iedereen die we tegenkomen schreeuwen we Sawadi! Altijd respons. Een keer een schoolklas. Hellooooooo mister! Schatjes!

In Chiang Rai kunnen we ons maar moeilijk oriënteren maar in stromende regen vinden we na vele omzwervingen Ben’s Guesthouse. “Hi Peter and Alec”. Patrick staat met Ben op z’n schouder. Patrick doet “westers” aan. Wat blijkt? Hij is christen en heeft samen met zijn vrouw in Duitsland gewoond. Een ontwikkelde Thai. We merken het. Merkt hij dat hij met andere Christenen een minderheid vormt? Nee, Thai laten elkaar met rust.

Ook onze wereldreizigers Nick en Dan zijn weer terug van hun Gouden Driehoek-toer op de motorfiets. Omdat we door onze schone kleren heen zijn geven we Patrick twee tassen vol vuil goed. Voor “5 Baht each” gaan we toch niet zelf wassen!

Vandaag trakteert Oma de Kok! In een heerlijk restaurant eten we Thais zoals het hoort. Vorstelijk, wat kunnen zij koken. Langzaamaan geef ik me gewonnen aan het Thaise eten. Bangkok moet nog komen…… Ook een eerste biertje van de vakantie smaakt prima.

We zijn moe en zoeken daarom snel onze bedden op. Gedurende de nacht biedt de fan verkoeling.

Gereden afstand 103,3 km – Cumulatief 412,9 km

Woensdag 19 juni 1991: RUSTDAG IN CHIANG RAI

Vandaag een rustdag in Chiang Rai. Om half negen zitten we buiten aan het ontbijt met toast, yoghurt en koffie. Vandaag hoeft helemaal niets! We lezen wat en maken plannen voor de komende weken.

Nog drie dagen fietsen scheiden ons van Chiang Mai. Drie dagen van flink doorfietsen over soms drukke wegen. Omdat we nog zo veel willen doen besluiten we met de bus naar Chiang Mai te reizen en van daaruit het vliegtuig te nemen naar Bangkok. Het bespaart ons drie dagen. We willen zoveel zien in zes weken! We denken dat de komende drie fietsdagen, hoe mooi ook, geen nieuw licht zullen werpen op Noord-Thailand. Het is beter wat meer speelruimte te hebben op Sumatra. Het zal daar zwaarder fietsen worden met steile heuvels. En als we dan ook nog wat van Java willen zien…………oh had ik maar een jaar vakantie!

Vandaag woensdag dus! We wandelen de stad in om een aantal zaken te regelen. Allereerst op zoek naar een minimaal klein imbussleuteltje. Er is iets losgeschoten in de voorrem van Peter dat eenvoudig rechtgezet kan worden. Na met veel gebarentaal, gelach en Engelse woorden duidelijk gemaakt te hebben wat we willen is het probleem snel uit de wereld. De manager van deze motorzaak brengt ons naar een Thai Airways agent in dezelfde straat. We hebben tickets nodig voor Chiang Mai-Bangkok en willen informatie om zo goedkoop mogelijk in Medan (Indonesië) te komen.

Ze zullen het voor ons uitzoeken. Om vier uur moeten we terugkomen. Vervolgens lopen we naar het busstation om informatie over het meenemen van de fiets met de bus naar Chiang Mai. Het kan maar dan moeten we gescheiden reizen. Een fiets per bus op het dakrek. Niet gezellig maar ach…   Toch ook wel weer leuk!

Inmiddels zijn we aardig verdwaald in de op elkaar lijkende straten van Chiang Rai. Een samlor brengt ons nog verder van huis. We herkennen al snel weer het een en ander en slenteren in de hitte terug naar Ben’s Guesthouse. Het brood en de ananas vliegen naar binnen.

Patrick geeft ons ‘s middags twee dertig jaar oude Thaise fietsen. Zo rijden we wederom het centrum binnen. Bij de travel agent kopen we de gereedgemaakte tickets Chiang Mai-Bangkok en aanhoren de mogelijkheden om in Medan te komen. We willen ons niet vastleggen. Terug bij Ben was ik onze fietsen. Eten doen we bij hetzelfde restaurant als gisterenavond. Het is wederom heerlijk.

Terug op de kamer kletsen we nog wat na. Het lijkt ons toch beter om vanuit Chiang Rai naar Bangkok te vliegen. Het bespaart veel tijd en reizen per openbaar vervoer is hier duidelijk anders dan bij ons!

Donderdag 20 juni 1991: CHIANG RAI – BANGKOK

Zoals gewoonlijk is Peter al wakker wanneer ik ontwaak. Peter is altijd meteen zo fris als maar kan. (“En Europa, hebben we er zin in ?!”) Wat dit betreft ben ik anders. Niet chagrijnig maar wel even wakker worden.

Ben’s Guesthouse is gezellig. Dit was de derde nacht en we voelen ons er echt thuis. In Chiang Rai zelf is weinig te beleven, gewoon een uit z’n voegen gegroeide provinciestad.

Vandaag een echte reisdag. Een laatste ontbijt van Patrick. Vier toast, koffie en een yoghurtje. Altijd hetzelfde! We maken de fietsen “reisklaar” en fietsen naar het centrum om onze gisteren gekochte tickets Chiang Mai-Bangkok om te wisselen in Chang Rai-Bangkok. Iets verder weg maar met 18 piek bijbetalen is dit klusje snel geklaard.

Terwijl Peter dit regelt sta ik buiten op de fietsen te passen. Een leuk kwartiertje begint. Een of andere Thai komt aanlopen en onderzoekt m’n fiets. Even aan de remmen zitten, nauwkeurig de derailleur en tandwielen bestuderen om te eindigen met het ringen van de bel!

“How much?” Vraagt hij in al zijn onschuld. Hij loopt door.

Een samlor wordt naast mijn Rolls geparkeerd. “Pppfffff Baht?” Ik lach zoals Thai lachen wanneer ik een bod doe op een ananas. Het werkt en hij sjokt weg.

We fietsen naar de luchthaven van Chiang Rai. Per dag vertrekken hier misschien zes vliegtuigen. Heerlijk rustig maken we de fietsen helemaal klaar en checken in. Het toestel is een kleine met vier straalmotoren. We stijgen op. Deel 1 van de vakantie zit erop maar er volgen nog vele delen! Ik had het echter niet willen missen.

Van de Thai als volk ben ik gaan houden. Het leven, de rust die ze uitstralen, hun trots. De natuur was best mooi met als hoogtepunt het gebied rond de Gouden Driehoek. Maar ook hier grijpt toerisme snel rond zich heen. Ach, ik ben er zelf ook één van.

Het zicht is redelijk. We lezen weer eens een krant. Maar al dat wereldnieuws interesseert me even niet. Thuis kan ik geen dag zonder.

De fietsjes, ditmaal zonder enige vorm van bescherming, komen er weer eens ongeschonden door. Toch iedere keer weer een geruststelling. We sluiten ze op in een bagagedepot met de meeste bagage. Ik sta met een rugzakje en een tas samen met Peter bij het busstation van Don Muang. Iedere bus rijdt naar het centrum. 59 rijdt uitpuilend van de mensen voor. We stappen in. Een lange trip begint.

Uit de plattegrond word ik weinig wijzer. Een goed Engels sprekende Thaise weet me het busnummer van de volgende te vertellen. De bus is echt een oud wrak. Alle ramen staan open voor de broodnodige frisse lucht. Het is warm buiten en benauwd binnen. Toch heeft het wat om Bangkok zo in te rijden. Bij “Northern Busterminal” stappen we over op 39. Voor heel even maar. 3 zal ons werkelijk naar het centrum brengen. Weer een andere Thaise wist me dat te vertellen.

Het verkeer zit pot en potdicht. Er is geen beweging in. Onze bus zit zoals alle andere propvol. Echt, er zou niemand meer bij kunnen. We staan inmiddels al meer dan een uur in de file. Tussen de andere stinkdieren in, voor ons bijna alleen maar rook van de slecht afgestelde motoren.

Iedere bus die we namen had een conducteur. Ook deze. Een meisje ontvangt een paar Baht en knipt de kaartjes met een rolvormig centenbakje. Het bakje klapt continu open en dicht. Kaartjes werden vier maal geknipt. Ze weet haar rol goed te hanteren.

De buitenwijken zijn echt pauper. Acht miljoen wonen hier bovenop elkaar gepakt. De woonomstandigheden zijn soms (of vaak!) erbarmelijk. Echt krottenwijken. Maar naar het centrum toe wordt het beter. Logisch ook, we komen dichter bij het economische kloppende hart van Bangkok.

Als enige farangs zitten we in de bus. Ik geniet, ondanks bijna vier uur achter elkaar staan. Dit is toch veel leuker dan 3 uur in een taxi zitten. Gewoon met de Thai mee, Bangkok leren kennen. Wel opletten voor de spulletjes natuurlijk!

Om zes uur ‘s avonds stappen we uit bij het Democracy Monument. Achthonderd kilometer reizen bleek vandaag sneller te gaan van 30 kilometer file rijden.

Het is enorm druk op straat. Het krioelt. Auto’s, tuk tuks, motorfietsen, bussen, vrachtwagens. Samlors wagen zich niet meer op de weg, zo gevaarlijk moet dat verkeer zijn.

Een tuk tuk brengt ons naar het Parliament Hotel, een adres van Tom (van werk). Het ligt goed centraal, in een rustige omgeving en is niet duur. Vanuit onze kamer hebben we mooi uitzicht op het centrum van Bangkok. Enkele paleizen en tempels kan ik in de massa ontwaren.

We drinken wat en gaan de stad in. We zitten meteen in de gezellige buurt vol stalletjes, eethuisjes en natuurlijk de nachtclubs. Het ademt een hele gezellige sfeer uit. We eten ergens wat en lopen kris kras door de straatjes naar het hotel. Toch vermoeid (de benen) duiken we onze fris gedekte bedden in. Een nieuwe fase in de vakantie is gestart!

Vrijdag 21 juni 1991: BANGKOK

We ontbijten in ons hotel en lopen vervolgens naar het TAT-office. Hier helpen ze ons aan folders over travelagencies en de telefoonnummers van alle aircompanies. We besluiten de grootste agenten op te bellen om een indicatie van prijzen te krijgen van het vliegen naar Medan en vanuit Jakarta terug naar Bangkok. Iedereen probeert ons een combinatieticket aan te smeren (Bangkok – Penang – Medan – Jakarta – Bangkok), dit geintje moet f 1150,-kosten. En dan moeten we ook nog Padang-Jakarta kopen. Bangkok staat toch bekend als een ticketparadijs? Het moet goedkoper kunnen.

Buiten loopt een zich aardig voordoende Thai met ons mee op. Hij praat voortdurend Engels. “Waar gaan jullie naar toe?” “Welk hotel…?” “Willen jullie meerijden?”. Voor dit soort figuren wordt gewaarschuwd. We houden de boot direct af.

Bij een travel-agent leggen we onze wensen voor. Hij kan ons een ticket Bangkok-Singapore leveren voor 3.300 Baht. “Daar moeten jullie maar weer verder zien. Het is het goedkoopst de ticket te kopen in het land waar vanuit je vliegt!” Het klinkt als muziek in m’n oren. Dagje Singapore meepikken en een hoop geld besparen.

Met de riviertaxi worden we vlakbij het Nationaal Museum overgezet naar de andere kant van de Chao Phraya River, de rivier die dwars door Bangkok heenloopt. Van daaruit nemen we de Express boot die met noodtreinvaart in zuidelijke richting vaart naar het nieuwe centrum.

Het systeem is erg eenvoudig. Poppetje achter het roer en een poppetje op het achterdek. Laatste zorgt met een fluitje voor communicatie met de roerganger. De boot kust alleen met het achterdek even tegen een steiger. Mensen hebben amper de tijd om in of uit te stappen. Het fluitje gaat, de boot spuit weg. Het houdt de snelheid erin. Iedereen weet het en handelt ernaar. Kortom: het werkt! Het is een veel beter en sneller alternatief voor de stinkende bussen die zich door het drukke verkeer heen moeten worstelen.

Vlakbij het Oriental Hotel stappen we uit. Bij een stalletje gebruiken we de lunch. In een wadjan worden rijst, ei, vlees, noodles en kruiden omgetoverd tot een zeer smakelijke maaltijd.

In het drukke winkelgedeelte van Bangkok vol zijdewinkels komen we langs een paar ticketsellers. De prijzen komen beduidend hoger uit dan de agent waar de vanochtend waren. Wat een paar uur geleden rond leek is voor ons nu nog niet zo zeker. Waarom verschillen die prijzen zo enorm? Valse tickets worden hier ook verkocht!

Vlakbij het Sheraton stappen we weer op de River Express en komen (hoe is het mogelijk!) Dan uit Chiang Rai tegen. Hij heeft net z’n ticket voor Japan (heeft geld nodig en probeert daar als leraar Engels werk te vinden) gekocht en stuitte op hetzelfde probleem. Door de bomen zie je het bos niet meer. Hij gaat met ons mee voor een bezoek aan Grand Palace. Noodweer barst los. We schuilen bij de Wat Po tussen schoolkinderen en monniken.

Het is inmiddels al laat in de middag. Te laat om nog iets te bezichtigen. Trouwens alles is al dicht. We nemen afscheid van Dan.

Na nog één laatste reisbureau geconsulteerd te hebben geloven we inderdaad dat de lage prijzen kloppen. Mooi. Het ticketverhaal is rond. Het heeft de nodige tijd gekost, maar we weten tenminste waar we aan toe zijn. Maandag kopen, dinsdag vliegen. Klaar!

In het hotel gaan we even horizontaal. Na zo’n dag slenteren heeft het lichaam daar behoefte aan. Om een uur of zeven lopen we weer door dezelfde straten als gisterenavond. We eten wat bij een stalletje. Het smaakt goed. Eenvoudig maar lekker. ‘s Nachts zijn de oevers van de Chao Phraya River sprookjesachtig verlicht. De enorme tempelcomplexen en paleizen toornen overal bovenuit en bepalen het beeld.

Een tuk brengt ons terug naar het hotel. Al met al een rommelige dag. We hebben alleen maar wat glimpen van Bangkok opgevangen. Morgen, dan gaan we Bangkok echt bezichtigen, te beginnen met het Nationaal Museum. Het ticketverhaal was gewoon corvee.

Zaterdag 22 juni 1991: BANGKOK

Een goed bestede dag breekt aan! Iets over negenen lopen we in het Nationale Museum van Thailand, een indrukwekkend complex. Vooral een gebouw met daarin de grote lijnen van de geschiedenis van Thailand geeft een goed beeld van wat zich voor ons (!) allemaal heeft afgespeeld. Twee zaken komen duidelijk naar voren: Thailand is nooit overheerst geweest door andere machten en de koning is bijna heilig. Met groot respect worden de daden van Bhumibol en zijn voorgangers beschreven. Niet uit persoonsverheerlijking denk ik.

We lopen van gebouw naar gebouw. Prehistorie, verschillende afbeeldingen van boeddha, opgravingen, daden van hare Majesteit, het komt allemaal aan bod. Als laatste lopen we de tempel in. M’n mond valt open. Wat schitterend! Op plafond en muren halfvergane fresco’s, een groot gouden Boeddhabeeld in het midden met talloze kleinere rondom haar heen. In de lucht hangt een zweem van wierook.

Op onze sokken zitten we, met de onderkant van de sokken van Boeddha af, in de kleermakershouding. Goh, dit is wel even wat anders dan Chiang Mai! Wat gaat hier een sfeer van uit.

Iedere fresco beeldt een verhaal over Boeddha uit. We lopen ze langs. Toevallig zie ik twee afbeeldingen over het leven van kroonprins Siddharta. In 1986 heb ik het boekje van Herman Hesse gelezen voor de Duitse boekenlijst. Toevallig heb ik het laatst gekocht omdat ik het verhaal zo leuk vind.

We lopen langs een rij eetstalletjes. De lunch smaakt uitstekend. In een wadjan worden taugé, garnalen, mie, wat groente en kruiden op hoog vuur goed doorbakken. Als laatste wordt er een ei bij gemikt. Zo ontstaat een soort omelet. Het smaakt perfect.

Granville Island in Vancouver was leuk maar dit primitieve gedoe in Bangkok heeft zeker ook haar charmes. Met een gevulde maag lopen we naar de Wat Pho, de grootste Wat die Bangkok rijk is.

Hoewel restauratiewerkzaamheden plaatsvinden is bezichtiging mogelijk. Via een zijdeur betreden we het enorme complex. De Reclining Boeddha, een liggend Boeddhabeeld van 46 meter bij 15 meter is volledig voorzien van bladgoud. We kunnen er alleen maar omheen wandelen. Een geluid van soort vallende druppels is waarneembaar. Wat blijkt: mensen kunnen een bak met muntjes kopen en deze één voor één in 283 metalen potten gooien. Het zorgt voor een aparte sfeer.

Een gammel pontje zet ons aan de andere kant van de Chao Phraya River. Met 72 steile traptreden beklimmen we de chedi van de ‘s avonds prachtig verlichte Wat Arun. Een flink aantal meters boven de grond hebben we een mooi uitzicht over Bangkok.

“Vervoer over water, de juiste weg” blijkt in Bangkok in ieder geval wel te gelden. In no time zijn we in het nieuwe centrum van de stad op zoek naar de Golden Boeddha, een klomp goud van 5,5 ton waaruit een prachtig gevormd massief Boeddhabeeld gegoten is. Zoveel goud heb ik nog nooit bij elkaar gezien!

Vandaag een nieuwe poging om het Oriental Hotel binnen te komen. Een in smetteloos wit pak gestoken ober duwt ons meteen luxe menukaarten onder onze snufferds met exorbitant hoge prijzen. We bestellen fris en ijs. Voor relatief weinig geld even het sfeertje proeven in het volgens insiders beste hotel ter wereld.

Als ik m’n mond afveeg aan een mooi lichtblauw servet trek ik meteen een zwarte streep. Men pai rai, moet ze maar weer gewassen worden! In het werkelijke oude hotel drinken we nog een jus. We voelen ons wel een beetje vreemd tussen al die goodlooking people in deze glimlach-wereld.

Buiten in het “smerige” Bangkok pakken we de eerste de beste bus. Goed gegokt. Hij brengt ons naar het Democracy Monument. Bij zo’n straattentje eten we nog wat met onze zoveelste fles water van vandaag. Eten met stokjes is nog moeilijk voor mij. Het is een waar slagveld rondom mijn bord. De Thai lachen. Een ijsje verorberen we onder het Democracy Monument.

Om half negen zijn we terug op de hotelkamer. Bekaf van 12 uur sjouwen. Voldaan val ik in slaap.

Zondag 23 juni 1991: BANGKOK

Pas om half zes staan we op. Het hotel is vergeten een wake-up-call te plegen. Sufferds! Zo snel als mogelijk zitten we in een gammele bus richting de floating market. Er moeten er twee zijn. De Thai kennen er maar één, althans ze kunnen ons er maar één aanwijzen.

Na twee maal overstappen zitten we in bus 43. Op zich is het wel leuk om weer eens in een Thaise bus te zitten. Alles rammelt, ramen staan open, het bonkt, het ronkt en is vaak afgeladen vol met Thai! Een discomuziekje moet de mensen rustig houden. Met gebarentaal weten we waar we moeten uitstappen.

Deze floating market valt vies tegen. Boten vol toeristen persen zich een weg door het gekrioel. Van bootjes met koopwaar is maar weinig te zien. Ergens ook wel logisch. Toeristen vervoeren levert zeker meer op dan geschilde stukjes ananas verkopen.

Langs het water liggen op steigers stalletjes. Hoewel we er vroeg zijn ziet het al zwart van de mensen. We nemen een massabad maar na 20 meter ben ik het al zat. Hier heb ik geen zin in. Peter denkt er net zo over. Wegwezen! Om twaalf uur zijn we na 4 uur “bussen” terug op de hotelkamer en maken plannen voor de rest van de dag.

We beklimmen de Gouden Berg. Het geeft een mooi uitzicht over de stad. Maar omdat we dat gisteren vanaf de Wat Arun ook al hadden dalen we snel af.

De Thai moeten wel lachen om ons. Een trede kunnen zij amper behappen met hun kleine beentjes. Wij denderen naar beneden met twee treden tegelijk! Trouwens we voelen ons soms net twee reuzen. Overal waar we komen, we steken er met kop en schouders bovenuit. Wel makkelijk overigens. We hebben altijd overzicht en ik denk dat het minder problemen geeft met straatratjes.

We lopen naar Grand Palace en de Wat Phra Keo. De laatste slaat bij mij alles wat we tot nu toe van Thailand gezien hebben. Binnen in deze immense tempel staat hoog bovenop een gouden altaar “Emerald Buddha”. Het is schitterend binnen. Ik neem de tijd om alles rustig op me in te laten werken.

In kleermakerszit, zonder dat m’n voeten maar een moment naar boeddha wijzen, geniet ik. Het prachtige gouden altaar, de kleine groene Boeddha, het bewerkte plafond, de fresco’s op de muren. Ik moet denken aan de Haya Sofia in Istanbul. Ook dat vond ik imponerend om te zien hoe een aantal godsdiensten in een gebouw bij elkaar komen en hun invloeden zichtbaar achterlaten. De Wat Phra Keo is puur Boeddhistisch maar blinkt uit in schoonheid.

Trouwens, het hele tempelcomplex is schitterend. Alles, hoewel eeuwenoud, in perfecte staat. Wat een rijkdom herbergt Bangkok!

Het koninklijk paleis ligt direct naast de Wat Phra Keo. Het gebouw vertoont invloeden uit de Thaise, Franse en Britse architectuur. Mooi en wederom in perfecte staat maar geen vergelijk met de Wat Phra Keo. Overal waar we lopen is bewaking. Zwaarbewapende militairen houden alles goed in de gaten.

We zijn allebei behoorlijk moe geworden van het geslenter en de vroege start van de dag. We willen dan ook maar één ding en dat is met de beentjes gestrekt op de bedden. Zo gezegd, zo gedaan.

Twee uur later lopen we nog even de stad in om de maagjes bij een stalletje te vullen en neuzen nog wat rond bij een westers aandoend Thais warenhuis New World.

Terug op de hotelkamer vallen we als een blok in slaap. Omdat de airco continu zeer koude lucht de kamer in blaast slapen we heerlijk warm onder de dekens. Ach, weer eens wat anders dan zweterig in een lakenzak liggen met een loeiende fan boven het hoofd.

Maandag 24 juni 1991: BANGKOK

Vanavond willen we naar Singapore vliegen. Met de River boat varen we in hoog tempo naar het nieuwere Bangkok om geld op te nemen bij het postkantoor. Vlakbij het Democracy Monument willen wij onze tickets kopen. Jammer genoeg is het vliegtuig van China Airlines al volgeboekt. Bij Four Travel Agency doen ze alle moeite voor ons maar het is niet meer mogelijk.

De keus valt op SAS. Iets duurder, dat wel, maar ze vliegen morgenmiddag om vier uur en hebben nog plaatsen. Omdat we nu een avond over hebben besluiten we naar Thai Boxing te gaan.

Wat stierenvechten voor de Spanjaarden is, is Thai Boxing voor de Thai! Een wekelijks gebeuren, een uitlaatklep voor het volk. Een verklaring waarom de Thai door de week heen zo rustig en beheerst zijn is hiermee volgens sommigen gegeven.

Vooraf eten we met de Thai mee: geroosterde kip, kleefrijst en chilisaus nabij het stadion. Langzaamaan druppelt het stadion vol. De Thai weten ons geleidelijk aan naar de lege hoek te verdringen. Later zien we waarom. Het boksen begint. Naarmate de ronden vorderen reageert het publiek steeds heviger op de voltreffers. Het is een kabaal van jewelste.

Het is leuk om hier als “farang” tussen te zitten. Twee boksers proberen elkaar met handen en voeten murw te slaan. Het publiek zit eromheen en moedigt de strijdenden aan nog harder te meppen. Hoe heviger het gevecht, hoe raker de klappen des te harder schreeuwen de Thai. Ze gaan er helemaal in op. Sommigen boksen droog mee.

Tussen de ronden door wanneer de boksers afgekoeld en opgelapt worden richten de mensen zich tot elkaar. Met de handen omhoog schreeuwen ze naar elkaar om het hardst. Tja, dat dit een uitlaatklep voor het volk is geloof ik wel Je kan daar beter niet tussen zitten.

Na twee en een half uur naar meppende mensen en een krioelende massa gekeken te hebben lopen we via de catacomben naar buiten. Ook hier is het een drukte van belang. Een veld vol motorfietsen met kakelende Thai. Thai Boxing leeft, dat is duidelijk. We drinken nog wat op de kamer en gaan slapen.

 

Dinsdag 25 juni 1991: BANGKOK – SINGAPORE

Een dag in het teken van het vliegen. We slapen iets langer uit en halen snel de tickets op bij Four Travel Agent. Mevrouw Rachini heeft veel moeite voor ons gedaan en waarschuwt ons voor Jakarta. Het moet daar gevaarlijker zijn dan Bangkok.

We gaan op zoek naar de juiste bus. Bij de Thai gaan de meeste stemmen op voor 59. Bus na bus passeert, behalve 59. We worden wat ongeduldig en lopen een andere straat in. Net op dat moment komt 59 eraan! Rennen en terwijl de bus alweer rijdt inspringen. We passen er zoals gewoonlijk maar net bij. Binnen is het benauwend warm tussen al die mensen vooral als de bus in de file staat (=continu). Er waait dan geen verfrissende wind door de open ramen.

Vandaag zit ik niet lekker in m’n vel. Een beetje hoofdpijn, rillerig en zwetend in airco-ruimten. Trouwens, ik mag niet klagen. Twee weken tropen met onhygiënischer voedsel en leefomstandigheden. De darmen en maag hebben nog geen kik gegeven. Alles functioneert optimaal.

Ik denk dat de oorzaak in het airco-hotel ligt. Het was koud ‘s nachts met een continue koude lucht. Goed. Na dik twee uur door arme buitenwijken gereden te hebben komen we aan bij Don Muang. De fietsen en bagage vissen we compleet uit het depot en checken de boel vervolgens in. Fietsen inpakken doen we al niet meer.

SAS uit Scandinavië is een prima club. Zittend in comfortabele stoelen met een overvloed aan beenruimte verlaten we Bangkok. Hoog vliegend boven de stad zien we duidelijk hoe Bangkok rond de Chao Phraya River heen gebouwd is.

We hebben een leuke tijd in Bangkok gehad. Het Nationale Museum, de talrijke tempels. Alles heeft me verbaasd door schoonheid, rijkdom en de mysterie die rond Boeddha heen hangt. Het straatleven met die heerlijke eetstalletjes maakten Bangkok tot een hele gezellige en levende stad.

We volgen de kust van Oost-Maleisië. Binnen krap 2 uur landen we in Singapore. Singapore is perfect. Ze streven de welvaart van Zwitserland na. Op de luchthaven begint het al. Bloemen, fonteinen, marmer, overzichtelijk en schoon.

De fietsjes worden weer eens ongeschonden binnengereden. We stoppen ze in een depot en eten noodgedwongen in McDonalds. Nou ja, het smaakt best lekker na twee weken!

Buiten is het al donker. De bus brengt ons naar het centrum. Alles doet me aan Canada denken. Het is schoon, goed geordend en georganiseerd. Coins voor de bus. Ja, het is net of we in Vancouver zijn.

Aan de Bengolenstreet vinden we een relatief goedkoop Guesthouse (35 S$). Singapore wacht op ons!

We lopen de Orchard Road op. Het moet gezegd worden: Alles is piekfijn schoon, geen straatvuil, geen graffiti, veel pedistrians, rustig verkeer, mooie lichtreclames, hoge hotels en vele marmeren shopping malls.

Wat deze zaken betreft is dit een walhalla om door heen te lopen na het drukke chaotische stinkende onrustige Bangkok. Maar toch, Bangkok heeft mijn hart gestolen. Singapore is gewoon het westen.

Steenrijk van de handel en distributie. Het is wel even leuk om weer eens wat melk en yoghurt te drinken en op een terrasje plaats te nemen. Goh, wat een vakantie!

Terug op de hotelkamer valt Peter als een blok in slaap. Ik volg even later na nog wat met knipperende ogen geschreven te hebben. Het is zweterig warm binnen. De fan verkoelt mijn klamme lijf niet werkelijk.

Woensdag 26 juni 1991: SINGAPORE

Al om acht uur lopen we door de straten van Singapore. Wat ons gisteren opgevallen was wordt vandaag alleen maar bevestigd. Schijnbaar blijken hoge straffen toch te helpen om een stad vrij van vuil, drugs en andere typische westerse randverschijnselen te houden. Doodstraf op bezit van of handel in drugs, S$ 500 boete voor bevuilen van straat of sigaretten roken in ruimten waar dit niet mag, S$ 500 voor het niet binnen 50 meter gebruik maken van een zebra.

Ook wij nemen de gedragsregels direct over. Je haalt het hier niet in je hoofd hier wetten te overtreden. Je loopt een reële kans op een boete en anders kijken de Singaporianen je er zelf wel op aan!

We lopen een van de vele Shopping Malls in om ons te laten informeren over goedkope tickets naar Indonesië. Na enige zaken gehad te hebben komen we terecht bij Ramesh Travel. Ze hebben een totale aanbieding voor ons: Singapore – Jakarta, Jakarta – Medan, …fietsen…, Padang – Jakarta en Jakarta – Singapore met Sempati, een dochter van Garuda die met nieuwe Fokker vliegtuigen vliegt. De binnenlandse vluchten krijgen we voor de helft van de prijs. Singapore – Jakarta vliegen we met Cathay Pacific uit Hong Kong, een pure A-maatschappij. Toch zijn we hier een hele dag mee bezig. Wachten, telefoneren, de stad in, wachten, telefoneren.

Maar goed, alles is geregeld, de seats zijn wonderwel geboekt. Morgen vertrekken we!

Tussen alles door hebben we wel een goede indruk opgedaan van wat Singapore aan winkelgenot te bieden heeft. Alle Shopping Malls zien er mooi uit. Fonteinen, marmer. Nog zo’n typisch Westers verschijnsel. Om de vijftien meter een fast food center.

Nadat de tickets klaar en betaald zijn en alles definitief geregeld is willen we om 18.00 uur starten met een sight seeing van Singapore. We nemen een dubbeldekker en laten ons maar wat rondrijden. Het schiereiland is klein en volgebouwd.

De SMRP is ook weer typisch Singapore. Een hypermoderne ondergrondse voor snel en efficiënt vervoer door de republiek. Een behulpzame Singaporian wijst ons de weg. Op een duidelijke kaart aflezen hoeveel betaald moet worden. Gepast geld in de automaat, een geplastificeerde ticket rolt eruit. Ticket gebruiken om metrotunnel in te komen. Metro komt aanrijden, deuren sissen open, de glaswand die het perron van de rails scheidt ook.

De metro is een toonbeeld voor hoe openbaar vervoer kan zijn. De metro is oneindig lang, breed met voldoende zitplaatsen en schoon, smetteloos schoon. Overstappen gaat even gemakkelijk. De ticket verdwijnt in het apparaat, het hek opent zich, ik sta weer buiten.

Snel, efficiënt, comfortabel en niet voor fraude gevoelig. Iedereen betaalt, houdt zich aan de regels en houdt de boel schoon. Nederland moet maar eens een kijkje komen nemen.

Vanavond gaan we chique doen! Het “leuke dingen”-fonds van Biesaart, Vermij en Ramselaar gaat in een keer op aan ……… Eten!

We gaan eten in het hoogste hotel ter wereld, het Westin Stanford. Boven op 226 meter ligt een van de hoogste restaurants ter wereld, the Compass Rose. Het biedt een schitterend uitzicht op Singapore by night. Op ons netst gekleed (schone bloes, stinkende lange broek en gympies met zweetvoeten) moeten we even opletten of we wel het juiste gebouw betreden.

Ja! Het klopt allemaal en in afwachting van een tafel aan het raam drinken we in de lounge een biertje. Ook hier is het uitzicht al zo mooi. Het diner is voortreffelijk: Season Salad vooraf (nu eens wat frisse vitamientjes zonder gevaar voor maag en darmen), een heerlijke zalm gevolgd door een dessert. Een kop koffie rondt het geheel af.

Ik weet het, voor twee van die jochies zo duur doen! Maar deze maaltijd met dit prachtige uitzicht zal ik m’n leven lang niet vergeten. Morgen in Indonesië zal het weer allemaal anders zijn.

Ook de w.c. is een waar paradijs. Schoon, schoon en nog eens schoon! Een heerlijk gevoel om daar weer eens gebruik van te maken.

Na het eten schrijven we nog wat in de dagboeken. Een perfecte avond: Met dank aan de “sponsors”! We liggen pas om 1.00 uur in bed. Om 7.25 uur gaat het vliegtuig naar Jakarta. Wat een vakantie!!